Ik lag in het bos, tussen twee diensten door, te genieten van de zon en de stilte. Dacht ik. Want in mijn hoofd was het wat rumoerig; 'dit bos is oud,' konstateerde ik, 'het zomerdek al stoffig, het blad belegen groen, klaar om te vallen, het ruikt vaag naar hondenpoep, dit bos krijgt zin in verandering.' Daarbovenop hoorde ik in het kreupelhout steeds maar geloop, gekraak van takjes, kris-kras.
Het was geen hert, wist ik al, want die hoor je pas als je er ongeveer oog in oog mee staat. Dan zetten ze het op een rennen en hoor je het galop. Tevoren weten ze zich geruisloos tussen de bomen door te bewegen. Het bleken twee mannen te zijn, in legerkleding, met een ronde schijf aan een steel, een metaaldetector in de hand. 'Lekker aan het zonnen?' vroeg de een. 'Ja ,en wat doen jullie?'
Ze zochten spullen uit de tweede wereldoorlog. De ene begon met een schop te graven bij een boomstam 10 meter van me af en vond onderwijl een oude tentharing. 'Vinden jullie dan wel, wat?' Ja, hoor, zonet nog een veldoventje. Toen ik terugliep naar het bospad, kwamen ze aanrijden met auto en aanhangwagentje, om het ding op te halen.
Te bedenken dat ik heb liggen zonnen temidden van wat ooit, kort een kampement was van soldaten. 'Het schuldige landschap', noemt Armando het en in dat landschap deed ik een poging tot meditatie. Laag boven laag, de ene menselijke scène volgt de andere op, maar de bomen die bleven.
Die laten straks alleen maar hun bladeren los en alles valt en valt, het zal weer kruidig, nat en aards gaan ruiken, de natuur lijkt sneller te veranderen dan wij mensen, elk seizoen opnieuw. Maar het is maar schijn. De natuur die blijft, dit bos is ouder dan de mensen eromheen. De dingen blijven en worden door een nieuwe generatie mens weer gevonden en opgegraven.
Verbeeld je maar niks, het hier-en-nu is het enige dat er is, meer is er niet. We slaan maar zo kort een kampement op in het leven.