Vanochtend hield ik me bezig met een ongebruikelijk karweitje: ik knipte mijn gazonnetje met een heggeschaar: knip-knip. Ik had gras gezaaid en kon het groen wel de grond uit kijken. Dat gebeurde de eerste weken niet en ik dacht al dat het mislukt was. 'Nee, suffie', zei B. tegen me: 'dat duurt wel zes weken, eer het gras een beetje gewordteld is! '
Ze had gelijk: na ongeveer zes weken kwamen de eerste dunne sprietjes de grond uit, een waas van groen, zo lief, zoals het eerste donshaar van een jongeling op zijn wangen en kin. Het werd langer en een grasmaaimachine zou werkelijk te grof zijn, dan zou ik die eerste moedige groeipogingen van het gras, er met wortel en al uittrekken. Dus werd het een schaar: knip-knip.
Het geluid is net zoals het geluid van een ouderwetse tikmachine: je hoort het nooit meer. Ik dacht aan de kapper uit mijn jeugd, die Goedvriend heette, zo'n naam vergeet je niet en die eigenlijk een jongens en herenkapper was. De scheiding der sexen was toen nog evident. Goedvriend knipte mijn broertjes, en vooruit mij er ook dan bij: twee vliegen in één klap, van meerdere kanten.
Want Moeders liet mij de Broertjes brengen naar Goedvriend, dan had zij weer even de handen vrij en de kapper knipte er dan drie voor de prijs van twee. Resultaat was, dat ik tot mijn achtste ofzo als een jongetje geknipt was: kort met bakkebaardjes rondom de oren. Daarna wilde ik staartjes met elastiek en van die gekleurde balletjes en toen was het voorbij. Knip-knip...
Dat geluid: ik zie de ouderwetse kapperszaak weer voor me met van die hoge stoelen en een groot wit laken dat je voorkreeg. Kapper Goedvriend praatte goedmoedig met zijn assistent, die de haren bij elkaar veegde of schuim mocht aan brengen bij iemand die geschoren moest worden. En verder hoorde je alleen maar de schaar: knip-knip...
Het komt me voor dat we toen in stillere tijden leefden. Er stond geen radio of muziek op, het was er niet hel en schel. Gewoon de rust van wat stemmen, het geluid van mensen en dat gladde, heldere geluid van die ene schaar: het geluid van de bijna-stilte.
Ze had gelijk: na ongeveer zes weken kwamen de eerste dunne sprietjes de grond uit, een waas van groen, zo lief, zoals het eerste donshaar van een jongeling op zijn wangen en kin. Het werd langer en een grasmaaimachine zou werkelijk te grof zijn, dan zou ik die eerste moedige groeipogingen van het gras, er met wortel en al uittrekken. Dus werd het een schaar: knip-knip.
Het geluid is net zoals het geluid van een ouderwetse tikmachine: je hoort het nooit meer. Ik dacht aan de kapper uit mijn jeugd, die Goedvriend heette, zo'n naam vergeet je niet en die eigenlijk een jongens en herenkapper was. De scheiding der sexen was toen nog evident. Goedvriend knipte mijn broertjes, en vooruit mij er ook dan bij: twee vliegen in één klap, van meerdere kanten.
Want Moeders liet mij de Broertjes brengen naar Goedvriend, dan had zij weer even de handen vrij en de kapper knipte er dan drie voor de prijs van twee. Resultaat was, dat ik tot mijn achtste ofzo als een jongetje geknipt was: kort met bakkebaardjes rondom de oren. Daarna wilde ik staartjes met elastiek en van die gekleurde balletjes en toen was het voorbij. Knip-knip...
Dat geluid: ik zie de ouderwetse kapperszaak weer voor me met van die hoge stoelen en een groot wit laken dat je voorkreeg. Kapper Goedvriend praatte goedmoedig met zijn assistent, die de haren bij elkaar veegde of schuim mocht aan brengen bij iemand die geschoren moest worden. En verder hoorde je alleen maar de schaar: knip-knip...
Het komt me voor dat we toen in stillere tijden leefden. Er stond geen radio of muziek op, het was er niet hel en schel. Gewoon de rust van wat stemmen, het geluid van mensen en dat gladde, heldere geluid van die ene schaar: het geluid van de bijna-stilte.