zondag 3 maart 2019

Tiger Cave, strand, kommetjes saus

Pas later op de dag kwam ik erachter waar men hier de zondag besteedt: in het aangelegde park rondom Tiger Cave. Gisteren had ik die tip al gekregen in de food court: neem een tuktuk voor 200 rupi. Vandaag kwam ik er toevallig. Ik wilde wandelen tot het einde van de baai en de laatste palmboom die je kunt zien. Dat bleek een wandeling van 4 kilometer, vertelde een verkoper mij later, dezelfde die zei dat Tiger Cave, nog maar 500 meter verder was, vanwaar ik was neergestreken op mijn nieuwe stranddoek, met een boekje.

Het strand is vrijwel leeg, met stukken waar aan de landkant soms stukken grond ommuurd waren, terreinen die verlaten leken en misschien ooit goede tijden als beach-resort hadden gekend. Het lijkt alsof er voor dit gebied ooit grote plannen zijn geweest, maar dat het ergens is gaan stagneren. Hier is bijvoorbeeld een helemaal door onkruid overwoekerd zwembad. De bewaker van dit terrein vertelt dat hij al 22 jaar in dienst was en het vanaf de eerste steen heeft zien ontstaan. Het geheel is gebouwd door vier broers. Het zwembad was vroeger ook open voor de locals en de politie. Die zouden meebetalen aan het onderhoud en dat gebeurde niet meer en nu is het zwembad al tien jaar dicht. Toen ik aankwam en vroeg naar het zwembad zei men: zit nu dicht, gaat met de moessontijd open. De Indiase waarheid is soms zo kneedbaar als was...

Het aantal toeristen neemt de laatste jaren af, heb ik al meerderen horen zeggen. En dat terwijl hun bestaan ervan afhankelijk is. Ik was zelf neergestreken in het zand, aan de rand van het enige functionerende Palm Beach Resort en restaurant. Er zaten veel witte mensen met gestreepte handdoeken, er klonk een aangenaam tropisch muziekje, een grote westerse vrouw joeg drie paardrijdende jongens furieus en scheldend van het strand af. Ik waande me even in koloniale tijden. 

Toch ging ik er in de buurt liggen, ze zijn dan mijn jas, want er ligt verder bijna niemand op het strand. Aan de rand dus, en het bleek ook de rand te zijn waar de verkopers bovenin zaten, iets verder van zee, wachtend tot iemand het terras afging richting zee, want het was ze verboden om daar te komen. De verkoper die mij aansprak met: come to my shop, doelde op de kleedjes die hij daar had uitgespreid. En dan zit je dus de hele dag alleen maar te wachten, tot een van die westerlingen het beschermde gebied verlaat.

Ik wilde hem nog even bedanken voor de tip van Tiger Cave, en hij en zijn collega’s zeiden uit  één mond: daar komen wij nou nooit, want daar verkoop je niks, er komen alleen maar Indiërs. Een vrouw zei lachend: wij moeten het van jullie hebben! Tiger Cave was zoiets als het IAMsterdam object dat verwijderd is bij het Rijksmuseum: een geliefd fotografie-object met mensen er bovenop in de nissen aan de zijkant, in het grot-tempeltje zelf, die omlijst was met vaag gebeeldhouwde tijgerkoppen. Iets verder op het terrein een lange dikke steen, die als een schuinomhoogrijzend phallus de hoogte instak.

Iets erachter het vermaakterreintje: drie kleine draaimolentjes waar ook volwassenen ingingen. Blikjes gooien, hoepeltjes rondom oude rommelmarkt-beeldjes, vanuit Wetsers perspectief, die op een groot wit laken, met dezelfde afstanden in het gelid stonden, er waren krakkemikkige sta-tafeltjes  gemaakt, waarvoor  weet ik niet, misschien dat tijdens lunchtijd je er iets te eten kan kopen. Ik dronk er een vers geperst  sinasappelsapje, aangelengd met water. De jongen naast haar, moest zijn stoel aan mij afstaan: This is my son, he goes to school, he is 15, zei ze trots. ‘De St Joseph school, vulde hij aan. Maar zij waren hindoe. En al die kraampjes hadden een bouwdorp of padvinders kwaliteit: van oud hout en grote dikke takken, met touw aan elkaar geknutseld.

Ik herinner me als 16-jarige, voor het eerst in Indonesië dit zo te zien: met wat voor weinig middelen mensen zich vermaken, geen grote elektriek,  geen toeters en bellen, machines waar je de hoogte mee ingaat, spookhuizen, achtbanen of een reuzenrad: het is met bijna niks, waar mensen zich mee vermaken. Ja, ze vermaken zich met elkaar, mensen praten zonder ophouden, zo lijkt het, de sfeer is overal licht en ongedwongen.... Ik kijk heel graag naar de mensen hier en ben, zonder daar moeite voor te hoeven doen, soms zomaar een deel van zo’n groepsgesprek met daarin één op één momenten. 

Vandaag bracht een man me zomaar een kommetje saus uit de keuken, en even later kwam hij met nog eentje. Zijn gezicht begon te stralen, toen ik de food court inliep, Hij kan geen Engels, het zijn losse woorden die hij bezigt. Maar hij maakt het namaste-gebaar en legt zijn hand bij zijn hart. Ik doe hetzelfde en we lachen alleen maar en kijken elkaar diep in de ogen.