Ik zat op een hoge stoel gisteren en keek naar al die dansende paren en ik dacht: Is dit waar ik écht wil zijn?. Nou, nee, van de ene kant, het was een prachtige lentedag en ik had vrij kunnen gaan reizen met het Boekenweekgeschenk en dan was ik naar een uiterste punt van Nederland vertrokken en had daar in de zon een boekje gelezen. En nu zat ik binnen in het wijkcentrum want het was dansmiddag.
Maar de vraag had een iets wezenlijker kantje: ik had allang geen dansmiddag meer meegemaakt, ik vond de muziek slomer en langzamer dan ooit tevoren, maar ja ook de muzikanten waren ondertussen grijs geworden, The Sunny Boys haddden meer weg van wat verregende mannen die voor de gelegenheid de pantoffels hadden uitgedaan om weer eens een stukje muziek te maken, maar het wilde maar niet vlotten. Is dit waarom ik werk als beheerder in een wijkcentrum, zo dacht ik, want in opdracht van mijn leidinggevende moest ik daar tenslotte over nadenken. ( Zie blogje Mensen-mens).
Daar ging het me ooit om: tussen gewone mensen leven. Ik kreeg het altijd benauwd van die burgelijke middleclass met hun vanzelfsprekende houding dat zij de wereld op orde kunnen houden, een huis kopen, carriere maken, Belangrijk Werk hebben, en dergelijke. Geef mij maar gewoon Gerrie en Tonnie, twee gezusters waar ik jarenlang vleeswaren mee snee in den ochtend, 3 keer in de week van 6.00-9.00 en daarna gewoon naar college's theologie. Dan had je net 3 uur lang die zusters het leven horen doornemen en dan werd je erna getrakteerd op filosofen en theologen die meenden te weten wat het belangrijkste is in het leven.
O, wat is alles relatief, dacht ik dan, o, wat is alles relatief, denk ik nu. Het gaat er toch om dat je genoeg plekken creëert in je leven waar je je thuis voelt, die recht doen aan de ervaring te LEVEN, niet op de automatische piloot, maar bereid om op al die plekken er iets moois van te maken. Plus de mogelijkheid hebben ook, dát je dat kunt, op die plekken.
Komt er een mevrouw aan de bar die tegen me zegt dat het jammer is dat de dansmiddag alweer bijna is afgelopen. De muziek had allengs meer schwung gekregen, men had mij gewenkt of ik ook niet op de dansvloer kwam omdat ik vanachter de bar de stappen meemaakte van de sirtaki , de blij-dat-ik-glij muziek, de country-line dans. Vrouwen die zich voor de gelegenheid hebben aangekleed in zwarte strakke jurkjes met netstof mouwen, glitterblouses, een grote stoffen roos gestoken tussen de borstpartij. Een mannetje, heel erg op leeftijd die werkelijk zwaaide en zwierde en met zijn danspartner allerlei ingewikkelde figuren dansde.
Zegt die mevrouw dat ze elke Zondag uit dansen gaat, met een groepje; je kunt wel weer voor de tv op de bank hangen, maar dit is veel leuker. Zegt een andere mevrouw dat ze zich altijd verheugt op de Zondag. Dat je wel kunt gaan kniezen, maar dat je er zelf wat van moet maken want een ander die doet het niet voor je.
Juist ja. Je moet er zelf wat van maken. En dit is wat ik ervan heb gemaakt. Ik heb ook een beetje mijn hart verpand aan 'gewone mensen'. Waar kom ik ze nog tegen in hun gewone doen, als ik niet meer zou werken in een wijkcentrum?