Muziek... het is mijn nieuwe thema, muziek is er, doet iets met je, meteen. God-Muziek-Leven. een soort nieuwe heilige drie-eenheid. Ik zat langs de rivier en keek hoe de vleermuizen in het roze licht muggen aan het vangen waren. Ik keek naar alle jongeren om me heen, die allemaal in groepjes aan het drinken, knabbelen en babbelen waren. Ik hoorde in de verte trommelgeroffel, dat dichterbij kwam. En er kwam trompettergeluid bij. Dus ik krabbelde op en klom de promenade op. De muziek was ondertussen hartverscheurend, klagend en kermend, het ging me door merg en been.
Er bleken wel meer dan honderd jongeren in processietempo voor te schrijden. Achterin de trommels, pauken, wat oudere jongens, wel dertig, en voor hen trompetten, schuiftrompetten, bastrompetten, trompetjes. Meiden en jongens door elkaar heen. De jongste ongeveer tien, de oudste 25 ofzo. Het kan niet anders: dit was een oefening voor de processie van de Sante Semana. Ik voelde bijna hoe Jezus verraden werd en aan het kruis werd genageld. Nu, moderne jeugd, in gymschoenen en kloffies, straks wellicht gekleed in witte gewaden met gemaskerde puntmutsen op.
O, kon ik maar zingen of iets bespelen! In het museum van de schone kunsten, gevestigd in een oud klooster met een prachtige binnenhof met palmen en vol met azujelo-tegels, was een tijdelijke tentoonstelling van schilders van Andalusië. Veel schilderijen troffen me, maar eentje van Luis Jimenez Aranda, geboren in Sevilla in 1845, extra. Die ontroerde me, omdat er zo´n mooie sfeer van verwachting, van ruimte die vervuld is, uit spreekt. Je ziet een vrouw van achter op de rug in een roze japon piano spelen. Helemaal in de hoek van de kamer, naast haar een palmplant zoals ik die zelf in de kamer heb staan. Er staan lege stoelen in de kamer.
Wie komt er luisteren? Ik kom er luisteren. Ik hoor de muziek zó mijn oren in gaan. Het is niet iets hartverscheurends of treurigs wat ze speelt. Het is muziek die hoort bij overdag spelen in een verloren en daardoor des te zeer gewonnen en gevonden moment van Leven.