Gisteren was ik op de tentoonstelling van de schilder J.W. Waterhouse (1849-1917) in het Gronings Museum. 'Betoverd door vrouwen', heette die: vandaag is het de laatste dag, dus we kunnen bijna in de verleden tijd spreken. Ik vind het een slechte titel en vriend E. met wie ik was, vroeg waarom. Hoe zou jij het dan noemen? Tja, daar vraag je me wat...
Eerst maar eens waarom het me niet bevalt: de titel doet suggereren dat Waterhouse willoos het lijdend voorwerp was van vrouwen die hem betoverden. Sommige mannen voelen dat zo. Getuige zo'n term als de Femme Fatale, en zo heette ook een eerdere tentoonstelling in hetzelfde museum. Ook de vrouw die gekozen is voor op de affiches, lijkt een vaas rozen aan te bieden in een aantrekkelijke pose, maar heeft tegelijkertijd iets ontwijkends en roept dus onveiligheid op.
De vrouwen die Waterhouse schilderde waren krachtige vrouwen, die op een spilmoment, een beslissend moment zijn vastgelegd. Zij bevinden zich tussen twee werelden in: Een priesteres die een magische cirkel op de grond tekent in een gelijknamig schikderij van 1888, een sikkel in de hand waarmee zij geneeskrachtige kruiden kan afsnijden, bij een vuurpot waar rook als vrijgekomen geesten uit weg kringelt. Penelope, de vrouw van Odysseus, die een wandkleed weeft en het 's nachts weer uitrafelt en zo de vrijers die naar haar hand dingen op een afstand houdt. De nimf Psyche (de Ziel) die een deur opent naar de tuin van haar geliefde Cupido (de Liefde). De tovenares Circe die Odysseus bij zich tracht te houden.
Cleopatra, icoon van een machtige, slimme heerzuchtige vrouw, Miranda die over de zeeën uitkijkt, de Lady van Schallot geliefde van de ridder Lancelot, Medea uit de Griekse tragedie, Cecilia, de godin van de muziek, de heilige Eulalia die halfnaakt op de besneeuwde stenen voor dood ligt... deze vrouwen zijn geen doetjes. De gang over de tentoonstelling bereikte bij mij halverwege al een verzadigingspunt omdat elke vrouw zo'n wereld van mythologie, poëzie en drama bij zich draagt.
Waterhouse blijkt nog steeds niet te horen bij het vanzelfsprekend kunstenaarsestablishment. Raakt hij in de vergetelheid, als zijnde derderangs? Hoe komt dat? Misschien omdat zijn schilderijen zo dicht tegen het illustratieve aanschurken. Hij vertelt verhalen. Het zouden romantische filmbeelden kunnen zijn, een wereld waarin je wel kunt dwalen, maar daarmee geen Kunst is. In Engeland behoren zijn afbeeldingen tot de beste verkochte in de musea.
Ik zelf vind Waterhouse wel uniek. De lichaamshoudingen, zoals hij ze afbeeldt getuigen van een grote psychologische kennis. Het vraagt wel dat je langer kijkt dan alleen maar naar het aantrekkelijke, intrigerende plaatje dat hij allereerst voorschotelt. Ik werd in alle kleuren en bloemige, romantische dramatiek het meest geraakt door zijn zeemeermin.
Daar zit ze op een rots in blauwe en grijze tinten. Ze kamt haar heel, heel lange haar op een rots. Zilverachtige schubben lopen langzaam over in zachte vrouwenhuid. Van onder een vette, glibberige vis, van boven een vrouw die rustig de tijd neemt en geduldig de kam door haar lange, lange haar laat gaan. Ze is waarlijk een tussenwezen. Ze doet zoiets onzinnigs, eigenlijk. Als ze zometeen klaar is, dan staat haar niets anders te doen, dan weer in zee te duiken, haar weelderige haar wordt natte strengen: voor niks toilet gemaakt.
Misschien is een naam voor deze tentoonstelling, die me wél had bevallen iets van: Waterhouse: De vrouw als tussenwezen. Dat suggereert betovering en iets van een geheim. Het stelt eventueel een vraag: tussenwezens, wat zijn dat?
Welnu, we zijn dat allemaal, lichaam en geest tegelijkertijd, met goede en kwade elementen, altijd in proces, onze hersens veranderen voortdurend, cellen ontstaan en sterven af. En de schilderijen van Waterhouse doen daarover verslag. En waarom zoveel vrouwen? ... Misschien is in hen dit wel meer zichtbaar, dan in mannen. Soms letterlijk. Zij zijn het immers in wie nieuw leven groeit en zij brengen het voort.