zaterdag 30 oktober 2010

Boomhutten

Boomhutten... wat zijn dat eigenlijk voor verschijningsvormen? Kinderen hebben vaak een boomhut. Ze wonen erin, maar ze wonen er niet echt: het zijn tijdelijke verblijfplaatsen waar het echte leven gespeeld wordt: het spel is het leven en leven een spel. Boomhutten: ze staan aan de randen van bossen, daar waar men weet en vermoedt dat het wild langs komt: je kunt erin zitten en liggen, je kan er een nacht doorbrengen, je hoopt er het argeloze leven dat zich onbespied waant te kunnen zien, van dichtbij, je bent erbij en toch ook weer niet.

Ingrid Geerdink (zie eerder: blogjes Aarde en Zaden en Lampionnen) tekent en schildert en construeert ze in het klein: boomhutten. Haar boomhutten lijken kleine schuilplekken of geraamtes waar iets kostbaars in bewaard wordt. Waar de ziel even uit kan rusten beschermd tegen een buitenwereld. Het zijn de dragers van je eigen binnenkamer. Ze krijgen hele lange poten en lijken weg te kunnen wandelen, ze dansen met elkaar, ze gaan verbindingen met elkaar aan. De diepte in en de breedte, en de hoogte: bruggetje, ladders, touwen, ze hebben met elkaar te maken op een welhaast grenzeloze wijze.

De boomhutten vertellen, evenals de zaden en de cocons over dat wat altijd in proces is. Er komt nog iets aan, het is nog niet af, alles metamorfoseeert zich. Er is bescherming en beschutting nodig om het levendwekkende te laten gebeuren. Daarom werkt haar werk als het ware ontgrenzend in je eigen brein. Dat wat ze verbeeldt, dat markeert een grens, een momentopname, maar je kunt voelen dat het geheim van groei, verandering en verbinding daar door heen gist: het is de essentie van de substantie die ze zoekt en die vervolgens wordt uitgebeeld.

De boomhutten hebben ook iets, alsof je een kijkje neemt in je eigen hersenpan. Daar zitten zoveel kamertjes, zoveel ruimten, zoveel dingen die los van elkaar staan en verbindingen met elkaar aan gaan; het is een voortdurend bouwterrein, altijd is er werk in uitvoering op elke verborgen en donkere plek. Het gedempte licht, zo stel ik me voor, zo is het ook onder ons schedeldak. En soms, net als de boomhutten van I. dan verheft zich iets daaruit, het ontstijgt, het gaat zweven en dansen in een bijna leegte.

En op een ander moment, wanneer alles gezegd en gedaan is, dan vergaat zo'n boomhut weer, het verdwijnt, het wordt weer opgenomen in de natuur en de bomen in de omgeving... het zal weer opgenomen worden in die aarde: ook daarvan bericht I. Alleen nog wat touwen, een plank tussen de stammen...Dat wat ooit onstaan is, door veel tijd heen tot boom is gegroeid, door mensenhanden heen is gegaan, gezaagd en bewerkt, dat zal uiteindelijk weer broos worden en wankel en fragiel. Zie ze gaan en staan, alleen en in een verbond, die boomhutten: zoals wij mensen zelf zijn.

Schilderles (2)

Dat is toch wel opmerkelijk. Zou je nou in alles wat je doet jezelf verraden? Ofwel is in alles wat je ziet en maakt ook altijd je eigen thema verweven? Vanochtend had ik weer schilderles. We mochten met acrylverf aan de gang, wit, zwart en één kleur. Omdat zwart op was mocht je die zelf mengen met blauw en bruin. Ik koos als extra kleur, rood: lekker knallen! Maar die kleur heb ik uiteindelijk nauwelijks gebruikt.

Het stil leventje dat ik opzette bestond uit een witte ronde kom met een bordje daaronder, een takje met lampionnetjes die al verbruind waren daar boven op en een gekreukeld herfstblad ervoor. Eerst maar eens de achtergrond met veel water, en dan de contouren van het herfstblad op de voorgrond en daarna de donkere randen van dat witte schaaltje. 'Goed opgezet, goed begin', zei B. de leraar. Ik vind het een heerlijk ontspannen en ook opwindende bezigheid: langzamerhand dat vel vullen. 'Je zóu de schaduw nog iets meer kunnen neerzetten', zei hij, uit de verte zie je het nauwelijks.

Maar nu de na bespreking. B. begon uitzichzelf over stilte. Over de grens wanneer je wel wat wil zeggen en wanneer niet. Dat schilderen daar in wezen over gaat. Hoe ik die grenzen had opgezocht. Heel mooi, zei hij en sommige cursisten beaamden het: subtiel, fijnzinnig, vielen er als woorden. Ik vind het erg, erg merkwaardig. Dat zoiets blijkt in twee uurtjes verven. Dat zo'n simpele afbeelding zoveel over jezelf zegt.

Waar haalt hij dat woord stilte nou vandaan? Ik weet het niet. Maar het is wel lekker om te doen. Ik denk er over om mijn voorkamertje in te richten om te schilderen. Dat je lekker alles kan laten staan en zomaar wat kan gaan kliederen. Dan is mijn huis wel lekker multifunctioneel: een kappeletje , een atelier, een breed bed om languit dvd's te bekijken. Een studeerraam met uitzicht op een plantsoen. Menslief wat wil ik dan nog meer?

vrijdag 29 oktober 2010

Buurvrouw klooster

Deze week vallen alle activiteiten die ik elke maand heb in kloosters toevallig allemaal in deze ene week. Dus: maandag, dinsdag, woensdag en ook weer vanmiddag en vanavond besteed ik een gedeelte van de dag in het klooster. 'Je kunt net zo goed hier je bedje spreiden', zei zuster M. tegen mij. Ja, dat is raar, ja, zo was het gedurende twee jaar: dat ik ook een bedje gespreid had in een klooster.

Het is niet anders: het voelt daar ook wel een beetje als mijn 'habitat'. Alleen: ik leef er niet en zal dat vooralsnog ook niet gaan doen. In de kloosters, daar leven ook maar gewone mensen met een diversiteit aan gevoelen en menselijke wijzen van permanent blijven zoeken naar wat je zelf voelt en wilt, zo bleek me ook weer deze week.

Naar aanleiding van het Testament van Clara, waar Clara van Assisi de kerk, de paus, heer kardinaal, aanspreekt met een groot zelfbewustzijn dat God zélf haar leefwijze van armoede en eenvoud verwekt heeft in moeder de kerk, was de vraag: wat zou jij in een kattebelletje aan de Paus en consorten willen melden?

Bij mij gaat de deur dan meteen op slot. Geen enkele behoefte om er ook maar een enkele gedachte aan te wijden. Dat gold voor meerderen aan tafel. Heftig en fel werden met name de leken. De zusters waren aardig verdeeld. De alleroudste heeft nog wel herinneringen dat 'goede' bisschoppen in het klooster kwamen en er warme banden waren. Die kon ook rustig een mild briefje schrijven. De jongste zuster die wegens haar leeftijd ook geen pijn heeft gehad van het instituut kerk, kon gewoon oprecht hopen dat er een frisse wind zou kunnen komen aanwaaien.

De zuster naast wie ik zat zei geen briefje te kunnen schrijven, want die hele kerk stond zover van haar af en had helemaal niks met haar leef wijze te maken, al wist ze wel dat de zusters als orde wel gezien werden als deel van die katholieke kerk. Terwijl anderen in het rondje fulmineerden, had ze natuurlijk gezien dat ik niets had opgeschreven.

'Nee, jij hebt er ook helemaal niets mee, hé?' fluisterde ze. Dat klopt. Maar door zo'n opmerking van haar, realiseer ik me wel dat ik heel veel heb met hun: die zusters in het klooster die ik zonder pretentie in eenvoud en veel stilte en met groot respect voor elkaar, hun leven zie leven. Niet dat ik daar volledig bij kan horen. nee hoor, dat niet. Elke dag éven aanwippen, dat zou best wel leuk zijn. Zoals bij een aardige buurvrouw. Zoiets.

donderdag 28 oktober 2010

Haai

Als de haai slaapt (2005) van de Italiaanse Milena Agus leest vlotjes weg op een regenachtige grijze herfstmorgen als die het vanochtend was. Heel korte hoofdstukjes van anderhalf tot vier pagina's, hooguit. En tegelijk denk je voordurend, bij de eenvoudige zinnen, de taal van de vertelster, een zo ongeveer 17-jarig meisje, stel ik me erbij voor, in een klein Italiaans dorpje: léés ik dit nu echt?

Aanvankelijk heeft het de sfeer van de boeken van Natalia Ginzburg. Rustig, traag, eenvoudige beelden. Een dorp, een familie, ze komen al vertellend vanzelf aan bod: moeder, vader, tante, broer, opa, oma, de dorpsdokter. En dan ineens in hoofdstukje 4 dat 'Hij' heet en 2 pagina's beslaat, blijkt zij het te doen in een rijdende auto. En ze wordt geslagen met een zweepje. En ze moet bevelen opvolgen. En ze krijgt alle martelwerktuigen cadeau en is daar heel blij mee. En als ze beide een keer 100 zweepslagen hebben doorstaan, dan zijn ze allebei ontroert en moeten huilen.

Een nogal heftig boekje, dus. Op het einde van het boek belandt ze in het ziekenhuis met inwendige bloedingen. Maar er wordt ook op een simpele wijze gefilosofeerd over het bestaan van God en de betekenis van de wereld in het algemeen. Is die mooi? Of is die lelijk? Wat is echte liefde? De haai, die is overal. Maar als de haai slaapt, zoals de titel van het boek, dan is de wereld mooi. Een citaat maar, om te bewaren, een nieuw soort Godsbewijs. Met name het woord ALLES in de tweede zin, heb je heel letterlijk te nemen.

We hadden het alleen niet begrepen. Alles was mooi omdat ik van hen hield. En ik had in mijn leven geen andere mensen dan hen willen ontmoeten. En eindelijk begreep ik dat God helemaal niet dom is en dat hij heel goed weet wat hij doet. En het is ook niet waar dat er geen manier is om op mooie plekjes te komen en dat we er niet van kunnnen genieten. In plaats van de weg met de ravijnen ging ik de andere kant op, naar Cia waar kilometers lange duinen zijn met fijn zand. Ik parkeerde mijn Vespa onder een afdakje en rende over een van die geurende paden.
Mirte. Kerrieplant. Jenever. Rozemarijn. Zelfs de schrale distelbloemen wedijverden met de kleur van de seringen, terwijl ze onder de stenen vandaan kropen.
Zo trof ik, een klein en onbeduidend stipje in het universum, voorbereidingen om te genieten van al Gods heerlijkheden in de ware betekenis van het woord. Bij de duinen aangekomen ging ik zitten, trok mijn schoenen uit en keek naar de helling van wit zand waarlangs ik me zachtjes in het water zou laten glijden, eindeloos helder blauw water. God was niet alleen niet dom, hij was gewoon geniaal.

woensdag 27 oktober 2010

Slof, slof

Soms wil ik een film zien uit nieuwsgierigheid. Soms blijf ik alleen maar nieuwsgierig en wil het toch niet gaan aanschaffen. Zo heb ik al een paar keer met de film Into The Wild in mijn handen gestaan. Willem Jan Otten, die katholiek geworden schrijver, meldde eens dat deze gaat over transcendentie en jezelf overstijgen. Otten zit er voor mij meestal naast, zo had hij in hetzelfde artikel een volkomen loos verhaal over de film The Truman Show en ook ooit eens iets over Back to the future.

Maar onlangs kwam ik in het weblog van de abt van de abdij van de trappisten De Koninghoeven in Berkel Enschot, wéér deze film tegen, die volgens hem gaat over het monastieke leven. Dus wie weet, wellicht komt het er binnenkort toch van. Dan is de kijkvraag: waarom heeft deze film voor die abt daar mee te maken? Toch niet alleen door de zinsnede die daarin voor blijkt te komen: 'een zinvol leven, is een gedeeld leven', mag ik hopen. Want dat is zo'n clichee.

Nou heb ik pas wel een film gezien, uit nieuwgierigheid, met een zelfde soort van titel: Where the Wild things are. De film kwam in dezelfe tijd uit als Avatar. Avatar zit vol special effects en het gaat over een andere beschaving met blauwe wezens die het beter doen dan dan wij, onderkruipsels van hebberige mensen.

Where the wild things are, gaat over een 9-jarig jongetje dat last heeft van agressie-aanvallen, hij loopt weg van huis, stapt in een bootje en komt aan op een eilandje waar hele grote monsters wonen. Die worden in de film uitgebeeld door hele grote poppen, waar mensen in zitten, zo'n beetje als Pino in Sesamstraat. Deze film zou daardoor warmer en echter zijn dan de digitaal bewerkte Avatarmonsters.

Het jongetje wordt koning op het eiland en door de omgang met deze monsters leert hij op de een of andere wijze iets over Where the Wild things are... hij leert zijn agressie in toom te houden, hij wordt tam. Is dat dan toch weer dezelfde zin: 'Een zinvol leven, is een gedeeld leven?' ... De beelden die me het meest bij zijn gebleven is het jongetje dat in woestijnvlakten sjokt, met een van de monsters in zijn kielzog. Slof, slof, sjok, sjok. Dat komt omdat ik zelf op deze wijze the wild things in mijzelve een plaats geef: sjok, sjok, slof, slof, langs velden en wegen en bossen en zanden. Sjok, sjok... slof, slof... Kom maar, lief monstertje van mij...

Zaden en lampionnen

Ingrid Geerdink (zie vorig Passiebloempje) tekent zaden. Kleine zaadjes van nog geen anderhalve centimeter vergroot zij, ze worden zo groot als je hoofd, met haarwortels en modder, de resten van aarde, je kunt het bijna ruiken. Soms juist onbedorven glad, nog niet aangeraakt door weer en wind. Bij de zaadjes die net ontkiemt zijn, voel je in de tekening van dat eerste steeltje en dat eerste kiemblad bijna mee, wat voor een gigantische groeikracht hieraan ten grond slag ligt en hiermee verbeeldt wordt. Planten schieten uit en sporen onstaan, zoals wij mensen voetafdrukken in de aarde achter laten.

Dan lijkt het niet alleen maar te gaan over de groei van dat ene zaadje; het afgebeelde gaat iets hebben van een kloppend hart, het gaat iets uitdrukken van ons eigen innerlijk en uiterlijk leven: We zijn zelf ademende organismen die afhankelijk zijn van zuurstof en licht, en zonder ons eigen innerlijk dat voortdurend in beweging is, wikt en weegt, zonder zorgvuldigheid en aandacht hiervoor, raken we verloren en verwaaid in de wind. We wortelen als zaden, we ontworstelen ons aan materie, en hebben die tegelijkertijd nodig, zoals aarde het zaadje ook koestert en inbedt om volledig te kunnen ontkiemen en tot ontplooiing te komen.

Daarvan bericht I. en als kijker word je uitgenodigd om die groei met je oog te volgen. Je kunt bijna haar hand met het houtskool volgen in het scheppingproces, hier nog een streepje en daar, de schemer van aarde daaromheen. De lijnen op het papier vertellen de ene keer over beweging, ritme, kadans en de andere keer over verstilling, wachten, broeden.

Er zijn zaden die zich net uit de aarde ontworstelt hebben. Maar ook zaden die na de groei van plant, bloem en peul weer tevoorschijn komen, als parels uit een organische oester: daar zijn ze weer, klaar om geplukt te worden en weer in de aarde gepland te worden, een cyclus voltooit en weer klaar om zich te herhalen. En weer, en weer en weer.

Daarnaast zijn er ook lampionnen: die oranje dingetjes die in de herfst verschijnen. Maar I. laat ze niet in die verschijningsvorm zien. Ze heeft gewacht tot het bijna winter is, en het fijnmazig en fijnharig netwerkachtige skelet van de lampion over is. Het zijn een soort stevige en speelse overlevers geworden. Ze zeggen: hier ben ik, ik blijf, ik bericht over wie ik ben en wie ik was in al mijn transparantie. De kunstenaar heeft ze ge tekent en gevormd, met fijne zwarte haartjes op papier: ze heeft ze gebouwd. Kijk!, daar staan ze in de ruimte; op zichzelf maar ook in interactie met elkaar.

Deze lampionnen krijgen daardoor ook iets menselijks. Ze balanceren op de vloer, ze staan op de oppervlakte, op de aarde; hoeveel is nodig om ze te laten vliegen, kunnen ze zich mee laten nemen, laten ze zich optillen? Of wandelen ze zelf weg naar onbekende verten? Je weet het niet, maar je vraagt je het wel af, als je je er bijstaat en ze je op kniehoogte uitdagen. Ze stellen je een vraag: dit ben ik in al mijn leegte en transparantie: Wie ben jij? Kunnen we met elkaar overweg? Zijn we wellicht uiteindelijk toch ook uit hetzelfde hout gesneden?...

Nee, er komen nauwelijks mensen voor in Ingrid Geerdinks werk. Maar tegelijk is het een voortdurend bericht over de gang en het proces waar in mensen zich bevinden.

dinsdag 26 oktober 2010

Aarde

Het was bijzonder: een rondleiding door het werk van I. die zich vereerd voelde als ik zou proberen om woorden te geven aan wat ik bij haar werk ervaar. Ik voel me op mijn beurt vereerd dat zij mij daartoe gevraagd heeft. Het is voor haar blog dat zij gaat vernieuwen http://ingridgeerdink.blogspot.com/) en voor een aankomende expositie waaraan zij binnenkort meedoet. En tot wederzijds plezier, hoop ik, van beide. Ik zal hier, in mijn blog, een aantal blogjes aan haar werk gaan wijden.

AARDE: dat is de grond, de basis waaruit al haar werk begrepen kan worden. Geurende aarde, aarde, waar diep onder de grond, voor onze menselijke ogen verborgen, van alles woelt en krioelt. Waar het heftig is, waar zaden rusten om te kunnen ontspruiten, waar het gist, worstelt, verbindingen aan gegaan worden in onverwachte organische vormen, plantaardige architectuur, en dat allemaal voordat het aan het menselijke oog verschijnt. Het is een vermoeden daarvan en het ook al kunnen zien.

AARDE: waarop wij leven, dat de basis is van het landschap, een landschap waar door we heen kunnen trekken, dat elke keer weer hetzelfde is en tegelijk oneindig anders. Licht, het weer, het seizoen, het tijdstip van de dag: elke keer weer toont de natuur een ander gezicht en juist in het blijvende en toch ook weer telkens veranderende, dat je er naar toe kunt en er terug kunt keren, stil stand en beweging tegelijk kunt ervaren: dat is troostend. Je ziet het in de leporello: wandeling die niemand zich herinnert een plek die nog bestaat: het is dezelfde linosnede, maar elke keer weer anders bewerkt. De kunstenaar doet dit, neemt je mee in deze ervaring, zoals de natuur zelf dat ook doet.

AARDE: het rurale landschap, het boerenleven, zoals dat er niet meer is: waar simpelweg de aarde bewerkt wordt met de handen, er eenvoudig van de aarde gegeten wordt: Het verlangen naar zulke plekken, is dat romantisch of sentimenteel? Nee, dat is het niet want het is een verlangen naar plekken waar iets écht is, waar door toeval, zonder controle, je onverwachte plekken van groei en verandering kunt tegen komen: intens geurende mesthopen achter een schuurtje, oppervlakten, huid, kleuren die zich mengen, vormen die in elkaar overgaan. Aandacht voor zulke vindplaatsen, waar het schemert, waar je tussenruimten ervaart van wat nog niet is maar wel komen kan... het zijn plekken van aarde waar de tijd langzaam en stil kan worden.

AARDE: daaruit komen we voort en we keren er naar terug, er groeien planten en bomen, bomen worden gekapt en weer bewerkt en dan verschijnen er plotseling in het landschap boomhutten. Het zijn kleine uitkijkplaatsen, ze staan er soms wankel en alweer bijna vergaan, ze zijn bedoeld als verborgen plekken om van daaruit ver rond te kunnen kijken, het is als het ware een volgende cyclus die on staat: na het zaad, het rondtrekken, de compost, restverschijnsel wanneer de mens gegeten en gedronken heeft. Boomhutten die zelf ook weer een eigen leven gaan leiden.

DE STAD, de ondergrondse: en toen liet I. me ook werk zien in gedempte kleuren, waar mensen, (zeldzaam in haar werk) in een metro zitten, wachten, reizen. Ze zijn als zaden die straks daarboven in het stedelijke landschap hun werk en taken zullen gaan volbrengen. Maar nu nog in ruststand en onbepaald. Daar: boven de grond, op die aarde, dan zijn daar weer de tussenruimten met het schijnsel van straatlantaarns, regen die gladde oppervlakten doet oplichten, gebouwen waarin we niet weten wat zich daarin afspeelt. Miniem oog voor detail en strakheid van stedelijke architectuur, heel zorgvuldig geschilderd, gaat een dialoog aan met de nog onbepaalde ruimte...

Het werk van I. speelt zich af in de tussenruimten waar van alles groeit en wordt, zoekt, verlangt en smacht, alles op weg naar ruimte die nog worden zal, groei die nog voltooitd wordt, plekken om te zijn.

vrijdag 22 oktober 2010

Monnikje

Ik heb een impulsaankoop gedaan. Het is een grijs stenen monnikje, een kind, dat met zijn handen op de rug op een ovalen rots staat. De flappen aan de onderkant van zijn habijtje wapperen nog op, hij glimlacht en staat geaard met iets van verwondering en plezier in de hele houding. Je raakt meteen in een goed humeur bij het kijken er naar. Ik wist meteen dat ik er geen spijt van zou krijgen.

Aanvankelijk dacht ik: voor buiten in de tuin onder de bamboe. Maar nu staat hij midden in mijn kamer op een afgezaagde boomstam waar tevoren vier op elkaar gestapelde stenen stonden. Zo centraal mag hij daar voorlopig verblijven, want al zoekend naar het juiste plaatsje voor hem, wist ik ook weer waarom hij het was die ik zocht. Hij markeert een ontdekking die ik gisteren deed.

Een thema in mijn leven is het me bewegen tussen drukte, rommeligheid, kleur, expressie, enthousiasme enzovoort én stilte, absolute stilte en verstilling. Lang waren mijn woorden daar soms voor: 'Als God overal is, dan is z(h)ij ook Overal: ook in de drukte en het vele en volle, dus blijf daar ook bij.' Maar tegelijk kan ik niet ontkennen dat stilte en meditatie mij een soort kracht en vreugde geeft die er niet is in het drukke leven. Gisteren vond ik ineens een antwoord voor dit: Wat niet als een spagaat aanvoelde, maar wel soms wat on gemakkelijk. Ik wil de Stilte zoeken en ervaren maar me er niet helemaal aan overleveren.

Gisteren dacht ik: het is als in het oog van een wervelwind, een tuimenelde storm, een ronddraaiende beweging. In het oog is het stil, helemaal stil, en dit vormt het centrum, de as zonder welke al die beweging niet mogelijk is. In alles wat beweegt is Het aanwezig, maar hoe meer je in de beweging bent, hoe lastiger het is om het te herleiden naar de Stilte. Daarom maakt stil staan, als het ware tegen de wand van de werveling aan, mij zo helder en krachtig.Ga dus rustig meer stil staan.

En toen vond ik vandaag dit monnikje. Met de handjes op de rug en midden in het leven, de teentjes in zijn sandaaltjes krullen bijna om van plezier.

donderdag 21 oktober 2010

Raadselachtig

Ik heb een raadselachtige boekje gelezen: Ga weg als je kunt (1959) van Luise Rinser. Het gaat over een vrouw, bevlogen aanhangster van het communisme, die op haar omzwervingen op het einde van de Tweede wereldoorlog in Italie in een vervallen en verlaten Benedictijns nonnenkloostertje komt. Op de poort staat die spreuk: Ga weg als je kunt. Zij maakt er haar schuilplaats, begint er een moestuintje, trekt bij gebrek aan eigen kleding het habijt en de nonnenwerkkleding aan die ze ergens in het puin vindt. Ze vindt een getijdenboek en gaat daaruit bidden.

Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van een medepartizanenstrijder. Ze zijn elkaar in de chaos van de oorlog uit het oog verloren en de een vind de andere 'zusterachtig' levend terug in dat kloostertje. De communistische idealen aan de wilgen gehangen en daarvoor in de plaats is devotie gekomen, leven met het Onzichbare. Ga weg als je kunt... en uiteindelijk zal het beide niet lukken om weg te gaan. Na de oorlog komen de nonnen terug en al hebben beide de intentie om dan te vertrekken, 'iets' houdt ze daar, op die plaats.

Gaat het over roeping? Over een stem van God die blijft zeggen: 'Ga weg, als je kunt!' Maar ja, als je al van plan bent om zo'n stem validiteit te geven in je leven, dan ben je eigenlijk al verstrengeld in die double bind boodschap: Ga weg! Als je kunt! Met andere woorden : Ik spreek je aan, maar luister maar niet...

Luise Rinser had zelf een kort ongelukkig huwelijk o.a. met de componist Carl Orff, die van de Carmina Burana, en daarna een zeer intense, twintig jaar durende, vriendschap met de Jezuit-theoloog Karl Rahner: een der groten van de naoorlogse theologie. Die vriendschap bleef noodgedwongen platonisch, want de ene was tenslotte een celibatair. In dit licht leefde Luise Rinser dus zelf in een soort double-bind, zou je kunnen denken. Je houdt van iemand, maar het mag er tegelijkertijd nooit volledig zijn.

Natuurlijk herken ik wel wat in deze maffe woorden, Ga weg als je kunt, want dat zijn ze toch wel. Ik zelf vertelde aan M. dat ik tegenwoordig vaak aan een Arabisch sprookje denk: Waarzegger tegen wil en dank. Het gaat over een man, een dagloner, die door zijn vrouw aangespoord wordt om waarzegger te worden, want zij ziet in het badhuis dat de vrouw van de waarzegger van de Kalief met alle egards verwelkomd en behandeld wordt.

De man doet het dan maar, hij gaat op de hoek van de straat zitten met zijn dobbelstenen, tovenaarsbordje enzovoort, in angst en beven aanvankelijk, want hij kan niks, hij verzint maar wat. Maar elke keer blijken zijn woorden uit te komen, dat hij zich uiteindelijk maar verzoent met zijn lot: het is niet anders, kennelijk ben ik een waarzegger... tegen wil en dank. Toen kwam M. met dat boekje aanzetten van Luise Rinser: Ga weg als je kunt.

Wat vind ik daar nou van? Nou niks eigenlijk, voorlopig. Laat ik maar verwijlen bij dat woord: Raadselachtig. Ik snap zelf niet veel van mijn leven, ik vind het raadselachtig.

woensdag 20 oktober 2010

Smulfilm

Als je fan bent van Meryl Streep, zoals ik dat ben, dan kan een film met haar eigenlijk nooit echt tegenvallen en is die altijd onderhoudend. Als je toevallig blogt, zoals ik, dan is dit ingrediënt wel een extraatje daarbij. En als je dan ook nog kunt genieten van lekker eten, mooie kostuums die tot in het detail verzorgd zijn van Anne Roth en sfeervol decor: dan is de film Julie&Julia er zo eentje waarvan je weet dat je die op koude regendagen zomaar weleens weer zal bekijken, zoals ik dat ook heb met Mama Mia!, waar Meryl Streep ook in glorieert.

Julie&Julia is gebaseerd op twee waargebeurde verhalen. Julia Childs is een grote Amerikaanse enthousiaste vrouw met een enorme op actie gerichte drive, die in de jaren na de Tweede Wereldoorlog in het kielzog van haar man in Parijs belandt, niks om handen heeft en besluit om zich de Franse Haute Cuisine eigen te maken. Dat zal gaan resulteren in het standaard receptenboek voor Amerikanen: 524 recepten om klaar te maken zonder bedienden.

Julie Powell leeft in 2002 in New York, heeft een telefoonbaan in een kantoortuin en luistert naar mensen die leven met de naweeën van 9/11. Ze wil een escape uit dit leven en ze besluit een blog te beginnen waarin ze in één jaar tijd verslag doet van de bereiding van al die 524 recepten. Elke dag na haar werk, kookt ze zich suf.

Het gaat over kleur geven aan je leven en ook wel over wat het woord alleen vermag: Julia heeft een intieme penvriendin waarmee ze 8 jaar schrijft en die ze nog nooit ontmoet heeft en die er uiteindelijk voor zal gaan zorgen dat haar boek bij de gerenommeerde uitgeverij A.J. Knopff verschijnt. Het blog van Julie wordt dermate populair, dat ze na dat jaar als schrijfster en kok kan gaan leven. Julie kan soms de geest van Julia voelen als ze aan het koken is, haar sprankelerigheid, het liefhebben van eten en man en het leven in het algemeen.

Maar ja, de oude Julia, al over de 90 laat in het echt, vlak voor haar dood, wél even weten dat ze niet zo gecharmeerd is door het project van Julie... zo kan dat gaan. In de Extra´s zag je die echte jonge Julie ook in beeld. Een beetje melodramatisch typje, en misschien zou ik dan ook wel iets voelen van een narcistische krenking als iemand met jouw spul aan de haal gaat en daarmee een nieuw succes boekt.

Het is een heel fijne film van Nora Ephron, die van Sleepless in Seattle, ook eventueel voor grote lange mensen omdat Meryl Streep zich zo alleraardigst naast haar kleine man beweegt. Het is, kortom allemaal om van te smullen, het is een smulfilm.


Des diers

Gisterenmiddag in de dierentuin, Burgers Zoo, mijn jaarabonnement vernieuwd. Na 2 jaartjes of zo niet, dan begint het toch weer te kriebelen: die dierentuin dat is een grote kijk en genietplek erbij. Wereldexpansie in je eigen omgeving: er is nog geen enkele keer geweest dat ik zonder een moment van verwondering, verrukking of puur plezier de dierentuin weer verlaten heb.

Gisteren waren daar de ringstaartmaki's; nieuwe bewoners, ik had ze nog nooit gezien. Ze hebben een grote gestreept of geringde staart, zo groot als dat ze zelf zijn, ze liggen knus boven op en in elkaar, zodat je de tel kwijt raakt hoeveel het er zijn. Ze kijken jou en elkaar grappig en parmantig aan met een soort grote zonnebrillen op. De mensensoort stond kort aan de andere kant van het glas bij elkaar, opeen gepakt, gevlucht voor een grijze gigantische regenbui. Het gaf een soort spiegeleffect.

Dan waren er de aardvarkens. Die liggen anders aardlui voor pampus sloom voor zich uit te kijken. Maar vandaag werd hun verblijfplaats schoongemaakt, dus ze moesten wel van hun plek komen. Ze spiedden de wereld in met grote ogen en een soort halve konijnenoren en een stopcontactneus die een half slurfje is. Ze zijn zo groot als kangoeroes, hebben ook zo'n soort punt staart en daarbij schepgrage poten.

In de beschrijving was te lezen dat ze houden van termieten, vandaar die neus en dat ze de 'vingers' zeg ik maar even, van hun klauwen uitelkaar kunnen spreiden en ze dan met die scheppen van handen die onstaan, ze zich binnen enkele minuten geheel onder de grond kunnen graven. Ik keek naar ze en probeerde me dat voor te stellen: In enkele minuten?! Helemaal onder de grond?! Dan moesten ze wel razend, razend snel zijn.

Maar vanochtend dacht ik weer aan ze: de aardvarkens. Binnen enkele minuten is mijn groen beschemerde voortuin verandert in een ravage van gehavende met de kettingzaag bewerkte bomen, planten zijn in het wildeweg weggemaaid. Wat je kan aanrichten met zes van dit soort gravers. Om te huilen. Dat deed ik dan ook bijna. De opzichter beval een onmiddellijke terugtrekking. 'Ze zijn veel te gretig' zei hij tegen de voorman, 'je moet ze in bedwang houden.'

Tegen mij putte hij zich uit in excuses. Hij zou een nieuwe boom ervoor in de plaats planten. Hij zou terug komen met een echt tuindersbedrijf. Ik stond met hem in de achtertuin, te kijken naar de mussenkolonie, te overleggen hoever hij mocht gaan om het nestgebied te behoeden. De mussen vlogen voorbeeldig op en neer. Tot het geraas van de kettingzagen begon. Invasie van de aardvarkens. We snelden naar voren, maar het was al gebeurd. 'Ik vind het ook heel erg', zei hij. 'Dit had niet mogen gebeuren'.

Hém mag ik wel en dat is wederzijds geloof ik. Doet u aan kunst ? , vroeg hij terwijl hij uitvoerig twee portretten van Memling in het opengeslagen boek bekeek. En: Ó, U hebt een kersstal! Ja, die staat er het hele jaar zei ik. 'Wat leuk!' Hij komt terug en dan gaan we samen de ladder op, het dak op en bekijken we heel rustig hoe en wat...

Als de aardvarkenactie ervoor kan zorgen dat de mussenkolonie helemaal ongeschonden blijft en als ik bedenk dat er nu wel wellicht zonnebloemen in de voortuin kunnen groeien en het binnen nu wat lichter is... nou ja, dan word ik misschien toch wel weer zo tevreden als zo'n ringstaartmaki met een zonnebrilletje op.

dinsdag 19 oktober 2010

Stilte-tekst

Tijdens de maandagochtend-meditatie las ik voor uit eigen werk. Achteraf zei men bij de kapstok, waar we onze schoenen weer aantrokken: Wat een mooie tekst was dat... Waar komt die vandaan?... Ik ben er helemaal stil van. Nou ja, zelf geschreven dus, omdat ik dat doe voor de meditatie bij de Clarissen. Het was een moment waarin ineens bij me binnen kwam, dat jarenlang mee doen aan die meditatie, dus toch ook iets óplevert: ik zou dit soort dingen nooit verzinnen, als ik niet in een kader daartoe gezet word.

Ook realiseerde ik me heel sterk, dat zo'n tekst als het ware ter plekke: wordt. Elk woord, uitgeproken, bij deze paar mensen, ze groeiden aan lading, elk woord werd geproefd en daalde neer. Dat is een heel wonderlijke ervaring. Het is wat in de taalfilosofie door Austen ontdekt is: How to do things with words. Hoe je met woorden ter plekke iets máákt. En dan nu die woorden, maar:

Zegewens omtrent de stilte

Moge je de stilte gewaar worden
Als een ruimte binnen in je
Waar je je geborgen weet,
Je gedragen voelt
En je ademhaling rustig is.

Moge de stilte je tegemoet komen
In het ruizen van de zee
Het zacht geritsel van een blad in de wind
In een stem in je hart
Die zonder woorden tot je spreekt.

Moge je de stilte ervaren
Als een weldaad om je heen
Dat de God die met ons mee trekt
Je tot leven wekt
In de stilte

Sint

Gisterennacht in de herhaling van DWDD zaten daar de twee regisseurs Johan Nijenhuis en Dick Maas. De eerste naam was me net die avond opgevallen want ik was met Nichtje en Zusje naar de film Foeksia geweest, na een heerlijke dag wandelen en zonnen in het zand van de Loonse en Drunense duinen, midden in Brabant.

Foeksia is een heerlijke echt ouderwetse kinderfilm over een miniheksje dat uit een ei komt. Over de tovenaar die ineens vader wordt, het dappere mensenjongetje Tommie met wie ze bevriend raakt en van wie ze gescheiden wordt, want alle mensen zijn kwade wezens, en hoe hij toch het bos ingaat om de heksen te waarschuwen, dat zijn oom de volgend dag het bos komt omhakken ten bate van een snelweg. Er wordt in gezongen en goed geacteerd door Annet Malherbe, die ik niet herkende als moerasheks en Porgy Franssen als tovenaar. Het gaat over grote mensen dingen en kinderdingen ineen. Daarom keek ik op de aftiteling wie de regisseur was.



Daar zat hij dan in DWDD: een man met dromerige ogen, en bij hem waren de alarmklokken gaan rinkelen, toen hij de poster zag van de nieuwe film van Dick Maas, die Sint heet. Levensgroot zal die overal in de stad verschijnen: een dreigende Sint, een horrorfiguur op een paard met een zwart monsterachtig gezicht. Hij had het over de kinderwereld die tot een jaar of zeven omringt zou moeten worden door betrouwbaarheid, hoe Sinterklaas daar een rol in speelt, hoe deze afbeelding van Sint niet in het straatbeeld moest mogen verschijnen.

Donderdag beslist de reclamecommissie erover. Niemand in de studio gaf hem gelijk. Dick Maas vond dat je dat kinderen maar moet kunnen uitleggen. Ik zag een man met een cynisme omtrent Sinterklaas tegenover een man die zich nog zo makkelijk in het kinderhart kan inleven en zich verplaatst, wat op de hoogte van kinderen zo'n poster teweeg kan brengen. Ik herinner me zelf levendig, hoe ánders je met kinderen door een winkelstraat loopt. Ineens was de straat vol leuke dingen waar je op kon voor een paar centjes, kleur en fleur en grappige dingen om bij stil te staan.

Natuurlijk kun je kinderen van alles uitleggen. Misschien zal blijken dat het kinderbrein die poster gewoon overslaat en negeert in het kinderbewustzijn omdat de kleuren te donker en te dreigend zijn. Natuurlijk hoef je niet bangelijk, patroniserend met 'de kinderziel' om te gaan. Maar hij gunde kinderen als het effe kan, liever ballonnen dan monsters, en geen Sint met een enge monsterachtigheid in de tijd dat Sinterklaas voor wie in hem geloven, op de daken de schoenen vult met lekkere dingen.

Zijn kinderfilm toont dat hij grote mensen thema's als vriendschap & trouw, vader-dochterrelatie, pestende kinderen in de klas, niet schuwt. Maar de verpakking, daar gaat het om. Waarom mag je de wereld niet zo lang mogelijk presenteren, als een cadeautje dat je telkens weer uitpakt?

zaterdag 16 oktober 2010

Herfst

Hoe lang was het nog te rekken, die zomer van 2010? Vorige week nog, zat ik met mijn blote voeten in het zand langs de rivier. De dag daarop moest ik mijn sokken aanhouden wegens de koude en de dag daarop hield ik ook mijn jas aan. Drie dagen achtereen eindigde ik de dag langs de rivier, genoot van de boten die voorbij tuften, het water dat dan een golfslag maakt, de oranjevioletgekleurde avondluchten, overtrekkende vogels, gakkende ganzen.

De rode wingerd die over vervallen stenen muren woekerde, die zag ik nog aan voor feestelijke nazomerslingers, net zoals de gekleurde paddenstoelen in het bos, gewoon gezellige nieuwvormige nazomergadgets. Er bloeiden nog zoveel bloemen in de berm, er stond nog een zonnebloem in het plantsoen; 1 van de 4 zonnebloemen die uiteindelijk uit dat hele pakje zaad zijn opgekomen en dat allemaal buiten mijn tuintje, die natuurlijk veel te donker, groen- oerwoudachtig is voor die bloemen van de zon... nee, het was nog geen herfst.

Deze week toen ik mijn spijkerbroekzak vol tamme kastanjes uit het bos had gevuld en heel in de verte het geburl van een hert hoorde, dacht ik: ja, nu is het toch echt wel herfst eigenlijk, het wachten is op de spruiten in mijn biologisch groentenpakket en als ik die dan kook, te samen met de tamme kastanjes, ziedaar: dan is er weer zo'n echt Herfstmaal. De scholen hebben volgende week alweer herfstvakantie, ja, het is zomaar ineens herfst geworden.

Dat dacht ik nogmaals, toen ik vanacht wakker werd van de kou en het winterdekbed erbij moest halen, nu nog de elektrische deken, en vanochtend tijdens het ontbijt, de krant, het boek, tegen de verwarming die weer voor het eerst zo ongeveer aan is. En Mozart die ik weer voor het eerst opzette. Dat doe ik niet: muziek, als ik buiten ontbijt met het mussenkolonie-concert. Maar nu: het is er allemaal weer: je opmaken voor donkerte die ook behaaglijk kan zijn met kaarsen, stoofpotjes, wat schilderen misschien, muziek; inkeer.

Optisch effect (2)

Het is dat het boek gisteren , spliksplinternieuw uitdagend glimmend met een groen briefje erin gestoken met 'actueel', vanaf de schap met nieuwe aanwinsten in de bieb me aan straalde: Vrome Zondaars, over misbruik in de Rooms-Katholieke kerk, van Joep Dohmen. Dus ik dacht : vooruit dan maar laat ik het maar eens voor het algemeen nut van een goed georiënteerd brein, tot mij nemen.

Ik heb het in één ruk uit gelezen. Het is een griezelboek waar je achter de façade kijkt naar sadisme, perversie, schreeuwende en huilende kinderen in afgesloten donkere kamers, slaan, verkrachting, eigen braaksel moeten opeten, gesmeten tegen de verwarming, stiekem je hempje uitwassen van het rondgespoten zaad, zo dat je eigen ouders het niet zien. Een zuster- huishoudster die een priester op heter daad betrapt in de sacristie en die levenslang verbannen wordt in een of ander klooster, terwijl de betreffende priester uiteindelijk een hoge bestuurlijke functie binnen het kerkelijk machtsbolwerk krijgt.

Ik ga er niet over uitwijden. Maar ben verbijsterd, toch ook. Zuchten en steunen, met name om het kerkelijk systeem waar het gewoon was om de zondaars tijdelijk in een klooster, ergens ver weg te plaatsen en ze na enige jaren gewoon weer te rehabiliteren. Of ze werden de missie in gestuurd. Of gewoonweg overgeplaatst naar een afgelegen parochie van 4800 mensen, waar bijna alle jongetjes uit het dorp, als misdienaar wéér misbruikt werden.

Kloosters als schuilplaatsen om zonde stil te zwijgen, weg te moffelen, te doen vergeten. De vernietigende combinatie van een klooster én een internaat op één groot verscholen terrein. Kloosters als optisch effect om gruwelen te camoufleren. De KNR, de Konferentie Nederlandse Religieuzen die zich nu ook hult in stilzwijgen, zo lang het rapport van de commissie Deetman nog niet gepubliceerd is. De KNR die ik als term heb leren kennen omdat die mee betaalt aan het groot onderhoud van kloostergebouwen, maar ook een geldpotje heeft voor zulk soort initiatieven als waar ik zelf aan mee doe: Mediteren in een Klooster.

Gisteren was ik er nog. Meedoen aan de Vespers, drie kwartier in de kapel mediteren tijdens de stille tijd, kapel klaarmaken voor de meditatie van de avond, Het Etentje in Stilte, zoals het mee eten aan de avond boterham al grappende heet, de meditatie zelf: al met al 4 uur lang zo goed als in stilte doorgebracht binnen de muren van het klooster. Er waren wat oude religieuzen op bezoek en een oud mannetje leek de weg kwijt. 'Nee, zo meteen gaan we eten en de vespers zijn al geweest en vanavond is hier meditatie', zei zuster C. luid en duidelijk tegen hem, enigzins lachend haar hoofd schuddend richting mij, over zoveel vaagheid rondom hem heen. Vanochtend al lezend in het boek dacht ik; Zóu die ook?... Ooit?...

De stilte in een klooster is dus ook what's in the minds eye. Het kan dubbelzinnig zijn, een vlucht, een wijze om de hel te smoren. Ik kan er niks aan doen: mij geeft het een soort krachtige vreugde. Ook mijn ervaren heeft haar bestaanrecht, gelukkig.

donderdag 14 oktober 2010

Optisch effect

Gisteren bij Andere Tijden, een aantrekkelijke progamma door de olijke, vrolijke presentatie van Hans Goedkoop, ging het over de verdwenen speelplaatsen door het hele land. Het sloot mooi aan bij mijn mijmering in het blogje van gisteren: waar en wat kun je heden ten dage gratis en voor niks doen? Het blijkt dat alleen al in Amsterdam er tot en met de zeventiger jaren wel 800 speelplaatsjes waren, allen ontworpen door Aldo van Eijk. Dat zijn er nu hoogstens 25.

De speeltoestellen van Aldo van Eijk, zo vertelde zijn dochter, zijn ervoor gemaakt om te ontdekken wat je kan en nog niet kan. Het nodigt uit om op avontuur te gaan omdat ze ook tegenover elkaar zijn opgesteld dat alle spelende kinderen met elkaar in kontakt kunnen blijven staan. Er is vaak een heel grote zandbak met betonnen speeltafels erin. En bankjes erbij zodat de ouders ook met elkaar in kontakt konden komen.

Ik herkende het meteen: die ronde, abstracte speeltoestellen van rond gekleurd ijzer waar je handen naar gingen ruiken als je erin gespeeld had. Iedereen van mijn generatie moet ze wel kennen. Voor mijn huis vroeger was er ook zo'n speeltuintje. Er stond een 'apenboom', zo noemden we het: je kon er in verdiepingen inklimmen en boven de ringen zitten. Wie dat niet durfde, maakte met de handen, slingerend een rondgang van ring naar ring. Er stond 'het eitje' en 'het treintje'. En het was inderdaad een hele wereld waarin je je samen bevond.

Ze zijn verdwenen want veiligheid ging voorop staan. Hout en touw raakte in de mode bij klimtoestellen, maar die vroegen meer onderhoud en die verdwijnen ook. Kinderen kunnen nu op cursus om 'te leren vallen'. Maar wat volgens mij nog méér telt is, dat dit soort speelplekken ruimte vragen, en ruimte kost in Nederland geld. Nu staat er een enkele wipkip, een klein houten torentje, waar nauwelijks twee kinderen in kunnen staan, soms nog een schommel en daaromheen een hek dat afgesloten kan worden. Hoe kunnen kinderen nog dromen in zulk soort omgeving?

Vanuit de bus zag ik dat men aan de zijkant van een andere wijkcentrum blauw ijzeren fitnesstoestellen had neer gezet. Ik kende ze al uit Peking. Op pleintjes, in de oude buurten zag ik daar ouderen op fitnessen en gezellig met elkaar daarom heen praten. Ze maakten we wel vrolijk, die toestellen. Wat de rand van de stad was en waar een weiland begon, heeft men een kronkelig wandelpad met aan twee kanten glooiingen en nieuwe bomen en struiken aangelegd. Ach, toch wel aardig, dacht ik, een klein wandelgebiedje erbij.

Totdat ik gisteren in de bus twee ouderen sprak, die al 44 jaar in die wijk woonden. 'Moeten we dáár op gaan trimmen zeiden ze. Achter een hek, met uitzicht op de straat? Alsof we in de dierentuin staan! Waarom niet gezellig in een park, of bij die bomen daar? En heb je het nieuwe "Groene Hart" al gezien? Dat wandelpad loopt dood, tegen een hek aan! Belachelijk!

Ze hadden gelijk, het was me nog niet opgevallen. Als buitenstaander was ik verleid geraakt door het optisch effect. Terwijl de bedoelde gebruikers ervan, alleen maar voelen hoe ze ermee voor de gek worden gehouden. Zo zijn die kleine speelplekken nu, ook een kwestie van optisch effekt. Het staat leuk, maar zijn er bij nader inzien alleen voor individueel gebruik, om bijna mechanisch eenmalig en alleen te wippen, te schommelen of het trapje richting de toren op te klauteren. Met een bange moeder of oppas er pal achter, om kindlief op te vangen.

Alle ruimten waar vroeger sprake was om in gemeenschap met elkaar te staan, zijn verdwenen. Nauwelijks nog ruim opgezetten speelplekken meer (toegeven; pal achter mijn huis is er eentje verrezen, maar die moet wel een héél grote wijk, bijna een stadsdeel, bedienen), de kerken zijn allang leeggelopen, in het wijkcentrum zijn veel clubs en vrijwilligers verdwenen, de ontmoetingsruimte is een 'koffie-& verstrekpunt' gaan heten in de papieren. Waar moet dit heen, hoe zal dit gaan? Ik ga mijn oog eens scherpen en rondkijken waar er nog meer sprake is van optisch effect. In de nieuwe politiek heet dat nu symboolpolitiek.

Tijd en geld

Ik lees Nomade van Ayaan Hirsch Ali. Net als in haar vorige autobiografie Mijn Vrijheid blijven vooral de dagelijkse ervaringen van het zomaar- in -een -totaal -andere -wereld geland te zijn me het beste bij. In Mijn Vrijheid staat bijvoorbeeld de anekdote hoezeer ze zich verwonderde bij landing op het vliegveld van Frankfurt, dat er overal klokken hingen. Ook buiten op straat. Ze vroeg zich af: Wat hebben deze mensen hier met de tijd? Het lijkt wel een soort afgod, waarom moet er overal een afbeelding van hangen?

In Nomade vallen haar wederwaardigheden met het verschijnsel GELD mij op. Dat kende ze totaal, helemaal niet. Ze wist dat het ergens onverhoopt goed voor kon zijn, dus in haar kleding had ze altijd wel ergens geld in een hoekje ingenaaid. In Nederland deed ze dat ook en haar toenmalig vriendje Marco haalde elke keer weer verwassen bankbiljetten uit haar kleding. Geld stop je hier in een p o r t o m o n n e e , maar het duurde tijden en tijden eer dat concept bij haar binnen kwam.

Een ander zeer vermakelijk verhaal, is het reilen en zeilen rondom haar eerste flat, die ze met een nichtje ging delen. Ze krijgen 5000 gulden voor de inrichtingskosten, dat allemaal in termijnen zal worden terugbetaald. Wist zij veel: wat termijnen waren. Wist zij veel: wat de waarde van geld was, hoe dat werkte. Ze gingen dus naar de winkel en kochten de vloerbedekking, hoogpolig tapijt, dat ze mooi vonden. En satijnen gordijnen. Toen bleken ze nog maar 400 gulden over te hebben. Geen nood: ze ontdekten dat je ook zomaar spullen kon bestellen. Bij een postorderbedrijf. 'Op afbetaling', maar ja: wat was dat dan? Geen zorgen voor morgen!

In zulke wederwaardigheden, ontdek je hoezeer tijd en geld met elkaar te maken hebben, hier in het Westen en hoe de een niet zonder de ander kan bestaan. Zonder geld, lijkt er wel haast geen leven te zijn. 'Sparen', 'op afbetalen', 'lenen': het verwijst naar een tijd die er nog niet is, een toekomst die je je voor moet kunnen stellen, wil je weten hoe de factor geld daar weer een rol in gaat spelen.

Ik probeerde het idee van geld even helemaal uit mijn bewustzijn te bannen. Dan voel je pas de klemmen daaromtrent. ALLES kost geld, bijna elke handeling heden ten dage is met geld verweven. Wandelen en fietsen, dat kost niks. Maar vrijen om maar eens iets te noemen, dat kost meestal wél al wat. En al het eten en drinken. Kraanwater op termijn. En dat is al heel mooi: dat je zomaar uit een kraan fris helder water kan halen.

In het Westen zijn er maar drie plekken waar ik op kom, waar het idee van geld naar een uiterste periferie is terug gedrongen. Openbare voetbal- & basketbalveldjes. De bibliotheek waar je zomaar binnen kan wandelen en boeken kan gaan lezen. En het klooster, waar er een zeer gestructureerde tijd is, maar totaal losgekoppeld van het besef van geld. 1 uur werken voor de baas, levert me een x bedrag op, waarmee ik weer andere dingen kan gaan doen. 1 uur mediteren en bidden levert helemaal niks op.

Behalve... ?

dinsdag 12 oktober 2010

Anouar Brahem

De eerste keer dat ik zijn muziek hoorde was ik ook al helemaal flabbergasted. Ik leende een cd bij de bieb en luisterde die telkens weer af, ik kon er geen genoeg van krijgen, twee weken lang. Toen moest de cd terug naar de bieb en ik dacht: het is goéd zo. Ik hoef het niet te kopen. Die muziek zit in me. Die muziek zat al in me, lang voordat ik het hoorde.



En nu hoorde ik het weer opnieuw. En het gebeurde opnieuw aan me: er gaan dingen in me stromen van heel lang geleden, alsof het een tijd is waar ik ooit geleefd heb en waarvan ik vroeger, toen ik twaalf was of zo al eens hardop tegen mezelf zei, toen ik aan de rand van de woestijn in een huis kwam met een binnenplaats: 'Ik ben ooit man geweest en zo heb ik ooit gewoond, met zulk soort uitzicht op witte muren.' Zomaar uit het niks, de irrationaliteit ten top.

Ik had het opnieuw toen ik vorig jaar in Cordoba was: alsof een oeroude ader in jezelf gaat stromen, die zo lang duurt als dat je dáár bent: in die oude stad die ooit van de Moren is geweest. Ik kan het allemaal herleiden, eventueel, naar die reis naar Tunesië, waar we met de hele familie in een auto door het land trokken en zomaar in een Bedoeïenfeest terecht kwamen, aan de rand van de woestijn. Die gezichten van mannen op paarden, hun hoofden gewikkeld in doeken, trots en fier voor zich uit kijkend in de oranje ondergaande avondzon: Misschien dat ik toen heb gedacht: wil ik wel zijn.

De muziek die hoort bij deze stroom is van Anouar Brahem. Hij is Tunesisch, geloof ik. Maar zijn muziek is doorweven met westerse invloeden, er stroomt ook een kosmopolitische stad mee en iets van een altijd durend zwerven: pelgrim en vreemdeling zijn. Een ritme en tempo dat altijd maar duurt. Ik ken geen andere muziek, die me op zo'n raar, diep niveau raakt. Heel vreemd, dat dit zo kan. Het is muziek van een oeroud verlangen.

Hard

'Ik ben een harde hoor, een hele harde', zegt vrijwilliger R. nu met een zekere regelmaat tegen mij. Vrijwel elke keer is er een aanleiding. Nu was het zijn kleinzoon, niet door bloed gebonden, die hem geld had gevraagd voor zijn boeken voor school. Maar zijn vader vergokt het geld en C. , zijn vrouw is te week om ronduit tegen haar dochter te zeggen dat die dat niet moet pikken van haar man. R. heeft het hem wél voor de neus gewreven: Als jij twee weken die gokkast laat staan, dan heeft jouw zoon geld voor de boeken.

De vorige keer was het de begrafenis van zijn jongere broer. Waar hij niet heen ging. Want R. houdt niet van schijnheiligheid. Nooit elkaar zien en dan wel over de kist gaan hangen met krokkedillentranen? Niks voor hem. C. had wél willen gaan. 'Nou ga, dan maar, ik hou je niet tegen, maar ik ga je niet brengen, maar ga, dan, toe dan!' Ik zeg hem dat dit wel een beetje onzinnig is. C. kan zelf geen autorijden, is half invalide en dus van R. afhankelijk. Je kunt haar toch bij het begin van de straat afzetten en dan zelf weer weg rijden? opper ik.

'Daar begin ik niet aan!' zegt hij. Maar ergens zie ik dat hij twijfelt. Er is een onderliggend verhaal dat ik weet dat hij vertelt. Hij gaat ook binnen af zienbare tijd DOOD en hoe laat hij C. dan achter? Als deze wel kontakt wil met zijn familie, dan kan haar dat wel goed doen dan en hoeveel moeilijker maakt hij het haar nu? Ik zeg hem dat C. er toch ook voor gezorgd heeft dat hij en zijn zus nu weer dikke maatjes zijn. C. is een bruggenbouwer en daarmee was hij wél blij.'Daarom ben je toch ook voor haar gevallen?'

- Ja dat is zo, zegt hij kort. Maar ik ben geen bruggenbouwer, ik ben hard!
- Nou, je bent soms hard, ja, maar soms heb je ook gelijk. Dan dient je hardheid ergens toe. Zoals dat je geregeld hebt, als jij eerder overlijdt dan Cis, dat ze dan maandelijks een deel krijgt van jullie poen, omdat je bang bent dat anders haar dochters binnen no time al het geld er door heen hebben gejaagd. Dat doe je uit zorg voor C. Zo zoú je uit zorg voor je kleinkind, hem misschien wel wat geld kunnen geven, als zijn vader niet stopt met gokken. Hij heeft zijn ouders toch niet zelf uitgekozen!

- Daar heb je helemaal gelijk in. En R. hoest en grijpt naar de zijkant van zijn ribbenkast en verrekt van de pijn. Ik zie de tranen in zijn ooghoeken verschijnen.
- Je hebt veel pijn hé...
- Ja, maar dat gaat vanzelf over.
Dit is zijn nieuwe zinsnede, die hij oprecht kan uitspreken. Maar hij weet niet dat ik de impact daarvan ken: Ja, het gaat vanzelf over. Als hij dood is.

Door R. rook ik nu rustig heel wat sigaretjes, 's middags of 's avonds. Ik heb het gevoel heel goed naar hem te moeten luisteren. Naar zijn innerlijke beweegredenen, om het 'later' wie weet tegen C. door te kunnen vertellen.

Vorige week, bij mijn laatste dienst voor het weekend, maakte R. allemaal grapjes, naar iedereen. Woordgrapjes en kleine plagerijen. 'Je lijkt wel Toon Hermans', zei ik tegen hem. Ik dacht: Stél dat in dit weekend dat gezwel in hem barst, dan is dit de laatste keer dat hij de voordeur voor mij op slot draait, terwijl ik nog de laatste dingen binnen doe. Soms komt het me voor, dat ik zelf hard moet zijn, om dit maar zo te laten.

maandag 11 oktober 2010

Vlindertje

'Een vlindertje vloog in een grote bronzen tempelbel. Radeloos fladderde ze rond in de plotselinge duisternis, wanhopig op zoek naar de uitgang. Maar telkens vloog ze tegen de dikke wand van de bel aan. Ze raakte uitgeput en ten einde raad gaf ze het op en liet zich vallen. Ze viel in het licht'. Dit was het tekstje van de ochtendmeditatie, een mooi tekstje om deze week mee te nemen.

In de stilte zag ik de binnenwanden van die klok, rond, zonder horizon om naar toe te vliegen, met daaronder een cirkel van licht waarvan je je niet bewust bent als je almaar doet, doet, doet, op je eigen kleine vierkante centimeter.

Ik denk nu aan wat M. me vertelde. Zij was naar de Clarissen in Ierland gegaan deze zomer voor de tweede keer, ook op onderzoek om daar wellicht in te treden. Weg zou dan mijn nieuwe stilteplek van de maandagochtend zijn, maar tja, je gunt een ander natuurlijk het allermooiste. Maar ze wist het nu zeker: zij zou het niet gaan doen.

-Weet je, ze geloven in duivels, vertelde ze. Ze had tegen een van de zusters gezegd dat ze die middag een gevecht met een duiveltje aan zou gaan, in haar kluis.
- O, heb je het ook gemerkt?!, reageerde die. Voor M. was het maar een wijze van spreken geweest. Maar de zusters meenden dat een duivel hun terrein had ingenomen, die nacht. Ze waren de hele dag bezig in hun kapel met zuiveringrituelen.
- Ik weet niet wat ze er precies allemaal deden, maar ik kreeg zelf zout mee om neer te leggen, ze geloven echt dat ze zich daar te weer tegenover moeten stellen, ze hebben het ook wel zwaar hoor, ze horen de meest vreselijke verhalen aan, mensen komen van heinde en ver. En dan hebben ze ook nog uitbreidingsplannen, terwijl de meesten al over de zeventig zijn, ik snap niet hoe ze het volhouden.

M. had zich die middag en avond en nacht toch vreemd gevoeld, zo op haar eentje, terwijl de zusters druk doende waren in de kapel. Het was een vreemde nacht geweest. Ze was wakker geworden van een prachtig, hemels gezang dat ze nu nog in de oren had en niet te herleiden was naar iets dat ze kende en daarna was ze op gestaan en zag ze buiten door het raam waar ze al zo vaak naar buiten had gekeken, ineens een Keltisch kruis op een grafheuveltje. Ze durfde niet goed op onderzoek uit te gaan en de volgende dag bleken het de takken van een struik te zijn.

Wat moet men aan met dergelijke verhalen? Ik zei tegen M. dat ik het toch tamelijk ongezond vond. Dat het lijkt of de Clarissen daar tegen het randje van overspannen zijn, en via een omweg greep probeerden te krijgen op hun situatie. M. dacht dit ook wel. Neemt niet weg dat ze dat mooie gezang toch echt had gehoord en dat haar verhaal over het Keltische kruis mij weer sterk deed denken aan de 'verschijning' van Bruno de Kartuizer die ik ooit had in de kloostertuin in Velp. De volgende dag bleek dat ook een kromgebogen boom te zijn.

De Clarissen in Ierland hebben allen ook nog de Keltische invloeden van hun land in zich. Daar schud je je niet zomaar van los. Ik zelf neem mijn Oosterse wortels mee in mijn beleven. Velen hebben ervaringen die in intensiteit niet wijken als je daar het rationele denkkader tegenover zet. Hoe daar mee om te gaan?

De wereld om je heen trachten te controleren, dat lukt niet. Of dat nu de concrete wereld is van geld, macht, invloed en alles wat daarin maakbaar lijkt. Of de wereld van de geest, waarin Clarissen wellicht denken daarin meer thuis te zijn en denken daarin te kunnen handelen alsof je een bedrijf saneert.

Zo zijn als dat vlindertje. Het wanhopig gezoek, gestuur, het drukke fladderen stil leggen. Nood gedwongen, soms. Je laten vallen. Overgave aan het licht.

vrijdag 8 oktober 2010

Champions


En toen was ze weer weg... en heb ik toch een beetje de tranen in de ogen. zit je nog tegenover elkaar aan tafel en weet je dat daar weer drie jaar of zo tussen zal zitten. Vriendin W. en zoontje L. heb ik net op de bus gezet en uitgezwaaid. Die laatste hand 'live', omhoog uit die bus die uitsteekt boven de kruinen van de zittende gezichten... dág, dag hoor, tot de volgend keer.

Wat is het leven toch een vreemd weefsel van herinneringen, banden ooit gesmeed, levens van elkaar die je niet meer dagelijks meemaakt, iets wat daaronder niet verandert in je, in de ander, iets dat essentie heet en waar je zomaar weer intunet als je elkaar weer ziet. En dan is het er weer: associatief pratend van het een naar het ander.

Over boeken, over vertalen van boeken, misschien wat gedichten van Ankie Peyers, opperde ze vanochtend, uit de bundel Binnenland, die ik haar mee gaf omdat ik die dubbel had. Een Nederlands gedicht in het Engels, niet om het resultaat maar om de tijd stil te zetten, zoals in het boek van Joke Hermsen. Doen!, doen! riep ik, want het is een leuk idee om haar daar te visualiseren, met een kopje thee op haar balkon met het grootse uitzicht op Lake Tekapo, mijmerend op een paar woorden.

Met zoontje L. het vlot dat losdreef in de waterpartij achter mijn huis, naar de kant getrokken, held als ik ben uiteindelijk met de voeten in het water, maar L. had al zeer ondernemend geprobeerd een pier van zand te bouwen door het water naar het vlot en W. haalde een grote tak uit het plantsoen om het te laten gelukken. Uiteindelijk stapten we gedrieën gearmd weer naar mijn achterdeur en we zongen We are the champions... of the world!

De wereld is zo groot en zo klein tegelijk, weet ik dan weer bij het afscheid. Groot, want Nieuw Zeeland is écht de andere kant van de wereld en daar speelt zich haar leven af, waar je maar een glimpje van ziet. Mijn stad is haar verleden, de Nederlandse taal is niet eens meer de taal waarin ze met zichzelf spreekt. Klein, omdat de bewegingen van het hart bekend en dierbaar zijn en blijven, omdat in haar een deel van mijn verleden leeft. Vrienden: ze zijn de behoeders en bewaarders van delen van je eigen ik, W. gaat mee, zonder er te zijn, ja, zo gaat het leven voort, ja, zo zal het zijn.

dinsdag 5 oktober 2010

Niet echt

Ik las Net echt! van Emma McLaughan & Nicola Kraus. Ze schreven ook in 2002 Dagboek van een nanny, dat een bestseller was, maar dat ik nooit gelezen heb omdat het thema me niet interesseert. Bij dit boek ligt het net ietsjes anders en de oorspronkelijke Engelse titel The real real, laat dat nog beter zien: het gaat over een middelbare scholiere die de hoofdrol krijgt in een reality soap over haar dagelijkse leven.

Er komt een camera-crew op haar middelbare school en er blijken vijf scholieren uitgekozen te zijn, om wie de serie zal gaan draaien. Die vijf kennen elkaar nauwelijks, ze hebben in het écht eigen en andere vriendschapnetwerken, maar nu worden ze bij elkaar gezet en wordt er drama en een plot rondom hen ge genereert, zonder dat ze zelf bij machte zijn om het proces te stoppen. Er staat als beloning ook nog eens een beurs tegenover op gerenommeerde universiteiten, dus ze laten het zo.

Kortom: het gaat over manipulatie van de media, met name de tv en dat alles heel vlotjes en luchtjes geschreven, je wandelt door het boek heen. Het enige dat ik tijdens het lezen dacht was: Wilders!, Wilders!, Wilders!. Niet omdat ik zo geobsedeerd ben door de waan van de dag, maar wel ineens zag hoezeer het Waan is, van de dag, die de tv ons laat zien.

Stél dat alle media nou eens zouden besluiten om helemaal niks meer van Wilders te laten zien. Wanneer hij per ongeluk voor een camera verschijnt en over de hoofden van iedereen zijn eigen publiek toespreekt, soit. Hem niet laten zien, als er weer een kamerdebat is, en zeker niet elke keer weer een herhaling. En iedereen bericht vanaf nu alleen nog maar over hem in eigen woorden en meningen. Gewoon op een droge toon: 'De heer Wilders heeft zijn mening, waarvan we ondertussen allemaal op de hoogte zijn, voor het voetlicht gebracht. Er waren 20 mensen aanwezig. Omdat hij zelf zegt geen bruggen te willen bouwen en niks heeft met samenleven, laten we het hier ook bij.' Of iets van gelijke trant.

Zonder beelden daarbij. Hoe belangrijk zou Wilders dan zijn en worden? Het is toch van de gekke dat hij weigert om iedereen normaal te woord te staan, niet in praatprogamma's, niet in opinierende nieuwsrubrieken, nergens, met niemand gaat hij een dialoog aan. En nu ook niet voor de rechter. Het is de omgeving om hem heen, die hem regisseert in De Grote Wilders Show. Daar moet mee gestopt worden. Als hij in New York of Berlijn een toespraak mag houden, fijn voor hem, maar on betekend klein en onbeduidend voor Nederland.

De heer Wilders blijft welkom in elk progamma, om van gedachten te wisselen over zijn standpunten. Zolang de heer Wilders dat niet wil, telt hij gewoonweg niet mee. Men noemt hem tovenaarsleerling, maar het is de omgeving om hem heen, die hem een realityshow heeft gegeven. En elke realityshow is tegelijk niet echt, niet waar, bestaat uit beeldvorming en verhalen die we onszelf willen vertellen. Laten we daarmee stoppen. Alsjeblieft.