Gisteren lag ik zo'n beetje in mijn nakie te zonnen in de uiterste hoek van mijn tuin. Hoor ik me ineens een gedoe en geluid vanuit de dichte bladerhaag aan de zij kant. Eerst dacht ik dat het de merels waren, bezig met de systematische bouw van een nest, diep binnen in. Maar toen kwam het geluid ook van onder en langs de hele haag. Een hond aan het snuffelen? Iemand die aan het gluren is? En toen hoorde ik getrek, gepluk en geknip. Ik hield me stil. Iemand zat aan de haag te werken. En toen er wat meer luchtplekken doorheen kwamen, zag ik de grijze kop van mijn buurman.
Die buurman is een verhaal apart. Hij praat met de mond heel sociaal, maar hij doet al vanaf het begin af aan, vreemde dingen. Of althans: daar verdenk ik hem van. Ooit kwam de milieupolitie kijken naar een composthoop, die aan zijn kant grenst, maar die zag er keurig uit, concludeerden ze, niks op aan te merken. Maar wie heeft jullie dan getipt om hier te komen kijken, vroeg ik. Toch niet de buren? Hebt U gezien dat die zijn hond gewoon maar in de tuin laat poepen en niks opruimt?, daar komen heel veel bromvliegen op af" Ze keken door de schutting heen, vielen om van verbazing en lieten zich toen per ongeluk ontvallen, dat hij inderdaad de tipgever was...
Die buurman viel eens uit toen ik mijn houtkacheltje buiten aan had gestoken, grommend en scheldend in het donker en toen ik hem de volgende dag vroeg of hij er dan zoveel last van had, was hij weer de beschaafdheid zelve: nee geen probleem, als ie het maar tevoren wist. Over zijn BBQ die hij heeft laten bouwen, hoog en van steen, hoor je mij niet. Ook laat hij zijn hond uit, als hij denkt dat niemand het ziet, in het plantsoen, pal achter hem en mij. Als hij zich bespied weet, loopt hij braaf naar de omheinde hondenuitlaatplek.
Zo'n buurman. Ik twijfelde ter plekke of ik zou roepen: Hé buurman, ben je mijn haag aan het bijwerken, dat wilde ik zelf straks vroeg in de avond doen, als het niet zo warm meer is! Maar ja: grote kans dat hij zich alleen maar betrapt voelt, ik een scheldpartij naar mijn hoofd krijg en dat doet de burenverhouding, die er toch al nauwelijks is, geen goed. Bovendien lag ik er in mijn nakie te genieten van de zon. Daar zou ik dan uitgerukt worden. Ik hield me dus muisstil, hoorde hem al de afgeknipte takjes en blad bij elkaar vegen, tot bij mijn uitgang achter. Daar vond ik later de hele hoop, veegde het bij mij naar binnen, verwerkte het weer in de haag en dacht onderwijl aan die zin van een gedicht van Robert Frost: Good fences make good neighbours.