dinsdag 28 oktober 2008

Gedichten in het bos

De dichteres Ankie Peypers (80) is overleden, zo las ik in de krant. Dus stopte ik nog gauw een gedichtenbundel, Binnenland geheten, uit 1967, bij mijn thermosfles met thee en de boterhammen. Ze schrijft kleine intieme warme gedichten, waar mensen met hun gelaagde gevoelens mooi tot hun recht komen.

Tijdens het wandelen, o, wat mooi en zo stil, bizonder om helemaal alleen in de uitgestrekte bossen aan de Veluwezoom te zijn in het blauwe ochtendlicht tussen de boomstammen en een goudgeel bladerendek, las ik wat uit de bundel.

De eerste waar ik aan bleef hangen gaat zo:

RAND

Ik wil liever dat de mensen wilgen zijn
als zij dan zo beknot moeten zijn
wel liever bladeren in de wind
als zij naar zoveel luisteren moeten
liever twijgen tegen avondlucht
dan zoveel fijnvertakt verstand
liever spiegeling in water
rimpeling en stilte
dan wat zij zeggen.
Woorden als voeten
draven driftig over mij heen,
cadansen en kurven en kartels.

Ik wil liever dat zij wilgen zijn
aan de rand van mijn land
Met wortels.

Mijn gehechtheid aan de stilte. Ik bedacht me dat die in het uitgestrekte bos zeer intens aanwezig was en er dan een fijne, tere energie om mij heen gaat hangen, helder en alert ook. In het klooster drinken ze nu met zijn allen koffie, dacht ik. Vaak zou ik wensen dat mensen inderdaad bomen zijn en je alleen maar met elkaar hoeft te staan, geworteld in dezelfde aarde, en te waaien.

Het tweede gedicht waar ik tijdens de pauzes bij terugkeerde gaat zo:

TAPIJT

Wie heeft dat naadloze extra breed
kleed van de tijd tussen mijn wanden
geen centimeter onbedekt gratis gelegd
zo goed, mijn leven onverslijtbaar goed
doorweven met donkerrode
tot op de draad versleten
en verder niet te slijten
en gratis naadloos extra breed
breder dan ik motief van eeuwig leven?

Ankie Peypers is nu uit de tijd gevallen. Met deze beschreven ervaring hoef je niet meer te twijfelen aan eeuwig leven. Zij heeft het meegemaakt, tijdens haar leven.