Op het einde van de dag weg van het strand. Het is al 21.00 uur. Ik ruik voor het eerst weer de dennenbomen, zoals ik dat van twee jaar geleden mij herinnerde. Het moet al wat vochtiger zijn, denk ik, willen ze hun geuren loslaten. Ik hoor voetbalgeluiden, de opgewonden stem van een verslaggever, volksliederen. Italië speelt tegen Spanje kan ik daaruit opmaken. Op de geheel nieuwe plek vol terrassen, nieuwe bomen, kunstgras en waar ik de omheining heb zien bouwen, zitten enkele mensen bij een groot scherm. Vlak na de uitgang is het bomvol scooters en auto’s rondom een kleine TV. Mensen veranderen niet snel hun gewoonten. Het werd 1-0 voor Spanje, iets van schieten in een eigen doel. Op de camping hoorde ik een diepe zucht uit de verte aanwaaien.
Ik neem maar eens een foto van mezelf vanuit een van de kleine spiegeltjes die hangen bij de strandhokjes. Er is nooit avondleven op het strand. Rond 19.00uur is het al verlaten. Het lijkt bij de gewoonten van de Venetianen te horen. Ze lunchen wel uitgebreid bij hun strandhokjes, maar avondeten?, nee. Ook lijkt het gewoon om op dat grote lege strand ongeveer drie meter van je vandaan erbij te komen liggen. In Nederland zou je de ruimte opzoeken.
Ik las in mijn boek dat Venetianen dat heel erg missen. Ze zijn gewend om op straat praatjes te maken, vroeger ook gewoon met toeristen, dus met iedereen, en dat kan niet meer door de grote toeristenstroom. Het langzame en democratische tempo van de stad, iedereen wandelt er, van arbeider tot adel, is weg door de dagjesmensen die doelgericht door hun stad heen stappen. Ik heb een keer een sjieke meneer gevolgd, van de vismarkt bij Rialto naar zijn huis. Inderdaad, hij stopte overal wel ergens, steeds een praatje makend, daarom was hij zo makkelijk te volgen. Het gaf mij een inkijkje in het verborgen sociale weefsel van de stad. Op het strand blijf ik in mijn eigen cocon en ontwijk de blikken van een ander, ik kan ook geen Italiaans.
Ik zie dezelfde vier jongens die ik eerder in zee in stormachtig weer met een bal zag spelen. Bij mijn aankomst liggen ze relaxed met elkaar te praten. Dan volgt er een periode van actie, achter elkaar. Voetballen tussen twee doelen in, gemaakt van stokjes. De zee ingaan en elkaar met modder bekogelen. Met de bal in zee spelen. Op het strand elkaar ingraven en weer de zee in, elkaar bespatten. Op het einde allemaal tegelijk er weer uit en op hun handdoeken ieder op het eigen mobieltje kijken en dan breken ze op.
Dat was weer een fijne rustige dag. Het viersterren hotel met daartegenover de bushalte, 200 meter van de camping, heeft haar lichten al aan.