Wat was het toch een heerlijk lenteweer en wat was het toch een mooie wandeling. Blauwe lucht, een stralend zonnetje en in de avond liepen de kievieten op het land en buizerds vlogen laag, op zoek naar eten. Het Achtehoekse land van Zelhem, waar een oorspronkelijk kappelletje van Ludger is nagebouwd, naar Doetichem: vriend E. en ik lopen nu de alternatieve route van het Ludgerpad. Over vier keer of zo, komen we weer uit bij die lindeboom, die niks aan is, maar dat maakt niet uit.
Er zijn meerdere wegen naar hetzelfde doel. Het doel is eigenlijk helemaal niet belangrijk. Het land lag zich aan beide kanten van de meanderende weg uit te strekken, de nog winterse silouetten van de bomen raakten al bijna de lente aan, nog eventjes en een groene waas zal verschijnen, leken de vogeltjes in lentetiereliertjes al aan te kondigen. Mooie weg, mooi dat land, maar er was een minpunt: de weg was geasfalteerd en wat houden wij toch van de brede zandwegen!
Maar thuisgekomen dacht ik: het is wel een mooie metafoor voor het volgen van je eigen weg en blijven zoeken naar jouw oorspronkelijke weg. De verharding die tijdens je leven aanslibt: teleurstelling, illusie, pijn van verlies en onrecht dat anderen je aandoen: wegwandelen, kauwen, herkauwen, herplaatsen, verplaatsen. Niet denken, ach nu kan er goed een auto overheen, laat ik maar in die versnelling blijven. Met aandacht terug blijven gaan naar je eigen bronnen.
Op de terugweg, dezelfde weg omgekeerd, die weer heel andere perspectieven opent, vonden we allemaal gekleurde kaartjes. Het was een tijdje in om een kleurenanalyse op jezelf te laten doen en dan bleek je een lente-, zomer-, herfst- of winter-type te zijn. Daar hoorde een eigen kleurwaaier bij. Die moest je meenemen de kledingzaken in en de kleuren van jouw waaier zorgde er dan voor dat je er op je allerbeste en allermooiste uit zou gaan zien. Misschien kwamen deze kaartjes daar vandaan. Welke kleuren maken je mooi?
We leken wel klein duimpje; steeds maar weer bukkend vonden we kleur na kleur, de hele weg terug. Ik wilde ALLE kleuren mee naar huis nemen. Allemaal. Ook dat zegt wat over de soort weg die ik graag ga: veelkleurig.
Er zijn meerdere wegen naar hetzelfde doel. Het doel is eigenlijk helemaal niet belangrijk. Het land lag zich aan beide kanten van de meanderende weg uit te strekken, de nog winterse silouetten van de bomen raakten al bijna de lente aan, nog eventjes en een groene waas zal verschijnen, leken de vogeltjes in lentetiereliertjes al aan te kondigen. Mooie weg, mooi dat land, maar er was een minpunt: de weg was geasfalteerd en wat houden wij toch van de brede zandwegen!
Maar thuisgekomen dacht ik: het is wel een mooie metafoor voor het volgen van je eigen weg en blijven zoeken naar jouw oorspronkelijke weg. De verharding die tijdens je leven aanslibt: teleurstelling, illusie, pijn van verlies en onrecht dat anderen je aandoen: wegwandelen, kauwen, herkauwen, herplaatsen, verplaatsen. Niet denken, ach nu kan er goed een auto overheen, laat ik maar in die versnelling blijven. Met aandacht terug blijven gaan naar je eigen bronnen.
Op de terugweg, dezelfde weg omgekeerd, die weer heel andere perspectieven opent, vonden we allemaal gekleurde kaartjes. Het was een tijdje in om een kleurenanalyse op jezelf te laten doen en dan bleek je een lente-, zomer-, herfst- of winter-type te zijn. Daar hoorde een eigen kleurwaaier bij. Die moest je meenemen de kledingzaken in en de kleuren van jouw waaier zorgde er dan voor dat je er op je allerbeste en allermooiste uit zou gaan zien. Misschien kwamen deze kaartjes daar vandaan. Welke kleuren maken je mooi?
We leken wel klein duimpje; steeds maar weer bukkend vonden we kleur na kleur, de hele weg terug. Ik wilde ALLE kleuren mee naar huis nemen. Allemaal. Ook dat zegt wat over de soort weg die ik graag ga: veelkleurig.