Met verbijstering kijk ik om me heen. Naar al die andere gezichten achter de computers aan de tafels rondom mij. Snappen ze allemaal werkelijk wat er gezegd wordt? Ben ik nou zo stom, zo helemaal niet meer van deze wereld, op deze aarde? Beginnerscursus Excel op het stadhuis. En dat terwijl ik jaren geleden daar al ooit eens cursus in heb gehad, en toch, ik snapte werkelijk niks van wat deze jongeman ons allemaal trachtte duidelijk te maken.
Die eerdere cursus begon stap voor stap met het vertellen wat een 'cel' is in Excel en hoe je die allemaal apart kon programmeren. Deze jongeman begon meteen wat uit te leggen en nam zomaar aan dat iedereen dat allemaal al wist. Terwijl bij de kennismaking de meerderheid vertelde , weliswaar te werken met programma's die iemand ontworpen heeft in Excel, maar verder er helemaal niks van af te weten.
Mijn verbijstering geldt zowel mijn eigen werkelijk-niks-weten. Toen de jongeman even bij mijn computer kwam zei hij dat hij dus ook wel een cursus Windows aan me kon geven, of hij me daar niet mee beledigde?, haastte hij zich er achteraan te zeggen. Nee hoor zei ik. Vervolgens gaat hij me nu een simpele handleiding sturen met enige stappen daarin uitgewerkt, dan ben ik zijn sparring partner, of ik me niet opnieuw beledigd voelde?, want ja, het hing in de lucht: als jij snapt wat ik opgeschreven heb, dan zullen de anderen het ook wel snappen en dan stuur ik het pas naar iedereen door.
Maar die verbijstering van mij geldt ook die anderen. Ofwel ik ben de enige totale nitwit ofwel de anderen bluffen, zeggen niks en knikken en blijven stil en denken: het zal mijn tijd wel duren, nog twintig minuten en ik mag naar buiten. Al die anderen waren niet jong en dynamisch, want dan klopt dat natuurlijk: de nieuwe generaties zijn met de computer opgegroeid, nee, de meerderheid was van mijn eigen leeftijd en ouder. Van al die andere collega's ben ik ook nog eens de hoogst opgeleide. Maar alleen ik zat te zuchten en te fronsen.
De jongeman polste regelmatig: als je het niet snapt of ik ga te snel, zeg dat dan! Niemand zei iets en ik snap dat voor mezelf wel: het was zo ongeveer allemaal abacadabra. Ik zag hem stug doorpraten en kreeg daarbij het visuele beeld dat hij kranig zich in het allengs zakkende drijfzand staande probeerde te houden. Daar haakte hij en klauwde hij naar boven, in zijn mooie overhemd en sjieke schoenen.
Misschien zie ik dat zo omdat het een soort ervaring is die ik zelf altijd heb als het over "God", spirituele en religieuze zaken gaat. Dan weet je werkelijk niet waar je moet beginnen en zie je de enorme kloof tussen het wél ingevoerd zijn in een bepaald soort taalgebruik en niet. Dan denk ik vaak: hoe krijg je deze taal weer bij de wereld, op deze aarde? Hoe maak je iets duidelijk wat voor jezelf vanzelfsprekend is? Hoe verandert abacadabra in een formule die mogelijkheden geeft en werelden opent? Dan zwijg ik liever en laat al dat abacadabra het liefst helemaal oplossen in de stilte.