Fijn weer, het vertrouwde uitzicht op De Boerderie. Ook hier madeliefjes in het gras, zoals in Venetië, boterbloemen in een achterwei, zoals in Zuid-Limburg.
Het is bewolkt en regenachtig weer; te koud om buiten te zitten. Ik zoek een boek in de boekenkast om tot mij te nemen en vind deze: die stond al lang op mijn verlanglijstje. Het eerste boek dat ik deze maand lees; te ‘druk’ met andere dingen. Heel passend, het bestaat uit korte fragmenten en mijmeringen, niet eens chronologisch opgesteld, tijden verspringen.
Heel grappig om te ontdekken; zijn waarnemingen komen mij érg bekend voor, ze bevolken ook vaak mijn gevoelens en gedachten. Maar ik zit aan de andere zijde van de medaille. Uiteindelijk ervaar ik het leven als vol zin en vol vreugde, terwijl het alter-ego van Pessoa het leven deprimerend vindt, volkomen kaal, zonder betekenis. Alle woorden die hij eraan besteedt zijn voor mij een (Gods)bewijs van het tegendeel, zou ik zeggen.
De bloeiwijze van de peulen vindt ik zo mooi; het is verwant aan de lathyrus, die aan de rand van de zandbak groeide waar ik, toen ik een kind was, bij wegdroomde, ondertussen zandtaartjes makend en zand scheppend.
Er is zachte mesclunsla buiten in bakken, je moet ervan blijven eten en ze als ze tien centimeter hoog zijn wegknippen, dan geven ze daarna nog een tweede ronde blad. Het smaakt zacht en mals.
Alle plantjes in de hal die nu met kleine gietertjes water krijgen, of met de plantenspuit, worden straks grote struiken waar rode paprika’s aan zullen hangen, pompoenen, enzovoort. Alles uit zaad opgekweekt; elk jaar dat wonder meemaken van groei.