woensdag 22 oktober 2008

Weemoed

Ach, en dan vertrek je weer uit het klooster. Ik loop door het kleine ijzeren poortje, deel van een grote poort naast de kloosterkerk en trek het piepende deurtje achter me dicht. Ik knipper wat met de ogen. Het rood blad van de eikenbomen is er nu bijna helemaal afgewaaid, de ruimte van de weg naar de velden erachter is zo groot, ineens. Er is ook altijd weer iets van weemoed als ik de 'gewone' wereld weer intrek.

In de bus zijn ineens zoveel mensen en ze praten allemaal door elkaar heen. Schreeuwerige reclame dat je al voor 1 cent naar het casino kan. Zoveel auto's op straat die allemaal geluid maken. Stoplichten die van groen naar rood flitsen. Dit is allemaal toch wel een heel andere energie dan binnen, in het klooster.

Misschien dat een groot deel van de andere energie in het klooster, ontstaat door de dagorde. Het is toch fantastisch dat, als de klokken luiden, een ieder het werk neerlegt en naar de gebedsruimte gaat. Dat iedereen van alle kanten aankomt. Dat het in het koorgebed meteen stil is. Je talloze malen herhaalt: 'Eer aan de vader en de zoon en de heilige geest. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, tot in de eeuwen der eeuwen amen.'

Geen idee eigenlijk, wát je dan zegt. Even onvoorstelbaar voor me als iemand het heeft over een miljard euro. Weet ik veel. Maar je zegt de woorden, met zijn allen en dan ben je stil. Hoezeer kun je samen een energie creeren die alleen maar goed is, vol liefde, respect en mededogen? Dat kan dus, al ben je maar met zijn zevenen...

En dan de tuin. Vogelvluchten, ganzen die over trekken. Het eekhoorntje in de boom. Vleermuizen in de avondschemer. Dagpauwoogvlinders, die bij de tuinman thuis overwinteren en als rupsen in hun coconnen de metamorfose bewerken totdat zij vlinders zijn. 24 wachten er nu, tot het weer lente is. Herfstblad dat ik in halve cirkels rondom de beelden wegveeg. Zo geef ik Franciscus, St Michael en Anthonius van Padua een klein pleintje om hen heen van donkere aarde.

Op een windstil plekje, op een bed van klimop met uitzicht op het land, de bomen en koeien eracher, las ik in Briefing for a descent into hell van Doris Lessing, die dat zelf een van haar beste boeken vind. De titel klinkt erg omgekeerd van de kloosterlijke sfeer. Maar dat is het voor de helft niet. Lessing geeft het boek als categorie mee: Inner space fiction. For there is never anywhere to go but in. Dus je kunt in je innerlijke ruimte de hel vinden, maar ook de hemel.

Ik meld een stukje hemel:
I watched a pulsing swirl of all being, continually changing, moving, dancing, a controlled impelled dance, held within its limits by its nature, and parts of this necessity was the locking together of the inner pattern in light with the outer world of stone, leaf, flesh, and ordinary light.
In this great enclosing web of always changing light moved flames and tones and thrills of light that sang and sounded, on deeper and higher notes, so what I saw, or rather was part of, was neither light nor sound, but the place and area where thos two identities became one.

Ja, waar gaat dit dan over? Ook dat weet ik niet. Maar in het klooster ben ik er veel dichter bij dan op elke andere plek in de wereld. Da's niet helemaal waar. Ook in de natuur overkomt het je soms. Of samen met een ander. Maar in het klooster wordt er elke dag bewust een poging ondernomen om met meerdere mensen tegelijkertijd, dicht bij de hemel te zijn.