maandag 30 december 2013

La Vie d'Adele

Ik zag de film La vie d' Adèle die drie uur lang duurt. Over een zeventienjarig meisje die ontdekt dat ze verliefd wordt op een vrouw. Er zit een heel lange vrijscène in, die uitgebreid onderwerp van gesprek is geworden, ook omdat de actrices zelf later vertelden dat ze deze eindeloos moesten overdoen. In mijn omgeving waren de meningen verdeeld: sommigen vonden het zeer naturel en overtuigend gedaan, eindelijk een vrijscène tussen vrouwen die van werkelijkheidszin getuigd, anderen vonden het weer niks. Gevolg is natuurlijk dat je zelf niet meer onbevangen kunt kijken.

Welnu: ik vond het aanvankelijk een beetje als  twee vruchten op een donkerblauwe fruitschaal. Het licht erop een beetje als een schijnwerper. De gedachte dat de regisseur er een educatieve waarde in heeft verpakt: O, zijn dat nu de standjes die vrouwen zoal met elkaar bezigen?, bekroop me. Vond ik die hele scene nu te lang duren? Op een film van drie uur, die me  overigens wel de hele tijd  bleef boeien, door het naturelle spel, en de camera zeer dicht op een ieder, niet. Wellicht.

Vandaag las ik in eén ruk Der Tod in Venedig van Thomas Mann. Ja, Venetië, daar had ik zin in, en toen kwam er ook een nieuw zicht over die film. Von Aschenbach, die helemaal bezeten raakt van een mooie jongen en hem blijft volgen in het hotel, op het strand van het Lido, in Venetië, terwijl de stad klam en benauwd is door de sirocco en de pest die er heerst, denkt aan de Phaedrus van Plato. Daar praat Socrates met Phaedrus over de betekenis van de schoonheid. 'Schoonheid is, de zinnelijke weg van de kunstenaar naar het geestelijke', zegt Socrates.

Dát is het onderliggende verhaal in La Vie d'Adele, zo viel me in. De ouder vrouw waarop Adele verliefd wordt en met wie ze een relatie krijgt is kunstenares, voor wie Adele ook model wordt. Adele komt uit een simpel milieu, wordt lerares van kleuters, begrijpt en weet niks van het kunstenaarswereldje van haar vriendin. Haar ouders, haar collega's, niemand mag weten van haar liefde voor een vrouw. In de wereld van haar vriendin is het allemaal gewoon. Adele is mooi, zonder dat zelf te beseffen. Met een soort van pure onschuld, zoals Tadzio in De Dood van Venetie.

Ze zijn de weg, de toegang naar de wereld van de geest: daar waar je jezelf onstijgt, weg van aardse beslommeringen. Wel een bekend soort van homo-relatiethema: de wereld van de  kunst en de gewone wereld die een liefdesband met elkaar aangaan. In Twee Vrouwen van Harry Mulisch, Beauty and Sadness van Kawabata. In de film  I've heard the mermaids singing van Rozema. Ook het idee dat de oudere weer levenskracht krijgt van de jongere valt hieronder, zoals de knaap en de oudere man, bij de oude Grieken.

In dit licht is de vrijscene dan toch wel cruciaal. Beide blikken  3 jaar later erop terug, als ze elkaar weer zien, als iets wat ze daarna nooit meer zo met een ander hebben ervaren. Voor haar vriendin opende het wellicht de weg naar het echte kunstenaarschap. En voor Adele...? Ik las in de Phaedrus, door mezelf ooit dik onderstreept: 'Elk lichaam dat zijn bewogen worden van buiten af ontvangt, is onbezield, terwijl dat wat zijn bewogen-worden van binnenuit, aan zichzelf ontleent, bezield is."

Adèle heeft zich misschien teveel laten leiden door de omstandigheden buiten haar. Zij is met een mannelijke collega gaan vrijen, waarna haar vriendin haar het huis uit heeft gezet. De film zegt dat het hoofdstuk 1 en 2 uit haar leven zijn. Misschien volgen in volgende hoofdstukken van haar leven een bezieling die haar oorsprong heeft in de zinnelijkheid, waarvan de kijker op het witte doek deelgenoot van is gemaakt.

zondag 29 december 2013

The Cup Song

Ik zag het Nichtje L op haar verjaardag voor het eerst doen met een paar vriendinnen en ook Neefje deed mee: The Cup Song heet het. Ik snapte er niks van. Ze hadden allemaal een omgekeerde plastic beker in de hand en ze trommelden op de tafel, de beker verschuivend, terwijl ze er een liedje bij zongen. Best ingewikkeld zag het eruit en een lerares op school had zich zéér populair gemaakt door ook de Cup Song te kunnen.

Nu ben ik er verder over ingelicht. Het komt uit een film. Op YouTube zie je een meisje in een keuken staan in een restaurant met voor haar een laag uitgerold deeg op tafel en met die beker wordt ze verondersteld allemaal rondjes deeg te maken. Ze verveelt zich, heeft er geen zin in, beweegt wat met de beker en the Cupsong ontstaat. De keukendeuren naar het restaurant gaan open, ze gaat daarheen en ineens zijn alle mensen aan de tafeltjes ook die Cup Song aan het doen. Eén zinnetje, daar drijft het liedje op: You gonna miss me when I'm gone. Dan blijkt ze alles gedroomd te hebben en staat ze nog steeds in de saaie, grijze keuken.

Ik zag dat filmpje en begreep meteen het aanstekelijke ervan. Hier wordt op een zo'n klare en eenvoudige wijze dat verlangen uitgedrukt: naar levendigheid, aanstekelijke vrolijkheid, op elkaar ingespeeld zijn, samen-met-zijn-allen gelukkig zijn:The Cup Song is een wereldwijde hit , vooral onder middelbare scholieren, geloof ik. Er zijn nu heel veel filmpjes, waar een hele hal vol scholieren samen de Cup Song doen en het liedje is vertaald in vele talen.

Natuurlijk schiet het dan meteen weer door me heen: Dit is de nieuwe kerk. Wat moet een nieuwe generatie in een stoffig kerkgebouw met oude gezangen en die totaal ongeinspireerde bende erom heen? Als je wereldwijd met elkaar de Cup Song kunt doen, die bij elkaar kunt bekijken en zelf met elkaar kunt realiseren? In het ritme dat de Cup Song genereert, klopt het warme hart van iedereen die het gewoonweg goed wil hebben met elkaar.

Bricolage

Walter Benjamin schreef daarover in zijn Passagewerk: hoe winkelen langs mooie waren en dingetjes die je kunt zien, die met schoonheid zijn opgesteld, klaar om je te verleiden om ze te kopen, je tot een flaneur maken. Volgens Benjamin een nieuw soort mensentype en hij schreef dat bij de bouw van de grote overdekte winkelpasaages in Parijs, eind 19e eeuw. Inderijd een werkeijk inzicht voor me: hoe de omgeving om je heen welbewust ontworpen wordt en je gedrag en je belangstelling zo gestuurd wordt.

Ik denk hieraan omdat De Bijenkorf in Arnhem gaat sluiten. Deze winkel hoort al tientallen jaren tot mijn flaneursgebied. De flaneur droomt en verlangt wat af, en in De Bijenkorf lagen tal van mijn dromen. Een galajurk voor de Gymfuif, elk seizoen op zoek naar nieuwe kleding en daarmee verschijnen op de middelbare school, met H. een ex uit mijn studententijd en inderijd een arbeidersjongen met saaie kleren en ouderwetse sandalen een nieuwe outfit aanschaffen tijdens de Dwaze Dagen , helemaal hip :  Man-van-de-wereld kon hj nu worden met de inhoud uit die felgele tassen. Enzovoort.

Dus ik moest daarheen. Voor de allerlaatste keer. En ik wist ook zeker dat ik er iets ging kopen. Gewoon als afscheidsaankoop, het laatste pakketje droom en verlangen uit deze winkel. Kooplust is een raar fenomeen waar ik nooit meer last van heb, maar nu was het er even: Hé lekker, die roes van zoeken en gegarandeerd iets vinden. Want zo schept men de werklelijkheid: wie iets zoekt, vindt altijd en het vermoeden van wat je zoekt bepaalt geheid het resultaat.

Nieuwe Schoenen: dat is zo'n markering van weer op een andere wijze de wereld inlopen. En ik vond ze. Voor de helft van de prijs:mijn voeten steken nu  in zacht suede Mc Gregor sneakers, donkerblauw met lichte veters en aan de bovenkant een rood-groen geruit randje en wat bont bij het tussenflapje, alsof je ook een beetje in pantoffels loopt. En van Benneton een vestje, grijs met gekleurde ruitjes en ingebreide armstukken in een klein rood-roze streepje. Het beschrijven ervan geeft een soort van behagelijk genoegen: de flaneur die nageniet en daarmee ook een soort van Verzamelaar wordt, volgens de antropoloog  Claude Levi Strauss, een van de drijfkrachten en dus fundamenten waarop alle culuur is gebaseerd.

Hij vond de term Bricolage uit: hoe mensen hun samenleving en hun levensbeschouwing aan elkaar knutselen middels de verzamelende elementen die er in hun omgeving zijn. Elk geknutseld systeem is even veel waard en even simpel of ingewikkeld. Ook dit was indertijd een werkelijk inzicht voor mij: het opent een wijze van kijken en leven waarin een ieder wezenlijk creatief is: jij creeërt je eigen werkelijkheid, waarin je vervolgens eindenloos in kan flaneren.

zaterdag 28 december 2013

Said and Done

Ik was weer de dagen met de Kerst in het klooster. Altijd heel fijn om daar te zijn. Te Zijn. Dat ervaar ik het meeste wanneer ik een kwartier voordat het bidden begint, ik in het donker alvast in de koorbank zit. En de tijd dat ik na de vespers nog  een half uur ofzo stil blijf zitten. Dus voor mij is het vooral de stilte, waarin het Geheim van het leven zich openbaart, in een soort van altijddurend weefsel van licht. En dan zeg ik uiteindelijk hardop, wanneer ik mijn lichtje neerzet in het midden op de rode doek met drie witte rozen: 'Voor alle mensen die worstelen met de duisternis in zichzelf'.

Want zo zie ik dat rondom mij. Mensen die het goede willen, maar wie het niet lukt dat ook werkelijk te leven. Mensen die reiken, hopen, willen... maar niet kunnen. Die langs je heen schampen, zoals pluizen in de wind, die je zou willen kunnen  vangen, koesteren, daarbij zijn en blijven, maar die alweer weg gaan, waaien, hun eigen onrustige hart achterna.

En zo gebeurde het me dat ik gisteren tot twee keer toe Ein Deutsches Requiem van Brahms opzette. O! Wat zingt die muziek de treurnis en het verlies uit.

Als tegenhanger keek ik naar de Walt Disney film De Reddertjes, waarin het mogelijk is dat twee kleine muisjes het mensenkind Penny kunnen redden van de boosaardige Medusa, die haar gevangen houdt, omdat zij alleen in een emmertje in een mijn kan afdalen en op zoek moet naar de grootste diamant van de wereld: het duivelsoog. Hoe symbolisch: het kwade houdt het goede gevangen in haar wil naar materie en wereldlijke rijkdom. Het kleine, dat het goede kan redden.

Uit die twee bewegingen bestaat de wereld: verlangen en verlies, licht en duisternis, redden en verloren gaan, geboren worden en sterven. En als alle bewegingen dan zijn uitgespeeld en geleefd, ja dan blijft de stilte over, de stilte waarin alles weer opnieuw geboren wordt.

En ik kom na een jaar dan weer uit bij dat mooie nummer van Nils Frahm, die al die bewegingen in pianospel vertaald heeft: een bijna onhoudbare spanning die zich ontlaadt in een bevrijding, totdat de muziek voorbij is en het weer stil is: Said and Done.

donderdag 19 december 2013

Verwerking uit sloophout

Volgens mij is het al twintig jaar geleden: dat ik in een lange, toen rommelige winkel, zo ongeveer naast boekhandel Vrolijk in Amsterdam die kast zag: gemaakt van sloophout. Dat was een eindexamenproject, want daar stond die winkel vol mee, wist ik van Broer die aan de Rietveld Academie afstudeerde. Ik vond dat meteen een fantastisch idee. Om niet van nieuw hout iets te maken, maar van afvalmateriaal. Het zag er ook verfrissend anders uit.

Nu blijkt die kast van Piet Hein Eek, die ondertussen internationale faam heeft en in Eindhoven, in een oude fabriek van Philips zijn domicilie heeft. Ik zat er in het heel sfeervolle restaurant en lunchte er met truffelkroketjes, heel geinig vierkanterig gemaakt, zoals een oude balk, een van de afvalmaterialen waar hij nu ook mee werkt. Zo'n oude hoge glazen fabriekshal, met schotten waarachter de keuken zich bevond, lampenmobiles, die ook gemaakt waren van glazen lampen uit de vijftiger jaren, en buiten nog het oude perron waar vroeger de fabrieksarbeiders af en aan kwamen, dat heeft wel wat.

Oud, dat weer nieuw wordt gemaakt: er stond een winkel vol banken, kasten, tafels en stoelen, allemaal vanuit datzelfde concept. Maar dan de prijzen: nou ja, die waren zo hoog, dat mijn eerste gedachte is: nou, doe mij dan maar liever iets van 'nieuw' hout, direct van de boom. En ook: Jee, wat begint als een leuk ideetje, groeit uit tot een design-niche met designprijzen daarbij; waarom moet alles mee in dat woekerkapitalisme? Je kon ook in de grote werkplaatsen kijken en daarboven zweefde een hele grote mannelijke torso, gemaakt van oude plastic flessen.

En toch... de sfeer daar had iets dynamisch en opgewekt. Heel werelds en internationaal ook.Er hangt toch de sfeer die past bij fair-trade, welbewust omgaan met materiaal, niks verspillen enzo. Nu las ik een intervieuw met hem en nu is het kwartje gevallen. Iets nieuw uit oud spul maken is héél arbeidsintensief. Zo moeten bijvoorbeeld alle oude spijkers uit dat hout gehaald worden. En wie werkelijk niks wil verspillen, moet zó ontwerpen en zo'n maatvoering verzinnen, dat je ook wat kan met het restafval wat van je eigen ontwerp afkomt. Dit maakt het in ene keer toch tot een heel opwekkend procedé. De geschiedenis van het materiaal wordt meegenomen in het nieuwe wat verschijnt.

Ik moet nu denken aan een kunstwerk van A Wei Wei, dat ik in een oude loods in Venetië heb gezien. Daar was een golvende oppervlakte gemaakt van opgestapelde roestige ronde draden, die uit de verte op bamboe lijken. Het bleken de draden te zijn die gebruikt worden om beton van binnenuit te verstevigen, zodat het aardbevingbestendig is. Deze draden kwamen van een ingestorte schoolgebouw in China, waar 5000 (!) studenten zijn omgekomen. Omdat de regering te weinig van dat draadstaal had gebruikt, om het zo goedkoop mogelijk te houden. De draden waren allemaal, een voor een, kaarsecht gehamerd door mensenhanden, en allemaal even lang gemaakt. Een indrukwekkend werk, dat tegelijk een zen-achtige stilte en schoonheid uitademende en waarin tegelijk zoveel leed letterlijk en figuurlijk verwerkt is.

Het is een soort van arbeid, die er altijd te doen is, wil je intens en echt leven, vermoed ik: telkens opnieuw dien je oude delen van je leven opnieuw op te nemen, te leggen in een nieuw verband. Alleen zo kan er uit pijn en verdriet en opgedaan leed, iets nieuws verrijzen, zoals de phoenix uit de as: uit een ingestort gebouw, een nieuw golvend landschap, nieuwe dingen om op te zitten, te liggen, vanaf te eten, uit sloophout.

woensdag 18 december 2013

Voor de eeuwigheid

Het klooster is een plek waar de bewoners in feite een soortement van beleving hebben, dat zij de gewone wereld hebben verlaten en daarvoor in de plaats... 'in het voorportaal van de hemel' wonen, zou je in ouderwetse woorden kunnen zeggen. Wat zijn de moderne woorden? 'Leven rondom het geheim van het leven, bij je meest wezenlijke oorsprong, de kern van vreugde en geluk in je', zoiets zeg ik nu. Ook na de leesgroep van gisteren, waar een kloosterling uitdrukte daar dan wel bij te leven, maar in het dagelijkse leven daar toch ook vaak ver van verwijderd is. Dus ook kloosterlingen hebben een 'dagelijkse' leven binnen het leven in een klooster.

Dat 'dagelijkse leven' wordt in De Bron, nu gedeeltelijk ontlast, doordat er zoveel vrijwlligers zijn, die portierster zijn. Dan let je op de bel en de telefoon, je doet open,roept degene voor wie het telefoontje is etc. Uit ervaring in het klooster in Velp-Grave, weet ik dat je dan eigenlijk toch heel verstrooid raakt en niet tot rust komt, dus vanuit dat kloosterlijke perspectief, bevindt je je dan een dagdeel in het dagelijkse leven.

Nu vertelde J. dat ze een telefoontje kreeg, met de vraag om portierster te zijn op een dagdeel. Ze voelde zich overvallen. Want het is nogal wat om je elke week vast te leggen voor een middag, op je tachtigste. De vraag was op een heel snelle wijze gesteld. J. begeleidde een leesgroep, samen met mij en die leesgroep gaat stoppen. En ze rijdt weleens met de auto, een zuster naar het ziekenhuis of anderszins, sinds ze vlakbij is komen wonen.

J. had iets van twijfel getoond, maar de reactie was: maar je woont zo dichtbij en je kunt dan mee blijven eten en verder een boek lezen ofzo! Ze ervaarde het alsof er toch iets vanzelfsprekends in de vraag school. J is zelf 40 jaar kloosterling geweest en toen uitgetreden.

Ineens zag ik het kloosterlijk perspectief, naast die van de wereld. Voor die aan 'gene zijde' hoort J. toch nog bij de club. Ze zien iemand die nu een rustig, contemplatief leven alleen leeft met een zee van tijd in tegenstelling tot al die dingen die in het klooster moeten gebeuren: het dagritme dat vrijheid geeft, maar je ook altijd bezig houdt. Dan kan J. zich toch best wel een dagdeeltje vastleggen?

J. daarentegen, is nu in de wereld. Zomaar een dagdeel vragen, is ook claimen. Dus ze heeft zich voor een maandje gegeven. Want, zei ze, 'Je weet het Mirjam, als je eenmaal toezegt, dan is dat voor de eeuwigheid'. Ik moest lachen. Maar zo is de diepere beleving daarvan wel. Wie binnen de muren van het klooster iets doet, die wankelt niet snel, die doet dat niet om het een beetje uit te proberen, eens te kijken, die betreedt daarmee ook de eeuwigheid en doet dat voor de eeuwigheid.

maandag 16 december 2013

Met het hart

Als iedereen slaapt, Komako Sakai
Wat voor kaart zou de Osho Tarot me vandaag brengen? Toch weer eens een kaartje trekken. Het werd kaart nr 6: Hebzucht en Voorbij de Hebzucht. De verhaaltjes erbij, uit allerlei tradities, die maken het leuk. Nu ging het over Narada, een grote heilige die kon reizen tussen het paradijs en de aarde, hij was een soort postbode tussen hemel en aarde, een brug tussen beide werelden. Hij ontmoette op zijn weg een man die onder een boom steeds maar een mantra herhaalde en hij vroeg of deze een vraag had, voor God in de hemel.

'Vraag hem hoe lang ik nog moet wachten, ik ben het wachten beu, wanneer ik eindelijk eens verlicht zal worden. Ik baal ervan, ik ben het moe, om steeds maar met die mantra bezig te moeten zijn.'Oké, zei Narada, ik zal het vragen. Onderweg naar de hemel zag hij een jongeman dansen. Hij vroeg aan hem of hij ook voor hem moest vragen, wanneer deze verlicht werd. maar de jongeman reageerde niet eens, hij ging helemaal op in zijn dans.

Narada kwam terug met de antwoorden. De oude man moest nog drie levens wachten en die baalde daar zo van en vond het zo onrechtvaardig omdat hij al zijn hele leven zijn best had gedaan.Hij gaf de moed op. Het antwoord voor de jongeman was, dat het nog zoveel levens zou duren als alle bladeren aan de boom waaronder hij dansde. O, zei hij, en begon nog intenser te dansen. 'Dan is het moment niet ver weg meer, dan ben ik er bijna, kijk maar eens hoeveel bomen er wel niet op de aarde zijn!'En toen werd ie verlicht.

Na lezing hiervan zag ik een recensie van een prentenboek: Als iedereen slaapt, van de Japanse Komako Sakai. Mooie tekeningen die meteen aan iets van mij raken: in de kleuren grijs, blauwig, wit, het peutertje met zwarte haren heeft een pyamabroekje aan, blauw met rode streepjes. Een zwarte kat vergezelt haar op haar nachtavonturen. Als iedereen slaapt staat ze op, wandelt de trap af, kijkt naar de volle maan, doet een plas op de wc, de poes weerspiegelt haar stemming.

Dat is verlichting, zo dacht ik. Dansen als die jongeman, aanwezig in het moment, niet willen controleren, rekenen of bewerkstelligen. Wie zelfvergeten, gewoon plezier heeft, met het hart aanwezig is in al wat ze doet,opgaan in gewone dingen, die is er. Zoals dat peutertje in het prentenboek. Met het hart aanwezig zijn, dat is het grootste avontuur.

donderdag 12 december 2013

Niet willen weten

Ik was op de afscheidsreceptie van een oud-collega in mijn oude wijkcentrum. Twee jaar later is het nu. De bus maakte dezelfde route als toentertijd. Dat was ooit mijn meerwekelijkse gang en nu nooit meer. Ik kwam de feestzaal binnen en werd van alle kanten begroet. Ook alle bezoekers van het wijkcentrum waren uitgenodigd en die heb ik ook jaren meegemaakt.

Zo gek. Iedereen ietsjes ouder geworden: wat doet twee jaar tijd met mensen? 'Hoe is het met je vrouw?' vroeg ik aan de ene. 'Die is er niet meer', was het antwoord. Een jaar geleden een hartaanval gekregen in de supermarkt met een bloemkool in haar hand. 'Ik mis M.', zei ik. 'Die is nu helemaal de weg kwijt', was het antwoord. Het begin heb ik daarvan meegemaakt: haar zus met wie ze altijd heeft samengeleefd, stierf, door een medische fout.

Ik sprak met T. die haar oude tante met Alzheimer verzorgd en begeleid had tot in de dood. Haar broer had nu ook zwaar Alzheimer. Het zit in de familie.Vorig jaar had ze zichzelf laten onderzoeken, niks aan de hand. Nu moet ze weer op onderzoek. Dat wil ze zelf, ook om de wetenschap verder te helpen.. 'Ik vergeet steeds sneller en meer', zei ze. Ik schrijf al dingen op een bord in de keuken en ik heb een heel grote buro-agenda aangeschaft en daar schrijf ik uitgebreid in wat de bedoeling is.' Ze kwam vaker niet op een woord. Wat brengt haar toekomst?

En ja, ik zag R. Twee jaar geleden al met dat grote geheim: dat ie al dood had moeten zijn en de dokter toen al niet begreep hoe hij de pijn van het gezwel in zijn bovenlichaam nog verdragen kon. 'Hoe gaat ie?' 'Het gaat wel meissie, je weet ik ga gewoon maar door, hé.'

Een half jaar geleden zag ik hem ook op een vrijwilligersavond. Bleek dat-ie vlak na mijn vertrek onwel was geworden. Ambulance erbij gealarmeerd. Nu vertelde hij hoe hij in die ambulance had bevolen dat hij niet naar het ziekenhuis wilde, maar thuis afgezet. 'Ik weet gewoon precies wat er met me is, het is de bloedsuiker, daar hoef ik het ziekenhuis niet voor in', zo vertelde hij stoer aan het tafeltje aan de omstanders.

En dan weten dat hij in feite als een beer vocht om zijn eigen geheim te kunnen bewaren.Voor zijn vrouw. Indertijd heb ik hem nog gezegd dat het toch ook belangrijk is, dat zij ervan weet. Nu denk ik: die woorden worden meteen waar. Wat nu uitgesproken wordt: dan breekt-ie. De kracht van woorden. De kracht van zwijgen.

Leven is maar een rare zaak. Telkens weer. Hoe zal het zijn over twee jaar? Ik wil het ook niet weten.

woensdag 11 december 2013

Containerscanner

Premier Rutte heeft aan Israël namens Nederland een containerscanner cadeau gedaan. Dat is een groot apparaat waar vrachtauto's met containers daarop doorheen kunnen gaan en het apparaat scant dan, of er geen gevaarlijke dingen in vervoerd worden. Wapens, bommen, springstoffen en dergelijke. Die containers komen van de Palestijnen en bevat handelswaar. De scanner zou een snellere handel en doorstroom kunnen bewerkstelligen, want nu moet elke vrachtwagen uitgebreid worden geïnspecteerd.

Het kado viel niet zomaar in goede aarde, las ik in mijn krant. Daarbovenop heeft Rutte in een toespraak vooral de bijdrage van Nederlandse verzetshelden in de tweede wereldoorlog geroemd, in plaats van te wijzen op al die passieve 'medewerking' die het hele ambtelijk apparaat aan de Duitsers gaf, zodat het Nederlandse aandeel aan de Holocaust groot was. Omringende landen hebben wel al de hand in eigen boezem gestoken en ook Beatrix heeft in het laatste staatsbezoek bijna zoiets als excuses gegeven. Dan zie je Rutte ook nog eens hurken bij de klaagmuur in plaats van knielen...

Zo'n containerscanner: dat is ook een raar iets om cadeau te doen. Want daarmee zeg je in feite: we vinden dat jullie handel moeten drijven met de Palestijnen en hun dus in feite erkennen en wij nemen jullie wantrouwen helemaal serieus, ze zijn wellicht onbetrouwbaar, dus scannen maar. Dat is een ongemakkelijke boodschap, waar je zogenaamd neutraal bent tussen beide partijen. Iets van : 'Ik was mijn handen in onschuld, ik ben de wijze vader, die een goede oplossing heeft'.

Het beeld van de containerscanner vind ik wel grappig, als je het toepast op dat wat men vroeger in therapeutenjargon noemt: 'Je moet werken aan je relatie'. Bah en grrr en huhuu wat vies, is mijn instinctieve reactie daarop altijd geweest. Als het niet vanzelf gaat, nou dan maar niet. Maar zo'n scanner geeft eigenlijk wel goed weer, wat je in feite te doen staat, in elke relatie en menselijk contact: voortdurend alert zijn en met aandacht kijken, wat er van de ene kant naar de andere kant vervoerd wordt.

Het is niet vanzelfsprekend dat je een ander mens begrijpt en aanvoelt, want jij zelf bent een totaal ander mens. Alle woorden, gebaren, grapjes, houdingen enzovoort: het komt allemaal uit jouw specifieke wereld die zo gelaagd is als alle lagen van de tijd waarin je geleefd hebt. Dus iets van een scanner aanzetten, ja, dat kan helpen.

Niet uit wantrouwen dan, maar uit een wederzijds je willen neigen en reiken naar elkaar. Niet op je hurken en je daarmee kleiner maken, maar dat wat Rutte had moeten doen bij de klaagmuur: gewoonweg op de knielen vallen uit respect en het mateloze wonder dat elk mens is.

maandag 9 december 2013

Vurig vuur

Afgelopen weekend heb ik veel bij een warm gloeiende houtkachel gezeten. Wat een weldadige warmte, de thermostaat in de kamer gaf af en toe 25 graden aan, dat je dan gewoon in een T-shirt al die warmte tot in je botten voelt! Het is net geen open vuur, zoals bij een open haard, maar je ziet wel alle vlammen en het vuur in het hout, zonder dat je bang hoeft te zijn dat er iets heets naar je toe spat: gewoon maar blijven liggen en zitten en zijn en je alleen maar ietsjes verwijderen als het té warm wordt.

Dat is een uiterlijke wereld waar het goed toeven is, maar dat is alleen zo, als je het ook met het gezelschap in de kamer kunt vinden. Uiterlijk heel warm, van binnen ijskoud, dat is niks: van binnen heel warm en verder kippevel van de kou, ook dat is niks. Dat beide accorderen, ofwel, dat beide een verbinding met elkaar aan gaan, de uiterlijke en innerlijke wereld: dan stroomt het pas. Of ademt het: zoals vuur in de branddriehoek ook drie elementen nodig heeft: de brandstof, zuurstof en het vuur.

Vriend T. vroeg zich af, waarom hij toch ook altijd met die innerlijke wereld bezig was. Waarom kun je niet 'gewoon' altijd mee willen doen met die uiterlijke wereld en die de voorrang geven, waarom moet je een boek lezen, schrijven, je creatief zitten uiten? Terwijl die uiterlijke wereld faciliteert voor de innerlijke: zonder dat kom je er helemaal niet aan toe, die is toch in feite voorwaarde scheppend, dus het belangrijkste, zou je denken.

Maar zo is het niet. Je moet jouw innerlijk voedsel in die uiterlijke wereld brengen, want anders stort die in, ofwel om in de vuurterminologie te blijven: dan dooft ook die uiterlijke wereld uit en word die dof en zwart. Je voedt de wereld met jóuw voeding en dat zal voor een ieder een andersoortig voedsel zijn. Maar de levenslijn, die je met je eigen wortels hebt, die zorgt ervoor dat ook die uiterlijke wereld zich wortelen kan: alles wordt uiteindelijk gevoed door een gloed van binnenuit.

Ook M. zei dat na de ochtendmeditatie. De tekst die ik had meegnomen van Tao Meng, bleek wel heel toepasselijk: buiten op het balkon die haar flat aan twee kanten omgeeft, waren werklui bezig met hameren, bonken, veel gepraat en gestommel en ik las voor:

Stilte is niet de afwezigheid van geluid,
Stilte is de diepste klank.

'Alsof je het ineens van binnen uit voelt gloeien en dat die ruimte steeds groter wordt" zei ze. Zo is het maar net. De uiterlijke wereld wordt ten alle tijden gevoed door een groot innerlijk vuur: dat is het ene element van de branddriehoek. Voeg daarbij de zuurstof die je de levensadem geeft, en een uiterlijke wereld als brandstof, en de branddriehoek die je het leven geeft, wordt, brandt en blijft vuur.'

donderdag 5 december 2013

Mul zand

Iemand vertelde me zonet een verhaal dat me wel ontroert. Ik vroeg haar of het lukte om nu werkelijk een pas op de plaats te maken. Te leven in het moment en niet vooruit denken en plannen. Elke keer weer verliest ze energie en wordt ze zó moe en nu is ze als het ware even helemaal op retraite, letterlijk: alleen een pas op de plaats.

Ze vertelde dat ze helemaal terug in het verleden aan het kijken was, hoe dat nou kwam, dat telkens over de eigen grenzen heen gaan. Ze kwam bij een oude herinnering, toen ze 4-5 jaar oud was. Ze fietste met haar vader die haar jonger broertje achterop had en haar oudere zusje naast haar op een fiets. Ze kwamen bij mul zand. Haar vader spoorde aan: kom aan, doortrappen jullie, vooruit! Haar zusje lukte het, maar haar niet. Ze zag ze beide ver uit voor haar, de afstand werd groter en groter en ze dacht: hoe hard ik ook trap, het zal me niet lukken. Ik haal hun nooit meer in, ik kom nooit meer bij hen aan.

In plaats van verder te gaan met fietsen, stapte ze af, stortte zich in het zand en ging ze héél hard huilen. Jullie moeten mij komen ophalen!, schreeuwde ze. Doodmoe was ze, van het huilen en van het héél eventjes haar uiterste best gedaan te hebben om hun wel bij te houden.

'En nu kijk ik daarnaar, als volwassene... en ik vraag me af hoe anders het was gegaan, als ik toen iets anders gedaan had. Als ik had kunnen besluiten om gewoon door te fietsen en dan weer eventjes te stoppen, en dan weer... en dan was ik ook aan de overkant van het mulle zand gekomen. Als ik niet bang was geweest dat mijn vader en mijn zusje me uit zouden lachen dat ik niet zo snel was als hun. Als ik mezelf niet zou veroordelen... begrijp je? ... en dat ben ik nu aan het doen, kijken naar mijn eigen kracht en plezier hebben in mijn eigen bewegingen...'

Ik zei dat ik het een mooi verhaal vond. En dat het dan zo'n ontdekking kan zijn, om te zien dat zo'n patroon van vroeger in je is gaan zitten en dat je dat nu nog mee bepaalt. Ja! zei ze, zo is dat precies! Want daarna heb ik het nog vele malen op dezelfde manier gedaan. Maar nu ga ik het anders doen. Wat een ontdekking hé!' Ik wenste haar nog veel avonturen in haar hoofd. 'Ja, gewoon in mijn stoel, in de kamer, ongelofelijk!

woensdag 4 december 2013

Vrijwillig feestje

Ik beken: ook ik heb soms last van kokervisie. Deze 'bekentenis' is natuurlijk heel hoogmoedig, want daarmee zeg ik impliciet dat ik van mezelf vind dat ik daar géén last van heb. Enfin. Wat wil het geval: in het klooster was een vrijwilligersmiddag aangekondigd en daarvoor kreeg ik ook een uitnodiging. Voor het eerst. In het kielzog van het gedoe over 5 euro vragen per keer, bij wijze van entree in het klooster, vond ik de status van 'vrijwilliger' in ene keer ook in dat economische plaatje passen.

Ik wilde niet de naam van 'vrijwilliger', ik wilde niet in dat plaatje, ik meldde dat allemaal aan M. de abdis en die reageerde alleen maar met: Voel je vrij om te komen, het is geen verplichting, hoor. Nou ja, ik kon, 's avonds was daaropvolgend toch leesgroep.

En nu bleek het een verrassingsmiddag, waar twee 'Zwarte' Pieten binnenkwamen, elk met aan een voet een grote Pluto-pantoffel, met een hark tussen hen in en daaraan gehangen, zakjes van stof en daarin een cadeautje: een houten sterretje uit Bethlehem met een waxinelichtje daarin: voor de sterren in het klooster... Na de Vespers ging de bel en toen was daar een heerlijk buffetje: warme broodjes, zelfgebakken hapjes en een vruchtenpunch met aardbeienlikeur na.

Ik kende alle vrijwilligers en die zijn allemaal op een dagdeel portierster en de ene doet onderwijl nog een aantal 'klusjes' zoals kaas snijden, extra dingetjes schoonmaken, een ander legt de mappen klaar voor de hele week in de kapel en weer anderen komen met een laptop of een boek en komen niet uit het portierskamertje, behalve dan voor koffie en thee. En o ja, allen dekken de tafel, ofwel voor de middag ofwel voor de avond, zo vertelde zuster M. me, 'Het is echt een verlichting voor ons, want eigenlijk ben ik de hele dag druk bezig, dat zit ook wel in mijn aard, maar ook bidden vraagt inspanning'. 'Ben je Mirjam aan het bijpraten?' vroeg zuster H.

Bij de punch zei M. dat ze het leuk vond om langer met mij gepraat te hebben. Zo kan dat gaan: in al die jaren dat ik er nu kom, heb ik nog nooit een gesprek met haar gehad. M. is gastenzuster en al haar 'praatenergie' gaat daar naar toe. Maar het schept een band: wel al jarenlang glimlachen naar elkaar, elkaar even in de ogen kijken en zij is een van de twee zusters die na de vespers ook vaak nog langer in de stilte blijft zitten.

dinsdag 3 december 2013

Gooi het wief weg

'Lijkt me wel een titel voor een blog', zei vriend E. tegen me. We deden een midwinterhoornwandeling bij het Achterhoekse Ruurlo. De erwtensoep en de Glühwein lieten maar op zich wachten: daar misschien?..., maar nee het was slechts een tafeltje met info over noaberschap, bij een oude schuur in de berm.

Meer dan verder dan  halverwege weg, was er dan eindelijk de reuring bij een boerderij. Een aantal dames zong met de kerstmutsjes al op, een mooi liedje van Lennart Nijgh; over de liefde ofzo, ik weet het niet meer precies. Het doet er even ook niet toe. Over de liefde weet je tenslotte ook helemaal niks, alleen maar leven en laten leven.

Na de zangdames kwam een echt achterhoekse volksdansgroep in klederdracht, alsof het zó net allemaal genaaid was, gestreken, alles in plooi op die rimpelige gezichten, sommige met rode konen van de inspanning. Op de deel, waar vroeger ook het feest was en waar er werd gedansd.Nu: twee accordions en daar kwam ie dan:

De wiefen werden op en neer gegooid, in de armen van de ene en dan weer naar de andere. Weggegooid, weggeduwd en dan weer terug in de armen waar ze vandaan kwam. Zo'n dans...dat is psychologisch gezien vast een afspiegeling hoe dat er aan toe kan gaan. In kleine dorpjes in de Achterhoek, allemaal op elkaars lip, in de grote metropool, van het ene naar het andere, op het internet 'liken' en weer weg werpen.

Wat een gedoe allemaal. Ik kan er met mijn verstand vaak helemaal niet bij, wat er zich allemaal in de hoofden en breinen van mensen afspeelt. Ik zat met T. in café BliXem, zo'n sympathieke plek, gedeeltelijk gerund door geestelijk gehandicapten: ja, die... wél en die niet, die is 'gewoon', zo zeiden we. En wat zie je dan? De dubbele bodems, het scherpere bewustzijn, het drie stappen verder kunnen kijken, dan het simpele gebaar en de handeling, wellicht.

Wie z'n wief zomaar weggooit is ofwel heel wreed, ofwel onverschillig, ofwel bestormt door zoveel emoties, gedachtenkronkelingen enzovoort, dat je het simpel wilt houden en dus het wief weggooit. Heel misschien zit daaronder de naiviteit van dat wat je in de gezichten ziet van sommig personeel in BliXem, dat ook samengevat kan worden met één woord: onschuld.

donderdag 28 november 2013

Ulay en Marina; de spanningsboog

Ik kwam het plaatje weer tegen: van Ulay en kunstenares Marina Abramovic: een pijl en boog tussen hen ingespannen: Ulay richt de pijl naar haar hart en zij leunt naar achteren met de boog. De performance duurde 4 minuten per keer. Alleen met volkomen vertrouwen in elkaar, is zoiets mogelijk. En ook met een weet hebben van je eigen kracht en de grond waarop je staat. Als dit uit evenwicht raakt, zal zij levensgevaarlijk verwond worden.

Wat is het toch een krachtig beeld van het spanningsveld waarin elke liefde staat. Je kunt niet anders dan de andere vertrouwen, met altijd het risico van pijn en verwonding. Maar het hoort erbij: die spanningsboog en daarin blijven staan. Ulay en Marina hebben samen nog meer van die beelden voortgebracht: met de haren aan elkaar verknoopt, ieder een eigen kant opkijkend. Schreeuwend naar elkaar. De lippen aan elkaar in een open kus. Naakt in een nauwe gang tegenover elkaar gaan staan, zodat de museumbezoeker hen ongeveer moet aanraken om te kunnen passeren.

Ze hadden heel lang ook een intense liefdesrelatie en ze hebben die met een gigantisch ritueel beëindigd: ze zijn naar elkaar toegewandeld, ieder van de andere kant van de Chinese Muur en de ontmoeting, eindelijk, luidde het einde van hun relatie in. Het was tegelijk hun laatste publiekelijke performance: Kunst en leven in elkaar verstrengeld.

Marina Abramovic is daarna in haar eentje doorgegaan met haar performances, haar kunst die louter bestaat uit haar eigen lichaam en haar aanwezigheid. Daar zat ze in het MOMA, onder de titel The artist is present in een lange rode jurk aan een tafel, de hele dag, en telkens kwam er een andere bezoeker tegenover haar zitten. Ze schenken elkaar hun blik, de ogen, elkaars aanwezigheid voor enkele minuten.

En dan komt Ulay na al die jaren zonder contact met elkaar te hebben gehad, tegenover haar zitten. Zij weet van niks, het publiek eromheen wel al, en een camera heeft het vastgelegd. Prachtig hoe je die twee in elkaar op ziet gaan, hele levens komen voorbij, zoveel emoties. Dan, op het einde, reikt Marina met haar handen naar Ulay, en hij reikt terug. Het echte leven heeft de performance overgenomen: dit hoort niet bij het oorspronkelijke concept.

Geweldig, als je daar, na een lang leven, deels intens net elkaar gedeeld, deels weer alleen geleefd, toe in staat bent: elkaar werkelijke ontmoeten, zonder strijd, met mildheid ook en mededogen: weten dat wat ooit verbonden is met elkaar, verbonden blijft. Misschien alleen maar mogelijk als je met elkaar hebt gestaan in die spanningsboog.

woensdag 27 november 2013

Not yet titled

Keulen: een stad van de zomer, dat was het voor mij. Ik heb er vele malen gekampeerd aan de oever van de Rijn, de stad in gekuierd, langs mensen die er zonnen, samenkomen, een feestje vieren, een BBQ. Ik heb de stad gezien vanaf een feestwagen, dwars door de winkelstraten, langs de Dom, overal vijf rijen dik van de mensen:lachen, wuiven, zwaaien op Christophersstreet-day. Ik heb er op het terras bij de Altmarkt grote ijscoupes gegeten, en bier en Bratwurst op de straten. En in een trendywijk in een café met een groep Nederlanders en Duitsers een voetbalwedstrijd gezien met beide landen. Nederland verloor.

Maar nu: de Rijn was over de brug niet te zien door de dichte mist en evenzo de Dom. Het was koud, winters, maar wel warm en geurig op de kerstmarkt bij de Dom. Ik kocht er nog wat beestjes voor mijn kerststal, twee hertjes; samen is leuker dan alleen, een groot en kleiner schaap aan elkaar vastgeklonken:zo samenhorig, een bruin konijntje met grote witte oren; om goed te kunnen horen. Ik at er warme hele champignons in knoflooksaus en keek naar de grote donkere torens van de Dom.

In de Dom had ik vernomen dat de oudste glas in lood ramen al uit de twaafde eeuw kwamen en dat je die alleroudste ramen kunt herkennen aan de heldere, heel kleine stukjes glas waar het raam uit bestaat. Men kon nog geen grote stukken glas kleuren en beschilderen, alleen maar kleine stukjes kleuren middels een chemisch proces. Stelt U eens voor uit hoeveel deeltjes, dit raam wel niet gemaakt is!, hoorde ik de gids zeggen: honderden en honderden!

Ja, zo is het leven ook, dacht ik. Het bestaat uit honderden en honderden deeltjes en gevoelens, ze vormen tesamen een beeld en hopenlijk straalt dat beeld een beetje, kan er licht doorheen komen, zelfs als het mistig is, buiten.

Ik bezocht het Ludwigmuseum. Helemaal omgebouwd na de prachtige tentoonstelling van David Hockney, de laatste keer dat ik Keulen bezocht, nog half in de afgelopen zomer, maar dat was alleen maar Museum in en uit, hup de trein uit-en-in. Nu becommentarieert de kunstenares Louise Lawler met 'Adjusted', sommig werk: ze maakt foto's van gerenommeerde kunst: hoe het hangt in privéhuizen of dwars op zijn zijde ligt,bij een trap van het museum, wachtend om opgehangen te worden.

De verpakkingsdozen van Andy Warhol van Brillo, die kunst zijn geworden, blaast ze fotografisch op, zodat het blauw-rood nu als het ware het behang is in het museum, andere kunstwerken die er nu zijn tekent ze na, alles adjusted, aangepast aan wat het Ludwig Museum nu tentoonstelt. 'Neu und für immer im Museum Ludwig' is de ondertitel van de tentoonstelling. Ik liep, soms een beetje gedesoriënteerd langs al die, soms onbegrijpelijke werken, van deels voor mij bekende, maar vooral veel onbekende kunstenaars.

Dat is wat een museum van moderne kunst wellicht op zijn best kan bereiken: dat het je ook verward en op een ander been zet. De bestaande werkelijkheid steeds weer ondervraagt en anders belicht. Het paste wel bij mijn stemming. De nieuwe tentoonstelling in Ludwig, heet, heel toepasselijk: Not Yet Titled.

maandag 25 november 2013

Geluk schrijven

Wat is het toch een geweldig fijne en ook lieve film, die ik weer terugzag: 84 Charing Cross Road, met een jonge Anthony Hopkins als employee in een antiquarische boekhandel in London op het bovenstaande adres, en Anne Bankcroft als Helen Hanff, een aanvankelijk arme onbekende schrijfster die in New York woont, en die steeds succesvoller wordt. De film komt uit 1986, en speelt zich af vanaf ongeveer 1949, tot meer dan 20 jaar later. Zij schrijft een brief met een boekenverzoek: oude Engelse boeken, die ze niet in New York kan krijgen en Frank reageert en correspondeert en vindt de door haar zo verlangde boeken. Aanvankelijk.

Want de correspondentie en het versturen van boeken duurt meer dan 20 jaar en er groeien gevoelens van diepe vriendschap, ook met de rest van het personeel van de boekhandel. Helen stuurt voedselpakketen uit Denemarken, we zitten na de Tweede Wereldoorlog en Engeland leeft van voedselbonnen, vlees, eieren, haricots verts uit blik: het is niet verkrijgbaar. En nylons voor de dames. Zij krijgt met de kerst een mooie poeziebundel, met goud besneden bladen van hen: O! de liefde voor boeken spat van de film af.

De film is een terugblik, op het moment dat Helen de lege en uitgeruimde en opgedoekte boekhandel bezoekt, eindelijk en de laatste zin in de film richt ze tegen Frank, die al dood is, en naar de kijker: Hello Frankie, here I am, finally. Zo bemoedigend. Dat het mogelijk is om in alle ups and downs van het leven zo'n band met elkaar te smeden middels woorden en kleine gebaren. Dat de wereld die boeken je kunnen geven, het opschrijven van gedachen en gevoelens je op de been houden, ja zelfs de kern ven je wereld kunnen uitmaken.

Vanochtend kwam ik een ooit overgeschreven gedicht van Toon Tellegen tegen en daarbij dacht ik: Ja, hierin gebeurt hetzelfde: je kunt jezelf in kaart brengen door woorden en daarbij besluiten dat 'gelukkig zijn' de kern en het middelpunt van die wereld is, ook als het niet meezit en de ervaring ver weg lijkt: ergens blijft wat ooit in alle eerlijkheid is opgetekend, toch, gewoon het meest werkelijk.

Waarom schrijf ik

Ik schrijf omdat ik wil schrijven
dat ik gelukkig ben.

Op een dag zal het zover zijn
en zal ik schrijven -
met mijn tong tussen het puntje van mijn tanden,
en met rode oren en rode wangen
Ik ben gelukkig.

Als ik daarna ooit nog twijfel
en meen dat ik verdrietig ben of de wanhoop nabij
of zelfs reddeloos verloren,
kan ik altijd opzoeken wat ik werkelijk ben:
gelukkig.

donderdag 21 november 2013

Psalm 51

Ja, soms kan dat zo uitpakken, en waar het kip en het ei is, weet je niet: Het bericht dat ik gewoon door kan gaan met mijn activiteit in klooster de Bron loopt gelijk met het schrijven van de meditatie bij Psalm 51. Het is raar, als je tevoren je ook instelt dat iets waarschijnlijk voorbij en verleden tijd aan het worden is, en dat het dan zomaar er weer is: als het ware opnieuw begint.

Voor mij is dat ook de kern van Psalm 51. Daarin zitten, zoals altijd meerdere lagen en je kunt in de interpretatiegeschiedenis van deze psalm zien, dat héél lang de nadruk heeft gelegen op de zwaarte en het schuld-hebben en alles wat dus 'zonde' is. Terwijl het middenstuk van de psalm zo heel anders is. Dus ik heb een korte mediatie gemaakt, ook omdat ik steeds meer zou willen dat alle woorden weg konden:

'Psalm 51 drukt een heel krachtige hoop en verlangen uit naar vernieuwing. Naar de mogelijkheid in je om alles nieuw te maken. Elke keer weer te herscheppen. Na alles wat pijn doet, troebel is en onzuiver: het kan weer helder worden: het stof en het gruis kan naar de bodem dalen en kijk: het zicht wordt weer helder.

Wat een prachtig en ontroerend besef is dat eigenlijk. Dat ondanks jezelf, ondanks de fouten die gemaakt zijn, er elke keer weer een kans is: sneeuwwit, maagdelijk wit, als pasgevallen sneeuw, zo kan het zijn; telkens weer.

Laten we luisteren naar deze woorden van de psalmist en diep in ons het besef post laten vatten: Ja - elke dag, elk uur is een nieuwe kans: Alles is elk moment nieuw: alles kan opnieuw ontkiemen en gaan groeien: Laten we het nooit opgeven maar stand houden in geloof, hoop en liefde en levenskracht en vitaliteit en levensvreugde koesteren'.

En dan komen de woorden uit de psalm, zoals ze ook regelmatig in het klooster worden gezongen, in de vertaling van Ida Gerhardt en haar levenspartner:

- Zie! tot op de bodem
geef mij inzicht waar ik mij verberg.
Raak mij met hysop aan: ik zal rein zijn,
maak mij smetteloos: witter dan sneeuw
Spreek mij weer van de volheid der vreugde-
en mijn kracht die gij brak springt omhoog.
Wend uw gezicht af van mijn zonden
al wat ik beging, delg het uit;
God, herschep mijn hart, maak het zuiver
geef mijn geest, diep in mij nieuw bestand
verban mij niet ver van uw aanschijn
noch ontrek mij uw heilige geest.
Hergeef mij het geluk om uw heil,
Laat bereide gezindheid mijn kracht zijn.

Ach ja, woorden... ze kunnen werkelijk waar worden, dat is de kracht van woorden en van een religie van woorden, zoals het christendom is. Als je durft te wonen in de woorden.

woensdag 20 november 2013

De Clarissen en geld

O, wat een opluchting! De kogel is door de kerk, ofwel om in dezelfde soort beeldspraak te blijven, het water stroomt door het klooster. Daar kreeg ik enkele maanden geleden het bericht dat er een besluit was gevallen in het bestuur, bestaande uit drie zusters, dat men vanaf januari aan alle deelnemers van de groepen per keer 5 euro wil gaan vragen. Ik kon daar niet mee eens zijn, vrij fundamenteel, en zei dat ik dan met alle begeleiding van de groepen moest stoppen. Met pijn in het hart.

Voor mij is het klooster, ook vanuit maatschappelijk oogpunt, een plek van stilte, van 'God', en dus van iedereen, behoedzaam in stand gehouden door de zusters. In dat klooster, komen mensen bijeen: Sommigen in leesgroepen, voor mij een ontmoeting in het licht van het Eeuwige, om er maar eens wat grote woorden aan te geven, anderen in meditatie in de kapel. Daar beleef je ook meteen dat je de stilte intreedt, in een ruimte komt die groter en dieper is dan de stenen van het gebouw. Hoe kun je daar nu 5 euro per keer voor gaan vragen? Die economische sfeer, die is ongepast. Ik zag me dat niet vanuit mijn plek, dat dan begeleiden.

Gaandeweg, bleek dat meerdere zusters er moeite mee hadden: met dat bedrag en met geld daarvoor gaan vragen. Maar ik hoorde ook dat de nood eigenlijk heel groot is. Men komt niet rond met de dagelijkse exploitatie, en dan gaat het dus niet om zaken als groot onderhoud van het gebouw en dergelijke. 

'Ja' zei ik tegen zuster R., 'dat dacht ik ook al wel: Jullie missen in twee jaar tijd ineens drie AOW's!' Drie zusters zijn vertrokken naar een klooster-verzorgingshuis, en uit mijn tijd in het klooster van Velp, wist ik, dat de kloosterlingen in feite leven van de AOW's van de ouderen. Plus wat inkomsten van gasten. 'Ja, maar Mirjam, wie weet dat nou!' zei ze meteen terug. 'Toch harder daarover roepen!' zei ik.

Daarom besteed ik hier maar even een blog aan. De Clarissen hebben besloten om wel kenbaar te maken middels een brief dat bij de activiteiten een vrijwillige bijdrage welkom is, zoals ook al gebeurde bij de meditatie, middels een houten schaaltje bij de uitgang, maar ze gaan geen richtprijs vragen. Met de secretaris van Stichting Vrienden van de Bron, heb ik al gebrainstormd, of het niet mogelijk zou zijn dat er van hen uit een maandelijks bedrag naar de Clarissen gaat voor de dagelijkse exploitatie. En of en hoe er dan zoveel geld maandelijks kan binnenstromen, vergelijkbaar met 3 AOW's.

Hoe dat kan, weet ik ook allemaal niet zo meteen. Maar hier een oproepje doen, lijkt me vanuit mij bekeken wel een beginnetje. Wie dit leest en dit project wil steunen: zeg het voort, aljeblieft. Zo'n plek van stilte en bezinning is zoveel waard, vind ik. Word vriend(in) van Stichting Vrienden van Clarissenklooster 'De Bron'. Stort maandelijks een bedrag op hun rekening onder vermelding van  'dagelijkse exploitatie' op rek. nr. 47 44 554.

zaterdag 16 november 2013

Puzzels van Venetië (2)



Ik beken: ik ben verslaafd. Aan het puzzelen. Aan het al puzzelend, me in Venetië bevinden. Elke avond ben ik daar nu eventjes. En, o, wat ben ik een slappeling daarin: nu zit ik met twee puzzels van Venetië en aan allebei moeten nu nog de blauwe lucht. En aan de ene, ook nog het water. Dacht ik alvast aan een nieuwe te beginnen en mezelf daarbij eerst op te leggen om bij de oude aan het water en de lucht te werken: zo werkt het niet. Want bezig zijn met een nieuwe is natuurlijk veel leuker.

Nu sta ik op het punt, om weer dezelfde fout te begaan: ik wil bij bol.com een nieuwe puzzel bestellen, zodat ik daar fijn volgende week aan kan beginnen. Maar ik kan dat toch niet maken: met twee onaffe puzzels? Of toch wel? ... Blauw; er is nog zoveel blauw op die andere puzzels: het blauw van Venetie overdag, als de zon schijnt en het mooi weer is. De puzzel die ik wil gaan aanschaffen is niet blauw: het St Marcoplein met avondgloren.

Ik ben een gewoontemens: want nu kan ik mezelf weer hetzelfde verhaaltje wijsmaken: ik koop deze nieuwe puzzel en omdat er geen blauw inzit, word ik vast gestimuleerd om onderwijl aan die twee andere puzzels te werken, terwijl ik ook weer op een ander plekje in Venetië ben. Dat is het geinige van dat puzzelen: bij de twee vorige puzzels bevond ik me aan twee zijden van hetzelfde. Dezelfde daken van de palazzo's, maar nu vanaf de andere kant. Wat om de hoek van de ene puzzel gebeurde, zag je op de andere, zoals wanneer je op de vaporetto omkijkt.

Nou, ja. Wat maakt het ook uit, eigenlijk? Het is wel geinig om tussen de onaffe grote puzzels te zitten, half te liggen. Omdat ze onaf zijn, kun je ze ook niet opbergen. Dus dan tuur je van de ene naar de andere, en soms ja, leg je dan toch weer een nieuw stukje aan. Mischien besluit ik uiteindelijk dat ik dat blauw er gewoon inverf, met wat stukjes eroverheengeplakt. Als ik ze wil plastificeren. Lijkt me ook wel geinig, om een wand of een deur in huis met puzzels van Venetie te beplakken.
En met dit soort van gedachten houdt dit mens zich bezig, gedurende haar tijd van leven.

Engelenmoment

Ik was in het Teylers Museum in Haarlem. Kijken naar 100 etsen van Rembrandt. Toen zag ik dat ik er vier als ansichtkaart al heel lang verspreid in mijn huis heb hangen. De heel jonge en heel oude Rembrandt bij mijn leesstoel. Zo geweldig, en hoeveel mensen- en zelfkennis zit er op jonge leeftijd al, in die enkele dunne lijntjes: de jonge, met bravoure en toch ook met een soort van zelfironie. Nu viel ik helemaal voor het offer van Abraham.

Je ziet het getergde, met strijd doorlopen gezicht van Abraham met het mes in zijn hand. En zijn zoon, in hulpeloze houding, geen idee wat hem aan het overkomen is. Zij beiden worden in de hand gehouden, letterlijk en figuurlijk, door de engel, met grote vleugels en sterke armen. Die houdt haar ene hand voor de ogen van de zoon, zodat die niks ziet, en met de andere hand weerhoudt zij Abraham om zijn  eigen zoon te doden.

Engelen: ze worden soms als zoete wezens afgebeeld, romantisch, of dikbuikig barokachtig. Je hebt ze in meerdere klassen, zoals blijkt in de film Der Himmel über Berlin. Dit is allemaal niet zomaar uit de lucht gegrepen. Tijdens mijn studie heb ik ooit een engelenboekje uit de middeleeuwen bestudeerd. Daar worden allerlei soorten van engelen uitentreuren beschreven, geclassificeerd, waarvoor de ene dient en de andere niet en de ene engel is veel machtiger dan een andere.

Maar deze engel van Rembrandt, die verenigt voor mij alles wat een engel vermag: in één omarming, eén beweging,  behoedt zij degenen die onschuldig zijn, door hen het zicht te benemen op wreedheid en gruwelijkheid. En met de andere hand houdt zij degenen die op het punt staan om wreedheid te begaan, tegen. Dat is tezamen een grote daad van troost.

Hoe merk je zoiets in het dagelijkse leven? Deze engel geeft aan dat dit engelenmoment eigenlijk stilstaat. In dit éne moment zit geen beweging, want alle kracht is samengebald in die omarming van die twee mogelijkheden in je: je onschuld bewaren of een gruweldaad begaan. Dus het is geen kwestie van kijken naar allerlei activiteit rondom je of in je, om dit engelenmoment te bewerkstelligen en waar te nemen.

Juist stil staan. Diep ademhalen en zuchten, als dat nodig is. Troost zoeken en vinden in de dingen om je heen. Ik liep voordat ik de engel bij  Abraham en zijn zoon zag, aan zee bij Zandvoort. De zee zelf, het strand, de golven, de meeuwen en de kleine strandlopertjes: die waren op dat moment de engel van de troost.

donderdag 14 november 2013

Mijmering

Stel, dat ik nog maar één zin ofzo zou mogen spreken, wat zou ik dan zeggen tegen de mensheid...? Dan komt me toch die ene dichtregel voor de geest, 'Laten we zacht zijn voor elkander, kind' van Roland Holst. Het is zo'n zin die regelmatig door mijn hoofd zwerft.Het zou toch het enige zijn wat je het soort dat jezelf bent, een mens, zou gunnen: dat we zacht zijn voor elkaar.

Maar je kunt alleen maar zacht zijn voor een ander, als je dat ook bent voor jezelf. Niet week of slap, maar zacht. Tegenover de dingen die niet goed zijn gegaan, tegenover je verdriet en de donkerte, tegenover alles wat je uit handen kan glippen.

Maar hoe word je zacht voor jezelf? Als de wereld hard is, als je strijd in jezelf voelt en de strijd in de wereld om je heen? Als woede en razernij in je tieren? Zacht zijn... het is zoiets als water zijn, zonder vorm, de vorm aannemen waar je bent en weten dat je zal verdampen in de volle zon. Beschutting zoeken, dus ook, waar het schaduwrijk is, de bron in jezelf zoeken en schouwen naar je eigen spiegelbeeld.

Wie zie je dan...? Kwetsbaarheid, een teer web van rimpelingen als de wind erdoorheen waait, een beeld dat telkens beweegt en zich niet laat vangen.

woensdag 13 november 2013

Richard Long: Er Zijn

Er zijn kunstenaars die bij je blijven, zonder dat je daar ooit een werk van gezien hebt. Dat geldt natuurlijk ook, bedenk ik me nu, als je niet in de gelegenheid bent om iets ervan in het echt te zien: Zo vertelde vriendin W. in Nieuw Zeeland, dat ze mensen kent die ervan dromen om ooit een échte Van Gogh te zien. Wat een luxe dan, om ze hier tot vervelends toe te kunnen bewonderen. Hier hebben meer mensen dat ze een periode van hun leven Van Gogh-moe zijn: te vaak, te bekend.

Ik doelde op iets anders, op een specifiek kunstenaar, die ik al zo lang van naam ken: de engelsman Richard Long. Hij maakt circels en rechte lijnen in landschappen overal op de wereld. Daarvoor gaat hij op pad: met een simpel touw om de cirkel te kunnen maken, een kompas,een eenvoudige fotocamera. Soms neemt hij een tentje mee en dan onstaat er een project dat Pitching the Tent heet: hij toont op een rechte lijn op papier in welke windrichting zijn tent stond gedurende de wandeling van 10 dagen.

Het is alleen, als hij de soms zware stenen en takken versleept om die cirkel te maken in het landschap. De belangrijkste voorwaarde bij het maken ervan is dat hij zich rustig en gelukkig voelt en eigenlijk gedachtenloos is. Het maakt hem niet uit wie de cirkels in het echt zien. Het is mogelijk dat mensen het vinden in een verlaten landschap en nooit zullen weten dat het een kunstwerk is van hem.

Hij tekent ook met zijn waterfles op stenen: dat beklijft ook niet langer dan dat de zon het weer laat drogen. Hij maakt simpele foto's, gewoon op ooghoogte. Ooit bedacht hij ineens om zo'n cirkel te maken en lijnen en daar is hij bij gebleven. Universele vormen, die alle mensen herkennen. Dieren zullen nooit een rechte lijn van eigen voetstappen maken zoals hij doet, door telkens op en neer te lopen.

Wat doet hij eigenlijk? Waar heeft hij het over? Mensen die aan Zen doen, herkennen veel, en hij vindt dat leuk, maar hij heeft zelf nooit aan Zen gedaan. Zijn werk gaat voor mij over: Er Zijn. Geduld hebben en uithoudingvermogen en heel dicht bij je eigen lichaam en gevoel blijven. Het gaat over de vreugde van iets met aandacht doen. Over sporen die je maakt, alleen maar omdat je ze graag maakt.

Ik heb nu een mooi boek over hem en van hem gevonden: Walking in circles Sommige dingen schrijft hij op, en dat lijken gedichten. Maar het bijzondere is, dat hij het dus ooit écht zo gedaan en gezien heeft, in Avon England 1987:

White Light Walk

Red leaves of a japanese maple
oronge sun at 4 miles
yellow parsnips at 23 miles
green river slime at 45 miles
blue eyes of a child at 56 miles
indigo juice of a blackberry at 69 miles
violet wild cyclamen at 72 miles.

maandag 11 november 2013

Jutten

Jutten behoord bij mijn favoriete bezigheden. Of het nou naar oude Romeinse en Germaanse scherven is, aan de Waalstrandjes, nu geheel ondergelopen, ontdekte ik dit weekend, het is weer hoog water, of naar oude boeken, of gewoon naar cd's in de bieb: de kern van jutten is om het onverwachte te laten gebeuren: van te voren weet je niet of je zult gaan oogsten.

Dit weekend oogstte ik rijkelijk. Ik liep de Kringloopwinkel in, op weg naar het klooster, die ik tot nu toe links had laten liggen. Maar het wordt er steeds drukker, dat is de tijdsgeest geloof ik, dus hij viel ineens op. De winkel ligt aan de rand van de stad met een welgestelde wijk erom heen. Vriendin P. brengt er met regelmaat spullen heen en dat geldt dan natuurlijk ook voor anderen eromheen, bedacht ik in ene keer.

Nou, de sortering boeken is echt goed: een heel aantal die ik zelf ook ooit gelezen heb of nog wil; goed om in gedachten te houden, maar niet om zelf daar aan te schaffen. Die haal ik wel in de bieb. Maar ik vond er ook twee grote dunne platenboeken: de ene met stadgezichten van Canaletto en dat betekentt dus heel veel oud Venetië. En eentje met mozaiken uit Ravenna. Zulke boeken schaf ik wel meteen aan: dat is als de vroegere toverlantaarn: heerlijk al die plaatjes, de uitzichten en vergezichten en overzichten en kleurige details.

Ik las een totaal lovende recensie van de nieuwe cd I'm a dreamervan de Amerikaanse Josephine Foster uit Colorado. Ooit een scholing tot operazangers gedaan, maar ze is de folk-troubadour-kant opgegaan. De recensente had ook nog nooit van haar gehoord, maar was totaal voor haar gevallen. En verhip, bij de bieb lag een cd van 2012: Blood Rushing en ik geloof dat ik ook helemaal voor haar kan gaan vallen. Ze heeft ook gedichten van Emily Dickonson op muziek gezet, ontdek ik al googelend.

Blood Rushing bevat liedjes, met gitaar, mondharp en trommels en de teksten gaan over de sterrenhemel, The wave of Love, de woestijn: ze hebben een heel eigen sfeer. 
 
En dan vond ik ook nog een live-cd met Jackson Browne met alleen hij en zijn gitaar of piano. Hij is een liedjescschrijver van vroeger: op de middelbare school heb ik al zijn lp's aangeschafd, waaronder The Pretender

Nu viel ik helemaal voor het mij onbekende liedje Alive in the World, die ik op de repeatknop heb gezet:

To open my eyes and wake up alive in the world
to open my eyes and fully arrive in the world
with its beauty and its cruelty
with its heartbreak and its joy
with its constanly giving birth to life and the forces that destroy
and the infinite power of change
alive in this world


donderdag 7 november 2013

Dit zijn de woorden

O, o, o, wat is dat ergerlijk: had ik net een blogje bijna af, en dan verdwijnt het zomaar van het scherm. Wat nu te doen? Nee, ik ga niet weer hetzelfde nadoen. Ik heb sowieso al een beetje genoeg van al mijn woorden. Ik vind woorden steeds vaker obstakels en mistmakers.

Maar goed, dan toch dit ene: vanochtend lukte het me dan eindelijk om de zegewens voor bij Psalm 50 te schrijven. Het lukte me maar niet, omdat Psalm 50 zo erg over God gaat: die God die niet anoniem wil blijven, maar is gaan spreken met de mensen en hen een verbond aanbiedt: mens en God konden ineens gelijkwaardige partners zijn. Het beste Godsbeeld, ooit, dat wel, vind ik.

Vanochtend meteen na het opstaan, waren daar in een adem de woorden. Kennelijk moet je soms in je ervaring iets meemaken, wil je de woorden weer nieuw leven in kunnen blazen. En dit zijn de woorden:

Moge je in momenten dat je je wankel voelt
een weg zien,
de weg van de liefde,
de weg van het hier-en-nu
en altijd verder.

Moge je de stem in je horen:
ga de weg van het verbond
zoek verbinding met elk mens
met al het andere
de planten, de dieren, de natuur.

Licht op je weg
Vrede en alle goeds.

woensdag 6 november 2013

Berceau

Wat is wandelen toch een heerlijk iets. Eigenlijk gebeurt er dan alles tegelijk met je. Je zet je lichaam in beweging, je geest krijgt ook de vrije loop en om je heen is het bij elke stap weer anders. Ik was uitgestapt bij station Oosterbeek. In Trouw stond het vorige week beschreven, met als suggestie om de wandeling met Allerzielen te maken omdat deze begint bij de militaire begraafplaats van de Airbornmissie.

Dat scherpt ergens toch de zinnen: de begraafplaats ligt prachtig, tussen oude bomen. Al die witte kruisen op een groene deken: denkend aan de dood wordt het leven weer zo kostbaar, iets wat je elk moment weer inademt en uit, en in...: Ja, ik leef! Ja, ik leef! Een ander bijzonder iets in dit glooiende, liefelijke hersfstlandschap, hier een wit-gestreept berkenbosje met grote bruine varens eronder, daar de gele lariksbomen tussen de beuken en eiken, daar grazen wat koeien bij een landhuis achter een oude boom, is de berceau.

De berceau: een nieuw woord voor mij. Het is een 400 meter lange tunnel van beuken die als een grote slang kronkelt over de heuvels van het landschap. In het landgoed Mariëndaal is het gepland in 1865 in wat nu De Groene Bedstee heet. Een toepasselijke naam, want het voelt al wandelend aan alsof het landschap je als het ware koestert en een bedding geeft.

Het begon net te regenen, toen ik de berceau inging. Dan wandel je dus ineens zo, dat je droog blijft en de regen om je heen naar beneden druipt. Het doel was ook bescherming, vroeger: in Trouw heeft men het over dames van adel die er in de zomer flaneerden en zo werd hun huidje niet bruin, want dat was net uit.

Voor een dame van nu, is het wel troostend om je te voegen in een wandelend gezelschap van ook eeuwen her. Ik stelde me voor dat de eerste dames er liepen alleen maar voor het idee van wat het ooit moest worden: die liepen tussen kleine dunne beukenboompjes en die wisten dat ze het bedoelde resultaat niet zouden meemaken. Of dan al zó oud waren dat de witte schoonheid van hun huid toch niet meer zou tellen.

Zo wisselen de generaties elkaar af: het is een gaan en komen. Ik hoop dat ik in mijn leven nog vaak een komen en gaan mag meemaken. Maar vooral een komen: in elke komst begint het leven immers weer opnieuw.

maandag 4 november 2013

Ochtendgloren

Vanochtend keek ik uit het raam, staande met een kop koffie in de hand, en toen zag ik op ooghoogte een dikke vette glanzende merel in de eerste kerstboom die ik ooit in huis had en die ik in de tuin geplant had en die ondertussen al tot het dak reikt. Wat zat ie daar tevreden,: zijn veren pikkend en zich optuigend, zijn kop met oranje snavel parmantig op en neer, de verse regendruppels als zijn ochtendbadje. Precies beschut door de takken, maar met doorkijk, overal. Wat heerlijk, zo'n tafereeltje, nu de dag net begint.

Ik ging naar de maandagochtend meditatie. Tegenwoordig doen we heel korte spreuken of een paar kernachtige zinnen, want we zijn alle woorden een beetje zat. Nu gingen de regels ongeveer aldus: Ik verlang te wandelen in de woestijn, in de uitgestrekte leegte, en vrede vinden die ik niet begrijpen kan. Na afloop zei M. tegen me: Ik had precies het omgekeerde als de woorden; ik had ze nog niet uitgesproken of er borrelde een kwaadheid in me op, van alle kanten!

Ja, er waren een paar mensen op wie ze boos was en ze dacht dat het allemaal wel meeviel, maar nu kwam het in een hele lading op haar af. De hele meditatie had ze besteed om er een beetje mee te dealen. 'Ja, zo kan dat zijn', zei ik, 'dat in die uitgestrekte leegte, als je in de diepte van jezelf afdaalt, je iets tegen komt, wat je op alledaags nivo naar de achtergrond weet te drijven'. 'En jij dan?' vroeg ze, 'waar zat jij?'

Ik was in de woestijn en keek tegen de horizon aan. Daar zag ik het ochtendgloren en de eerste zonnestralen verschijnen. Ik dacht eraan dat dit eigenlijk het enige aangename uur is, om werkelijk in de woestijn te wandelen: 's nachts is het er steenkoud, en de eerste warmte van de zon, die is dan zo aangenaam, dan heradem je, weg uit het verbijten van de koude. En ik dacht aan de fonkelende sterrenhemel die ik ooit in de woestijn zag.

Maar de woestijn kan ook verzengend heet zijn, onverdragelijk, dor en droog. En hij kan je angst aanjagen omdat je in die leegte de donkere vormen niet herkent en kan benoemen. Zo is de woestijn in feite een metafoor van het leven zelf: Het is er niet altijd aangenaam, maar er zijn wel genoeg momenten dat dit wel zo is. En op een dag en nacht is dat er altijd, opnieuw: ochtendgloren.

Zoals die merel een plek maken, daar genieten en dan, als je je hebt gelaafd aan dat moment, wegvliegen, de dag tegemoet.

zaterdag 2 november 2013

Allerzielen

Vandaag is het Allerzielen, de dag om de doden te herdenken. Maar wie gaat er nu in dit koude, grijze en mistige en vochtige weer naar het kerkhof, of  'de begraafplaats' zoals die nu heet? Daar voelen de dierbare overledenen nu wel erg ver weg aan. Dan kun je beter thuis in de warmte een kaarsje aansteken en nog eens naar een foto kijken. Hoe anders, als je dit 'viert' bij mooi en warm weer, zoals in Mexico. Dan wordt de scheidslijn tussen degenen die er niet meer zijn en het hier-en-nu dun en transparanter: als je met zijn allen de straten op gaat en de plaatsen waar de doden zich bevinden, versiert.

Precies vandaag las ik bij Karle Ove Knausgard in Vader, dat hij vader's  doodsbericht krijgt en afreist met zijn broer naar de oude stad waar ze vandaan komen, om daar de begravenis te gaan regelen. Dan ervaar je mee: dat de herinneringen die je ontroeren soms van heel lang geleden zijn, toen je nog een kind was. Dat je eraan denkt wat voor man je vader was, dat je nu vanaf een afstand zijn strevingen en doen-en-laten bekijkt en dat je daarbij dan denkt: waar is dat alles gebleven?  Wat stelt het allemaal voor? Al die dingen waar hij zich druk om maakte? Dust in the Wind, zoals het liedje van Kansas. En in dat kielzog geldt dat ook voor al je eigen dingetjes.

Ach, er is zo weinig voor nodig, denk ik vaak, om het leven zó te leven dat je er gelukkig in bent. De ene kant, daarbij is het mogelijk die zelf te creeëren, te koesteren en te vinden: dat je goede vrienden bent met jezelf en je je geborgen weet bij jezelf. Pas dan kun je ruimte voor anderen maken. En dat is de andere kant: als je dan die ander bent: dan is het geschenk dat je gegeven wordt, zo levendwekkend en bezielend; dat anderen er ook voor jou willen zijn.

Ik las een mooi gedicht van Herman de Coninck, dat zo heel helder en klaar die werkelijke verbondenheid en het verlangen daarnaar verwoordt. Hier komen leven, lachen en huilen samen en is alles zowel alles als niets. Allerzielen, dat zijn wij, alle zielen, allemaal, de aanwezigen en de afwezigen, die er zijn en die zijn verdwenen:

O, ik weet het niet,
maar besta, wees mooi.
zeg: kijk een vogel
en leer me de vogel zien.
zeg: het leven is een brood
om in te bijten en de appels zijn rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.

vrijdag 1 november 2013

Puzzels van Venetië

Ik heb er een nieuwe hobby bij: puzzelen. Daartoe zit ik lekker warm in het kleinste kamertje van mijn huis, nee, niet de wc, de kamer daarna, die de kleinste is en die ook dient als stilte- &kapel/meditatie kamertje. Maar die gebruikte ik daartoe bijna nooit. Opdoeken zal ik 'm ook niet snel, want ik vind het een fijne gedachte dat er een ruimte in mijn huis is, die daar plaats voor maakt: stilte, rust, bezinning.

Maar nu ben ik er wel in gaan puzzelen: Een puzsel van 1000 stukjes van Venetië, is dat niet tegenstrijdig? Nou, nee, geloof ik: Venetië voelt aan als 'dwalen in mijn eigen breín' en een puzzel leggen van Venetië heeft iets van 'op de plaats rust', geduldig blijven verwijlen bij het gegeven dat het leven uit allemaal kleine stukjes bestaat, die soms wonderwel in elkaar passen.

Dus om preciezer te zijn: de hobby is niet 'puzzelen', maar is 'een puzzel van Venetië maken', en dus eigenlijk in mijn eigen brein verwijlen. Die puzzel van 1000 stukjes is nu voor twee derde klaar: in de verte de ronde witte koepel met de torentjes eromheen van de Maria della Salute en dan verder al wat Venetië te bieden heeft: de gestreepte palen in het water, gondeltjes, de gekleurde huizen, de met wit omlijste ramen, die typishe schorstenen. En veel, heel veel water en lucht...

Dus mijn geduld en uithoudingsvermogen wordt nu pas op de proef gesteld: ga ik écht al dat blauwe water en die lucht in elkaar passen? Ik heb daartoe alle stukjes water al gesorteerd op vorm.  Lieve help, zoveel stukjes lijken wel héél erg op elkaar! Het water vertoont nog meerdere kleuren en de rimpelingen zijn overal anders, maar die lucht die daarna nog moet komen: die is egaal en gaat van iets lichter blauw naar donkerder, verder niks.

Maar ik heb er vandaag wat opgevonden, om mezelf te blijven stimuleren. Op een rommelmarkt heb ik een andere puzzel van Venetië gevonden, maar nu vanaf de andere kant van het Canal Grande, als je Venetië vanaf het Lido invaart, met ook de Maria della Salute in de linker bovenhoek erop en deze heeft maar 520 stukjes. Die ga ik nu naast die andere leggen, dat past nog precies op de onderplaat. Als ik dan genoeg heb van al dat blauw op de ene puzzel, dan schakel ik over op deze en kan ik me verlustigen aan al die andere kleuren.

Het is een gekke ervaring, om me al puzzelend, werkelijk zo te voelen, als waneer ik in Venetië ronddwaal. Dat prikkelende van: En dit is mijn eigen brein, daar bevind ik me nu in, ik ben thuis.