dinsdag 11 augustus 2009

Assisi

Wat een rare dag, vandaag. Vanochtend liep ik in het dal van Assisi, de stad tegen de bergwand aan in regenwolken gewikkeld en stralen zon schenen daar dwars door heen. Het had wat magisch, Assisi als een wit zwevend licht schip tegen de bergwand geklemd. Er zwermden een vlucht duiven over het stille land, ruizend klapwiekten ze en scheerden ze over de pasgemaaide gele velden, op zoek naar wat achterbleven graan: arenlezers.

Tussen alle grijze doffers vlogen een paar witte duiven rond, de vredesduif: Assisi stad van de vrede. Ik kan er niet onderuit, dacht ik, ik heb wat met deze plek. Toevallig arriveerde ik binnen de stadsmuren meteen in het heel kleine kapelletje, waar ik jaren geleden ook zomaar neerstreek. Indertijd werd ik daar overweldigd door een gevoel van vernieuwing en levenskracht. Pas buiten kwam ik er toen achter dat het de geboorteplek van Franciscus was en daar inderdaad, de nieuwe geboorte gevierd wordt. Dit soort wonderlijke ervaringen in Assisi heb ik van meer mensen gehoord.

Het is de feestdag van Clara van Assisi, dus ik besloot naar haar kerk te gaan en ging naar het oorspronkelijk icoon van het kruis van San Damiano. Ik werd opnieuw geraakt door de heldere kleuren, het kruis begon te leven en te vibreren en deze keer sprak het als volgt: kijk eens naar mijn geopende armen en handen, laat het leven maar gaan... Ik was geraakt. Er begon een dienst en wel twintig mannen, twee met mijters schreden de kerk in en ik vluchtte weg. Het is potverdikkie een feest van Clara, waarom maken mannen hier de dienst?

Ik besloot af te dalen buiten de stadsmuren naar het kleine kloostertje van San Damiano, waar Clara in hoogtijdagen met wel veertig zusters geleefd heeft. Lang zat ik in het raam van haar slaapzaal en dacht: tegen deze bergwand heeft Clara ook aangekeken, want bergen kun je niet verzetten. Ik begreep mijn eigen kloosterliefde weer en voelde me verbonden met de Clarissen in Nederland. De rust achter alle verschijningvormen, daar gaat het me uiteindelijk om.

Weer boven in de basiliek van Francesco keken, door mijn verrekijker, de ogen van het oudste en meest authentieke portret van Francicus van Cimbaue, me teder doch doordringend aan. Opnieuw werd ik geraakt en maakte mijn hart een sprongetje. De rest van de basiliek, die me vroeger tot tranens toe beroerd heeft, alle wanden van zowel de beneden al bovenbasiliek zijn kleurrijk gefrescood met scenes uit het leven van Jezus en Franciscus, deed me nu niet veel. Een beetje a sentminental journey, maar verleden tijd. Hoe anders je kunt voelen bij precies hetzelfde.

Tot slot daalde ik af naar Santa Maria del Angeli, Los Angelos is ook naar deze plek genoemd, zoals San Francisco naar Franciscus. Het was het geliefd stukje aarde van F. waarop hij naakt wilde sterven. Twee keer eerder ben ik er geweest en toen was er niks aan de hand. Maar nu huiver en horror: F. had zich duizend maal in zijn graf omgewenteld, als hij gezien had dat hij begraven en verstikt is in een immens marmeren basiliek.

Wat had men hem meer recht gedaan als men een stuk bos hieromheen bewaard en desnoods gecultiveerd had. Die vreselijke kerk die letterlijk en figuurlijk alles inkapselt! In mineurstemming stapte ik de trein in. Zoveel wisselende stemmingen gehad deze dag. Assisi voelt aan als een oude geliefde: het blijft heel vertrouwd, maar tegelijk ben je er eigenlijk al van vervreemd.