Gisteren haperde iPad in ene keer. Het hield de apps maar een halve minuut, ten hoogste, vast en dan ging het weer naar het beginscherm. Dat zou inhouden dat ik dus afgesloten ben van het internet, de navelstreng naar de wereld in deze strenge quarantaine die ik me tot nu toe heb opgelegd. Dus ik snelde naar de winkel, de tweede winkel die ik binnenkwam sinds mijn terugkomst uit Bali, de andere is de supermarkt, daar stonden drie vakkenvullers op een kluitje bij elkaar in een gang zodat je er nauwelijks door kon met je winkelwagen, de 1,5 meter niet kunnende praktiseren. Sindsdien doet Zusje boodschappen voor mij.
Gelukkig was het in de elektronicazaak beter, een grote zaak met enkele klanten. De slimme jongen wist ook niet wat er met iPad aan de hand was. Ik heb er meteen een laptop gekocht, zonder nadenken. Vanochtend deed iPad het weer wat beter. Zou deze een beetje overspannen zijn geraakt, overuren draaiende in deze Corona-tijd van voornamelijk thuis zijn? Misschien is ze over een paar dagen weer helemaal beter... Ik ben dus geneigd om zo'n ding te vermenselijken, zoals men dat ook geneigd is om te doen met God.
En met het Corona-virus... Ik ben geneigd om te denken dat het een slimme virus is, die heel goed weet wie hij kiest om in te gaan wonen. Kwetsbare ouderen of mensen die al iets anders hebben waardoor ze zwakker zijn. Kinderen, niet, die zijn te vitaal. Na de persconferentie keek ik laat op de avond voor het slapen gaan nog naar een aflevering van Startrek. Die was akelig accuraat. De Enterprise komt op een planeet die een kopie is van de aarde. Er wonen alleen maar kinderen in een vervallen dorp dat eruit ziet als 300 jaar geleden. Ze krijgen een virus, blauwe plekken op de huid en onrust en agressiviteit die groeit en ze zullen dood gaan. De kinderen hebben nergens last van. Dan blijkt dat ze het wel zullen krijgen als ze in de puberteit raken, het kinderlijf heeft een helemaal andersoortige stofwisseling, legt doctor McCoy uit, die net op tijd een vaccin weet te ontwikkelen.
Tja. Wij zitten voorlopig vast met een prognose dat het wel een jaar kan duren eer er een vaccin is en ondertussen weten we vrijwel nog niks van het virus... 1,5 meter afstand, maar een beetje logisch nadenken zegt mij dan dat dit virus niet alleen maar niesdruppels gebruikt om zijn weg te vinden. Iets moet ook door de lucht gaan, want anders zou het toch heel wel mogelijk moeten zijn dat er in verpleeghuizen wel bezoek te ontvangen is? Heel gereguleerd zou je dan twee of drie in een kamer elkaar kunnen laten ontmoeten, desnoods met twee meter afstand van elkaar. Zoals je in elk klooster ook bezoekkamers hebt, in de tussen ruimte tussen buiten, de wereld en binnen, het klooster. Íets zegt mij [ook al een antropomorfe uitspraak] dat de regering balanceert tussen geen angst willen aanjagen en de moed erin houden en daarmee het gemor uit de samenleving daarover maar voor lief neemt, want mensen die klagen en morren en vechten om het hoofd boven water te houden is uiteindelijk toch beter dan beter mensen die in paniek zijn...
Ondertussen genoot ik in de zon van een nieuwe graphic novel, die de pakketbezorger keurig bij de achteringang van mijn tuin legde, mij nog een fijne dag wensend. Het is Dororo van de Japanner Osamu Tezuka, die de grootvader van de manga is. Het was een serie in een blad van 1967-1968. De tekeningen hebben iets grappigs, het doet me aan Popeye denken uit dezelfde tijd in het westen. Maar het verhaal is heel serieus. Een jongen wordt bij zijn geboorte door een vloek van 48 demonen van al zijn lichamelijke functies beroofd. de bedoeling is dat hij natuurlijk meteen dood zal gaan, als Mozes wordt hij in een mandje te water gelaten. Maar hij wordt gered door een poppenmaker, hier lijkt het verhaal dus op Pinokkio, die hem een kunstlichaam geeft en dat doet weer denken aan de robotica heden ten dage.
De jongen moet alle 48 demonen verslaan, en elke keer krijgt hij daarvoor een lichaamsdeel en dus een echt zintuig terug. Eerder voelde hij abstract en psychisch wel dat er een mooie wereld was, maar nu ziet, ruikt, hoort hij voor het eerst en voelt wat het is op een voet op de aarde te zetten. Veel demonen komen in vermommingen naar hem toe. Je leest het op de Japanse wijze, van achteren naar voren en van links naar rechts. Al vroeg in het verhaal ontmoet hij Dororo, dat in het Japans boefje of dief betekent. die wil bij hem blijven, terwijl de jongen die langzaam van vlees en bloed wordt blijft zeggen dat ze ieder hun eigen weg moeten gaan en op het einde ook nog eens tegen Dororo zegt; accepteer dat je een meisje bent... Dacht je dat ik je niet door had?
Ik weet niet waarom het boek me ook zo vrolijk maakte. De mengeling en mix van sferen wellicht:, Japans en Westers, licht-humoristisch en levensbeschouwelijk, dat het ook over groei en jezelf worden gaat... En dan die demonen waarmee je moet omgaan en die je kunt verslaan,