Een heel sympathieke bijdrage in het paviljoen van Japan door Yuko Mohri; eentje die nauwelijks een impact heeft op het klimaat: ze gebruikt allemaal spullen uit winkeltjes uit Venetië zelf. Met eenvoudige middelen weet ze water op te vangen en rond te leiden, zodat er dingen gaan bewegen. En ze stopt elektroden in rottend fruit: het vocht ervan geeft energie waardoor de lampjes onder de tafels gaan branden.
Ook Korea houdt het relatief simpel: in een zijzaaltje staat één beeld en uit de neusvleugels komt er regelmatig een damp van geur. Geuren uit Korea die herinneringen oproepen en geuren kennen geen grenzen. Verder is het paviljoen leeg met een mooie bewerkte vloer en enige ronde houten cirkels die iets van een associatie van oneindigheid en continuïteit oproepen. Regelmatig wordt er geveegd: ik denk om die geuren zo schoon mogelijk de ruimte te laten vullen.
In het paviljoen van Frankrijk wordt je door muziek, geluiden, vissersnet-touw-slierten, schelp en koraalachtige objecten en kleurige video’s ondergedompeld in een wereld die zich onder water afspeelt, met ‘waterwezens’, maar die niet onschuldig is. Er zwerven ook mobieltjes rond, plastic flessen, een schildpad gestikt in een vissernet.
Voor het eerst is de kunstenaar van Caribische oorsprong met een afkomst uit één van de oude koloniën; Julien Creuzet.
Het is wel grappig om te zien hoe die ooit koloniale mogendheden en het daarmee gepaard gaande westerse imperialisme nu omgaan met de protserigheid van hun paviljoens. Duitsland, met ook nog een gebouw met fascistisch esthetiek, heeft de ingang nu vol aarde gestord, Groot-Brittannië laat je via de achterkant binnenkomen en maakt van de ingang een groot filmscherm, evenals Frankrijk. Amerika heeft zich in kleur gehuld. Twee jaar geleden, maakte Simone Leigh, de eerste zwarte vrouw die er exposeerde, van het paviljoen een soort rieten hut.
Nu in de echte wereld nog: Een doorbraak naar…?…