donderdag 24 mei 2012

Wonderneus

In praktische zaken kijk ik meestal niet verder dan mijn neus lang is. Zo bleek mij gisteren weer eens. Al anderhalve maand word ik door L. ingewijd in de nieuwe muziekstromingen. Ik ben ergens blijven steken in de jaren tachtig, toen Toppop mijn belangrijkste infobron is. Ik ontvang cd'tjes, zet die op en laat me meevoeren. Onlangs een cd vol vrouwen, weet ik veel wie en nam het gewoon tot me: steeds verschillende vrouwen, steeds andersoortige nummers, stemmen, muziekinstrumenten vloeien van het ene in het andere, je geest gaat ervan dwalen.

Wist ik veel wie. Wilde ik het weten? Ik weet het niet.Maar nu bleek dat alle nummers, met de uitvoerende artiesten, heel netjes geschreven waren op de binnenkant van de plaatjes-met-gedichten afkomstig uit een oude agenda. Ik zag alleen het plaatje, gestoken in het hoesje, dacht 'leuk plaatje- leuk gedichtje' en dat was dat. Wie komt er nu op om dat eruit te halen, open te klappen, op zoek naar namen en titels? Ik niet. Kennelijk ben ik niet naamgevoelig en nu vind ik het ook leuk dat ik van niks wist, want nu is een stem, een menselijke stem en niet een grote naam zoals er toch tussen in zat. En een lied was een lied, niet behorend bij een specifiek repertoire.

Heel veel context, omgeving, imago,  kleuren en vervormen alleen maar en maken je het onmogelijk om helder en onbevooroordeeld waar te nemen en te ervaren. Ik las vanochtend een gedicht van Judith Herzberg uit Bijvangst (1999) en die zegt eigenlijk hetzelfde. Het gedicht gaat over een ander gedicht van Edward Taylor 1644-1729), die aan de oppervlakte over  een wesp gaat, maar daaronder over je eigen waarnemings- en ervaringsvermogen. Het begint met twee regels uit dat gedicht:

OVER EEN WESP

Lord, cleare my misted sight that I
may hence vieuw thy Divinty

Ik geloof niet zo in god, wel
ken ik soms een veel te groot gevoel
naar aanleiding van kleinigheid.
Misschien is dat wat overblijft
als je een wesp zo nauw beschrijft
en zo de afwerking bekijkt
dons satijn en bombazijn
van zo'n verstijvend lijfje
en weet dat het geen wonder is
of als je het een wonder noemt
je zelf, je oog, je medeleven
ook onder 'wonder' mee mag doen.

Ik kijk liever nooit verder dan mijn neus lang is. Want elk wonder begint vlak onder je neus.