donderdag 6 augustus 2009

Witte jongeling

Ongeveer anderhalf jaar geleden viel hij me voor het eerst op: In het evangelie van Marcus, hoofdstuk 14, vers 51 en 52. Jezus is in het hof van Gethsemane. Zijn vrienden zijn allemaal in slaap gevallen, terwijl hij nota bene vroeg of ze met hem wilden blijven waken. De knechten van de hogepriesters komen de tuin binnen om hem gevangen te nemen. En dan staat er: een jongeling rent naakt weg, met achterlating van zijn witte linnen doek.

Wie is die jongen, vroeg ik me toen af. Waar komt hij ineens vandaan en waar gaat hij naartoe? Twee hoofdstukken later in Marcus, hoofdstuk 16 , vers 5 en 6, dan is hij er ineens weer. Het is paaszondag en hij staat bij het graf van Jezus en hij bericht dat Jezus is opgestaan. Dat hij niet meer in zijn graf ligt, dat het leeg is.

Hier in Ravenna is er ineens een antwoord, wie deze jongeling is. Dat antwoord is te vinden op de mozaïeken van de San Appollinare Nuovo. Daar worden op de noordzijde, als een soort stripverhaal, scenes uit het actieve leven van Jezus verbeeldt. En verhip, steeds staat er naast hem een jongeling in een witte doek! Hij staat zij aan zij met Jezus, de ene keer zijn hand naar hem toegericht en dan weer van het beeld af.

De theorie is, en ik sta daar helemaal achter, dat het hier om een imaginair figuur gaat. Hij is de verbeelding van wie wij allen kunnen zijn. Symbool voor levenskracht en energie, voor genezing en verzoening en helen wat gebroken is. Zo zijn we, als we de demonen in onszelf verslaan. Levensvreugde, alert en waakzaam zijn: ondertussen bijna onvermoede krachten in onszelf, die in het latere christendom geheel naar de achtergrond zijn geraakt. Zie, deze jongeling is de gelijke van Jezus en innig met hem verbonden.

Wat een verschil met het latere christendom, die alleen maar donkere tijden en het zwarte zelf is gaan verkondigen. De katholieken, die met hun aflatenpraktijk zichzelf verrijkten door het onzinverhaal te verkopen dat we ons van zonden zouden kunnen bevrijden, als we geld zouden dokken. En daarna de protestanten, die wel weer een rechtsreeks verband legden tusssen God en de mens, maar om de grootheid van God te bewaren de theorie verzonnen dat God alleen beslist of je naar de hel of naar de hemel gaat.

Zo niet hier, in Ravenna. Hier op de stralende kleurrijke mozaïeken, is geen plaats voor het kwaad en voor zonde of schuldbesef. Er wordt alleen maar verteld over de mogelijkheid in jezelf, om je met het goddelijke te verbinden. Of niet. Jezus is hier degene die dat wel deed. Hij was een gewoon mens die uitzonderlijk gevoelig was voor het licht en de liefde die elk mens doorstraalt. Op de noordzijde van de kerk wordt verteld over de mensen die daar ook gevoelig voor waren. Genezingen van lammen, blinden, doven, de Samaritaanse vrouw bij de bron.

De zuidzijde vertelt over al die momenten waar mensen zich afsluiten voor deze zegenrijke krachten: de leerlingen die slapen, Pilatus die zijn handen wast in onschuld, Judas die spijt krijgt, Petrus die Jezus verloochent. Geen kruisweg, geen spijkers en bloed; dat gedeelte wordt overgeslagen. Het verhaal wordt pas hernomen bij het graf dat leeg blijkt. Het moment dat in het evangelie van Marcus het dezelfde jongeling is, die weer verschijnt en daarover bericht: je kunt weer opstaan uit de dood.

Dit is allemaal zo mooi en brengt het christendom terug tot die vier boeken, zoals je op het plaatje kan zien bij het blogje Ravenna: vier heel verschillende boeken in een gezellig, kneuterig kastje, met ook toen al vier eigen interpretaties, die verhalen over datzelfde wonderlijke leven van die ene mens die zovelen op zoveel verschillende wijzen geinspireerd heeft en de essentie van het leven terug heeft gegeven. Kijk maar hoe dat vroeger al was: de lamme en de dove en de blinde... Die persoon heet toevallig Jezus en de naam van de jongeling naast hem, dat zijn wij zelve: Ikke, Mirjam en jij en jij en jij...