Door het boek dat ik aan het lezen ben, zie ik ineens beter hoe de stad gebouwd is op ontmoeting, dat je elkaar niet kunt ontwijken, dat elk bruggetje je kan uitnodigen om even te praten, alle steegjes en straten uiteindelijk op een Campo uitkomt, een plein, groot of klein. Ik liep in de buurt van keuvelende grootouders met hondje. In de etalage vol ouderwets speelgoed, waar ik zelf stil bleef staan, wilde kleindochter ook kijken. Het klonk als: O, dát wil ik graag krijgen, terwijl oma zei, aha…o, wie weet..
De poëzie van de stad is onoverwinnelijk. Al die doorkijkjes. Ik wandelde lang het oude bedrijf dat heet naar het soort schip dat het maakt: Bucintoro, geheel gemaakt van hout. Ze horen bij de toekomst van Venetië. Ze zorgen voor werkgelegenheid, dat mensen daarvoor in Venetië blijven of komen wonen, dat voorzieningen zoals scholen en winkels blijven bestaan…iedereen kent wel iemand met een bootje of heeft er een. Maar het is precair: boten van fiberglas doen hun opgang, goedkoper, maar die worden niet in Venetië gemaakt, het vergroot het gevaar dat Venetië een soort van Disneyland wordt.
Een hengelaar op de punta dogana deed het goed. Voortdurend haalde hij de zilverachtige visjes van de haak. Een ander, die een heel eind verder stond, kwam een praatje maken.
Ik ging om het hoekje liggen, languit op de Punta met uitzicht op zowel San Marco als San Giorgio en heel in de verte het water dat naar Lido reikt. Dan ben je weer even helemaal onder de toeristen.En hun snelheid valt op. Ze zitten éven, maken een foto en gaan dan weer.
Na mijn avondwandeling door de stad, werd het dagthema van ‘praatjesmakende Venetianen’ afgesloten door een een man die tegenover mij op de vaporetto zat. ‘Bonne Siërra’, zei hij, en ‘kom jij uit Indonesië?’ Nadat ik zei wel Indonesisch bloed te hebben, maar dat ik uit Nederland kom, zei hij : Ah, The Netherlands! en zette zijn eigen gesprek voort met een man met een staartje, waarmee hij de boot op was gekomen. Toen ik een foto maakte van een verlicht palazzo, onderbrak hij zijn gesprek door tegen mij te zeggen: ‘Dat is het beroemde Ca d’Oro’. ‘Ja, ik weet het’, antwoordde ik. En hij zette zijn gesprek weer voort.
En dit is mijn tent om 6.00uur in de ochtend. De madeliefjes om mij heen laten zich niet wegmaaien. Ik heb de totaal kale moestuin bij de buren zien groeien naar de al ontluikende gele bloemen in de courgetteplanten. Ik ben aan het kijken voor de terugreis. Met een lichte zucht zal ik Venetië verlaten. Maar zover is het nog niet.