Ik was een week niet in het klooster geweest. Een week met allemaal andere indrukken en activiteiten. Ik liep langs de sloot. Het maïsveld was gerooid en in de donkere aarde slingerde nu een patroon van witte stekeltjes strepen. De muur van maïs was weg, het klooster lag weer in een wat opener horizon. Ik liep langs de hoge bomenlaan, de kloosterkerk kwam tevoorschijn door het dunner geworden herfstbladerdek van de bomen, uit de ommuurde tuin wasemde het ochtendlicht.
Even kon ik voelen er voor het eerst te komen. Een klooster. Een vaag gevoel van aantrekking en afstoting tegelijkertijd. Dáár binnen de muren zijn mensen die daar wonen omdat ze iets met God hebben. Daar achter, daar is God aanwezig, daar bidden ze, daar zoeken ze de stilte. Daar gebeurd iets wat nergens anders gebeurd. Vreemd. Raar. Een beetje eng.
Maar ik heb een sleutel in mijn zak, met zo'n hotelklosje eraan en ik kan de tuinpoort openen en zo naar binnen gaan. Wat gebeurt er dan met me? Heel subtiel word ik ineens een deelnemer. Ik betreed die 'andere wereld' en dat andere is ineens bekend en vertrouwd. Ik doe mijn wat zware werklaarsachtige schoeisel uit en beklim op sokken de houten trap op weg naar mijn kamer. Ik hoor een transistorradio zachtjes spelen. Die is van Mien, in het strijkkamertje. Ze strijkt van zakdoek tot kazuivel, van servet tot beddegoed en dat al meer dan 30 jaar. .
De klok zegt halfelf: koffietijd. De koffiekamer ofwel huiskamer zit helemaal vol. 'Ha, ben je daar weer?' Iedereen, de broeders, het personeel, een gast, vrijwilligers, praat door elkaar heen met de ontbijtkoek in de hand en sommige lezen een stuk krant. Later, in de tuin ruik ik een zoete suikergeur. We blijken erwtensoep met pannenkoeken te eten.
Het is er altijd ook druk, in het klooster. Veel bedrijvigheid. Appels die we met zijn drieën schillen, een nieuwe lamp wordt opgehangen, een stofzuiger naar de zolder. Het fotokopieapparaat in gebruik, achter de computer wordt een verslag uitgetypt. Enzovoort.
En ondertussen... wordt er gebeden om 12.15. Om 18.00 en 's ochtends van 7.00 tot 8.00. In de tuin, bij het water dat het Wiel heet, voel ik voor het eerst, terwijl de zon ondergaat iets waar ik al zoveel gasten over gehoord heb: 'Bij het Wiel... daar kom ik thuis.' Fijnstoffelijke deeltjes met 'goede energie', bestaat zoiets? ... Gek, dat ik het tot nu toe nog niet had opgezocht. Die eeuwenoude energie voel ik wel in mijn kamer, dat was kennelijk tot nu toe genoeg.
Het klooster, kloosters: ik kom tegenwoordig meer op deze plekken dan in gewone woonhuizen. Ik ben erin verzeild geraakt en elke keer ben ik ook verbaasd, dat als ik er ben, ik me er helemaal thuis voel. Terwijl ik in mijn eigen huis de neiging heb om dit totaal te vergeten.
Even kon ik voelen er voor het eerst te komen. Een klooster. Een vaag gevoel van aantrekking en afstoting tegelijkertijd. Dáár binnen de muren zijn mensen die daar wonen omdat ze iets met God hebben. Daar achter, daar is God aanwezig, daar bidden ze, daar zoeken ze de stilte. Daar gebeurd iets wat nergens anders gebeurd. Vreemd. Raar. Een beetje eng.
Maar ik heb een sleutel in mijn zak, met zo'n hotelklosje eraan en ik kan de tuinpoort openen en zo naar binnen gaan. Wat gebeurt er dan met me? Heel subtiel word ik ineens een deelnemer. Ik betreed die 'andere wereld' en dat andere is ineens bekend en vertrouwd. Ik doe mijn wat zware werklaarsachtige schoeisel uit en beklim op sokken de houten trap op weg naar mijn kamer. Ik hoor een transistorradio zachtjes spelen. Die is van Mien, in het strijkkamertje. Ze strijkt van zakdoek tot kazuivel, van servet tot beddegoed en dat al meer dan 30 jaar. .
De klok zegt halfelf: koffietijd. De koffiekamer ofwel huiskamer zit helemaal vol. 'Ha, ben je daar weer?' Iedereen, de broeders, het personeel, een gast, vrijwilligers, praat door elkaar heen met de ontbijtkoek in de hand en sommige lezen een stuk krant. Later, in de tuin ruik ik een zoete suikergeur. We blijken erwtensoep met pannenkoeken te eten.
Het is er altijd ook druk, in het klooster. Veel bedrijvigheid. Appels die we met zijn drieën schillen, een nieuwe lamp wordt opgehangen, een stofzuiger naar de zolder. Het fotokopieapparaat in gebruik, achter de computer wordt een verslag uitgetypt. Enzovoort.
En ondertussen... wordt er gebeden om 12.15. Om 18.00 en 's ochtends van 7.00 tot 8.00. In de tuin, bij het water dat het Wiel heet, voel ik voor het eerst, terwijl de zon ondergaat iets waar ik al zoveel gasten over gehoord heb: 'Bij het Wiel... daar kom ik thuis.' Fijnstoffelijke deeltjes met 'goede energie', bestaat zoiets? ... Gek, dat ik het tot nu toe nog niet had opgezocht. Die eeuwenoude energie voel ik wel in mijn kamer, dat was kennelijk tot nu toe genoeg.
Het klooster, kloosters: ik kom tegenwoordig meer op deze plekken dan in gewone woonhuizen. Ik ben erin verzeild geraakt en elke keer ben ik ook verbaasd, dat als ik er ben, ik me er helemaal thuis voel. Terwijl ik in mijn eigen huis de neiging heb om dit totaal te vergeten.