In het klooster is een jongeman gearriveerd van 27 jaar. Hij wil een 'religieus leven' en gaat dat nu een maand uit proberen. Religiestudies achter de rug, zonder verder gelovig te zijn opgevoed. Hij wordt door de communiteit binnen gehaald als nieuw lid van de leefgroep. Hij sprak me even aan terwijl ik in de tuin het natte gemaaide gras onder de appelbomen en de kersenbomen aan het wegharken was.
'Ik snap wel heel goed wat je bedoeld, gisteren', begon hij. Ik had gezegd dat ik, zolang er geen andere serieuze kandidaten zijn voor de leefgroep, ik ook niet mijn hele ziel en zaligheid erin stop. Dat ik moeilijk in mijn eentje de toekomst van de leefgroep kon vertegenwoordigen. (In mijn hoofd dacht ik aan zuster B. Maar ja, dat kon ik niet vertellen...)
S. is er nu een etmaal en zijn hoofd dwarrelt al helemaal om. Dat áls hij hier zou gaan leven, hij niet meer zomaar bij zijn 3 zusjes over de vloer kan komen. En al zijn vrienden, de jongeren, hij zou het toch ook missen. Ik zei dat het mooiste van deze plek was, dát hij niet alles hoefde op te geven. Dat je een balans kon vinden, een eigen mix, van parttime 'kloosterling' zijn en alle andere dingen doen en zijn, die bij je horen. Ik dacht: 'En de LIEFDE dan jongen, de liefde? Heb je die al ooit ervaren en genoten?' Maar ook dat zei ik niet en hij sprak daar niet over.
Lastig begin ik het te vinden, om niet gewoon allles te kunnen zeggen wat ik wil. Dat mijn toekomstgevoel in het klooster op dit moment toch ook gekleurd wordt door zuster B. De twee kloosterculturen: ze zijn zo verschillend. Ik begin het als een lakmoesproef te ervaren. Áls zusters B.'s visioen en mijn visioen elkaar zouden beïnvloeden, dan vraagt dit niet alleen een naar elkaar toe groeien van religieuzen en leken, maar er ook één van religieuzen onderling.
Het woelt en gist in mij en de 'Cliffhangermeneer' die doet toch een beetje alsof de toekomst vooral van hem is. Ach, laat ik maar dat oude lievelingsliedje van mijn eigen moeder in zetten: Que sera, sera, whatever will be, will be, the future's not ours to see...
'Ik snap wel heel goed wat je bedoeld, gisteren', begon hij. Ik had gezegd dat ik, zolang er geen andere serieuze kandidaten zijn voor de leefgroep, ik ook niet mijn hele ziel en zaligheid erin stop. Dat ik moeilijk in mijn eentje de toekomst van de leefgroep kon vertegenwoordigen. (In mijn hoofd dacht ik aan zuster B. Maar ja, dat kon ik niet vertellen...)
S. is er nu een etmaal en zijn hoofd dwarrelt al helemaal om. Dat áls hij hier zou gaan leven, hij niet meer zomaar bij zijn 3 zusjes over de vloer kan komen. En al zijn vrienden, de jongeren, hij zou het toch ook missen. Ik zei dat het mooiste van deze plek was, dát hij niet alles hoefde op te geven. Dat je een balans kon vinden, een eigen mix, van parttime 'kloosterling' zijn en alle andere dingen doen en zijn, die bij je horen. Ik dacht: 'En de LIEFDE dan jongen, de liefde? Heb je die al ooit ervaren en genoten?' Maar ook dat zei ik niet en hij sprak daar niet over.
Lastig begin ik het te vinden, om niet gewoon allles te kunnen zeggen wat ik wil. Dat mijn toekomstgevoel in het klooster op dit moment toch ook gekleurd wordt door zuster B. De twee kloosterculturen: ze zijn zo verschillend. Ik begin het als een lakmoesproef te ervaren. Áls zusters B.'s visioen en mijn visioen elkaar zouden beïnvloeden, dan vraagt dit niet alleen een naar elkaar toe groeien van religieuzen en leken, maar er ook één van religieuzen onderling.
Het woelt en gist in mij en de 'Cliffhangermeneer' die doet toch een beetje alsof de toekomst vooral van hem is. Ach, laat ik maar dat oude lievelingsliedje van mijn eigen moeder in zetten: Que sera, sera, whatever will be, will be, the future's not ours to see...