donderdag 31 maart 2011

Mooie taferelen

Een koetsier die 's ochtends vroeg vol overgave de glimmende delen van zijn rijtuig oppoetst. Een man voor mij in een steegje die ineens stopt en het onregelmatige cement tussen twee stenen in begint schoon te wrijven. Jongeren die van een van de oude bruggen een klimmuur hebben gemaakt: elke dag zoeken ze een manier om naar boven te komen. Een oud stel, klein, zij met een vestje over de arm, hij met zwarte glimmende schoenen, stevig gearmd aan het kuieren langs de rivier. Een kajakker die zijn eigen bal die hij telkens weer wat verder gooit, apporteert en het probeert op te vangen met zijn peddel.

Jongeren in een strook langs de rivier, er hing de sfeer van een festival, zo druk was het vanavond, een zwoele heldere avond, een hemel die langzaam verkleurd. Ze hebebn glazen bij zich met ijsklontjes, ze drinken een mix van cola met rode wijn. Druk pratend, enkele gitaren en trommels. Een keertje maar, een vage vlaag van hasj. Jongemannen die op een soort mountainbikes over de brede leuningen van de trappen naar de promenade omhoog proberen te fietsen. Een plein helemaal vol jongeren op elkaar gepakt en er stroomde er nog meer toe: het lijkt wel of Sevilla voor drie kwart uit jonge mensen bestaat.

En wéér: 25 rijen van 7 jongeren in de leeftijd nu van 6 tot 2o, die als een traag schommelende massa, bij elke tweede tel naar links of naar rechts, langzaam vooruit, van de ene brug , de Puente Triana Isabel II naar de verlichte 'gouden toren', de Torre del Oro , bewegen. Klagend en traag trekkend en tegelijk af en toe onheilspellend door de pauken, zijn de klanken die ze tesamen voorbrengen. De donkere koppies wiegen voort, er wordt geen lol getrapt onderwijl, iedereen is heel geconcentreerd. Een klein jongetje en een meisje met trompetjes die af en toe smokkelen en een huppelpas ertussen door doen: hun kleinere stappen halen het anders niet met al die groten om hen heen. Betoverend, met de silhouetten van de palmbomen er om heen.

Vandaag zag ik per toeval, ik was niet naar hem op zoek, die andere hoofdrolspeler van de Kruisweg, naast de Macarena (zie eerder blogje): Jezus natuurlijk, met zijn kruis op de rug. Padre Jesus del Gran Poder, heet hij hier. Nu heeft hij nog een simpel paars fluwelen gewaad aan, straks wordt hij opgetuigd met goudbrokaat, in de Sante Semana. Hoeveel mensen doen daar wel niet aan mee? Ook op de ander oever klonk tromgeroffel, ook daar werd geoefend, dus. Je kon achter het altaar naar deze Jezus opklimmen en bij zijn hiel was er geen glas. Mensen kusten zijn hiel en raakten het kruis aan, het hout was daar al glad en versleten.

Dat lijkt een ouderwetse, verouderde manier van het geloof beleven, maar de voorstellingen van de kruisweg in dezelfde basiliek getuigen van een moderniteit die ik nog nooit zo heb zien afgebeeld. Dezelfde Jezus van dat houten beeld met het paarse gewaad, hetzelfde gezicht, is er afgebeeld op levensgrote linnen doeken. Olieverfschilderijen, in grijs-mauve, Jezus met een lichtrood gewaad, alleen vanaf zijn middel uitgebeeld, met al die anderen die hij op zijn kruisweg ontmoet.

Judas, die hem verraadt, Petrus die hem niet meer wil kennen, Pilatus die zijn handen schoon wast. De vrouwen die hem aanspreken. Maria die op de laatste statie verdrietig bij het doodsbed van Jezus staat. Er staat verder niks op die schilderijen, alleen af en toe een olijftak: de intense ontmoetingen, die doen het. Ze brengen dat uitzonderlijke verhaal van die ene, laatste dag in het leven van Jezus, zonder overdreven geweeklaag in beeld. De nadruk ligt bij de uitdrukking op de gezichten, de lichaamshoudingen.

De afbeeldingen worden zo tot een bijna dagelijkse realiteit: iedereen komt altijd mensen tegen, waar de ene betrouwbaar blijkt en de andere niet, de ene een mens uit een stuk is en de andere halfslachtig, de een zonder nadenken doet wat hem wordt opgedragen, de andere die dicht bij zichzelf blijft en daardoor menselijk blijft.

Het zijn dit soort scènes die ik me wil blijven herinneren van Sevilla. Die directe, concrete levenszin en levenslust.

woensdag 30 maart 2011

Casa verscheidenheid

Ik kwam Sevilla in per bus, over land. In de avond die viel zag ik de stad liggen, alsof het een neergevallen stukje melkwegstelsel was, al die lichtjes in de leegte van het land. Maar vandaag begreep ik ineens dat Sevilla niet vanuit het land leeft, maar vanuit de zee! Deze stad is groot en bloeiend geworden doordat het de havenstad was waar vanuit Columbus is weg gevaren op zoek naar de Nieuwe Wereld. Hij zocht Indie maar hij vond Amerika, en stukken Zuid Amerika en nog meer lappen grond, nieuwe stukjes aarde.

Sevilla is dus de eerste en enige hoofdstad van een wereld-land geweest. In de gouden tijd, van het begin van de 16 e eeuw en dan drie generaties lang, kwam hier de hele wereld onderhandelen, men verdrong zich om mee te mogen op een van de schepen die vanaf de rivier de oceanen op gingen. Later werd de rivier onbevaarbaar en stortte de economie in. Dat vormt dus het genetisch materiaal van de huidige Sevilliaan: dynamiek, willen ontdekken, een soort vanzelfsprekende flair en elegantie en levenslust, nieuwsgierig.

Het kwartje viel door mijn bezoek aan de Casa de Pilatos, het enige en grootste stadspaleis van Sevilla. De sleutel van de constructie van dit paleis is een vrouw geweest, Dona Catalina de de Ribera, de tweede vrouw van Enriquez de Ribera, een dynastie die rijk is geworden door de ontdekking van Columbus van Amerika. Colmbus zijn beste vriend, degene die hem heeft aangespoord om op weg te gaan, was trouwens een Franciscaanse monnik, las ik ergens.

Het is een fantastische plek, waar plaats is gemaakt voor archcitectuur van de islamitische Mudajarstijl, de hele beneden verdieping is betegeld met allerlei verschillende tegels in blauw-groene tot paarse tinten, het bezit de grootste verzameling aan diversiteit van tegels ter wereld, en ook de Italiaanse renaissance en invloeden van de christelijke gotiek zijn er overal, in tegelwerk, bouw, het ontwerp van de twee binnentuinen, in volkomen harmonie met elkaar aanwezig. Deze familie heeft voor het eerst klassieke beelden uit de oudheid naar Sevilla gebracht en ook die zijn op een organische wijze in het paleis opgenomen.

De plek mengt met een grote vanzelfsprekendheid al deze invloeden ineen. Ik zat op een bankje tegen de tegels aan van de patio en keek hoe twee meisjes op een stellage bezig waren met het hoofd van de bijna drie meter hoge wit marmeren Pallas van Athene met watjes, tandenborstels. Ze wreven haar gezicht schoon. Van Athene ! : de godin van de strijd en van de wijsheid. Twee Sevillaanse meisjes van nu streelden als het ware de wijsheid uit de oudheid zelve...Wijs is het om plaats te kunnen maken voor veel verscheidenheid. Dan opent zich een Nieuwe Wereld: Delf mijn gezicht op, maak mij mooi...

Oefening in geloof

Je maakt hier nog eens wat mee om twaalf uur 's nachts op straat. Nu schuifelde er een gevaarte van een stellage langs de kathedraal. Daaronder in rijen van vijf dik, zeven achter elkaar, schouder aan schouder, nu al zwetende mannen, diep in de nacht. Sommigen keken al net zo gepijnigd als Jezus die zijn kruis moest verslepen. Dit was dus een oefening voor de Sante Semana van degenen die al die taferelen straks door de straten torsen.

Daar sta je niet bij stil: dat er 35 mannen onder elk zitten. Ze hadden een soort tulband op hun hoofd met in de nek een verdikking. Bij tik 1 staken ze allen de kont naar achter. Ze zetten zich schrap. Bij tik twee tillen ze hun nek naar boven tegen de lat en bij tik drie gaan ze echt op staan, roepen ho! en beginnen te schuifelen op platte chineze schoentjes. Zo komt het gevaarte, nu met zandzakken erop, in beweging. Het moet een heftig gebeuren zijn, die processie. Straks is het heet en druk, het hele stellage is dan bedekt met doeken, dus weinig zuurstof en overal mensen om je heen. Dat is lijden geblazen, de ware navolging van Jezus, zou je bijna zeggen.

Zou ik aan iets dergelijks meedoen als ik hier leefde? Vast wel. Ik hou er wel van als iets ook fysiek beleeft wordt, zoals de dansen bij de Clarissen. Hier wordt dat lijdensverhaal totaal beleefd. Nu al weken van te voren. Er worden al podia´s gebouwd, er staan al verkeersborden, hoe de weg zometeen zal worden omgeleid.

Je kruis dragen is in woorden alleen, zo onbenullig flauw en abstrakt. Maar als je ooit zo´n last echt getild heb of als publiek meegesleept kan worden , dan wordt je aangesproken op iets anders dan de grijze hersenmassa of de dagelijkse tred waar de automatische piloot aan gezet kan worden.

Het lijdenverhaal van Jezus kan je helpen om in contact te komen met je eigen verdriet. Je niet laten verstrooien door een wereld waarin alles kan, alles mogelijk lijkt en alles bereikbaar. Want zo is het niet. Dan moeten woorden wel daden kunnen worden. De wijze waarop die Sante Semana hier beleeft wordt: dan breekt het verhaal ergens door heen. Dan wordt Geloof ofwel religie, het op zoek gaan naar een andere laag in jezelf. Het wordt iets van beleven.

dinsdag 29 maart 2011

Muziek van het leven

Muziek... het is mijn nieuwe thema, muziek is er, doet iets met je, meteen. God-Muziek-Leven. een soort nieuwe heilige drie-eenheid. Ik zat langs de rivier en keek hoe de vleermuizen in het roze licht muggen aan het vangen waren. Ik keek naar alle jongeren om me heen, die allemaal in groepjes aan het drinken, knabbelen en babbelen waren. Ik hoorde in de verte trommelgeroffel, dat dichterbij kwam. En er kwam trompettergeluid bij. Dus ik krabbelde op en klom de promenade op. De muziek was ondertussen hartverscheurend, klagend en kermend, het ging me door merg en been.

Er bleken wel meer dan honderd jongeren in processietempo voor te schrijden. Achterin de trommels, pauken, wat oudere jongens, wel dertig, en voor hen trompetten, schuiftrompetten, bastrompetten, trompetjes. Meiden en jongens door elkaar heen. De jongste ongeveer tien, de oudste 25 ofzo. Het kan niet anders: dit was een oefening voor de processie van de Sante Semana. Ik voelde bijna hoe Jezus verraden werd en aan het kruis werd genageld. Nu, moderne jeugd, in gymschoenen en kloffies, straks wellicht gekleed in witte gewaden met gemaskerde puntmutsen op.

O, kon ik maar zingen of iets bespelen! In het museum van de schone kunsten, gevestigd in een oud klooster met een prachtige binnenhof met palmen en vol met azujelo-tegels, was een tijdelijke tentoonstelling van schilders van Andalusië. Veel schilderijen troffen me, maar eentje van Luis Jimenez Aranda, geboren in Sevilla in 1845, extra. Die ontroerde me, omdat er zo´n mooie sfeer van verwachting, van ruimte die vervuld is, uit spreekt. Je ziet een vrouw van achter op de rug in een roze japon piano spelen. Helemaal in de hoek van de kamer, naast haar een palmplant zoals ik die zelf in de kamer heb staan. Er staan lege stoelen in de kamer.

Wie komt er luisteren? Ik kom er luisteren. Ik hoor de muziek zó mijn oren in gaan. Het is niet iets hartverscheurends of treurigs wat ze speelt. Het is muziek die hoort bij overdag spelen in een verloren en daardoor des te zeer gewonnen en gevonden moment van Leven.

Macarena

Ik moet wel om mezelf lachen. Vanochtend was het zwaar bewolkt weer en ik besloot om naar de Macarena te gaan, niet al te ver weg, paraplu mee en daarna wel weer zien. Tenslotte is het mijn verjaardag vandaag, dus alsjeblieft niks teveel, gewoon maar ZIJN, dat vier ik tenslotte, dat ik er bén. Maar op de weg er naartoe, liet ik me toch door mijn ogen leiden waardoor ik zeker drie keer de afstand van die op de kaart heb gelopen! Even kijken, die straat in, wat is dat? en als ik dan op de kaart keek was ik steeds weer afgedwaald van het oorspronkelijke doel. Zoals de levensweg gaat: op weg blijven, geen rechte lijn, niet overal de controle op proberen te houden, en elke afdwaling, daar leer je weer wat van.

Ik was op weg naar de oermoeder van Sevilla: de Mater Dolorosa, de huilende Maria. Ze is het pronkstuk dat tijdens de Sante Semana door de hele stad wordt gedragen. Even dacht ik nog: ik kom er vandaag niet, zeker niet de bedoeling om te bezoeken op een verjaardag. En toen keek ik tenslotte toch in haar ogen. Grote bruine, Spaanse ogen die je recht aankijken, terwijl de tranen over haar wangen biggelen. Haar handen, een beetje omhoog met het gebaar van: Ach, het is vergeefs, ik kan hier niks meer aan doen.

Buiten was de zon weer gaan schijnen, ik nestelde me op een stoeltje in een steegje, at slakken in rode paprika-knoflooksaus en een rode wijn met prik en ijsklontjes. Ik dacht onderwijl: dit is de enige wijze hoe je om moet gaan met verdriet, vergeefsheid, de dingen die niet lukken in je leven: ze recht in de ogen kijken. Als je er langs heen kijkt, het probeert te vergeten of te bagatelliseren, of je zelf probeert af te leiden, dan ontstaat er nooit dat vreemde, wonderlijke alchemistische proces: werkelijk verdriet voelen en toelaten maakt ook weer werkelijke vreugde los. Zo niet dan blijf je een schim, en ben je eigenlijk een zombie, een schijndode in het leven.

Ik sloeg een verjaarspsalm open en nee maar, die was zó toepasselijk, het werd psalm 162. Het sluit aan bij de stroom waarin ik me beweeg : ik graaf bewust terug naar vroeger, ik droom, ik verwacht, ik weet dat tranen naast puur plezier kan bestaan, want niemand huilt 24 uur lang, er gebeurd zoveel op één dag, de stroom van je bewustzijn kan zoveel aan en vraagt alleen maar van jou, dat je geen blokkades maakt, je zelf niet gevangen zet. Ik lees in plaats van ' Heer of Here' in de NBG vertaling Het Leven . En van ´hij´, maak ik een ´zij´.

Herinnering en verwachting

Toen Het Leven de gevangenen van Sion deed wederkeren,
waren we als degenen die dromen.
Toen werd onze mond vervuld met lachen,
onze tong met gejuich.
Toen zei men onder de heidenen:
Het Leven heeft grote dingen bij ons gedaan,
wij waren verheugd.
Leven, wend ons lot
als beken in het Zuiderland.
Wie met tranen zaaien,
zullen met gejuich maaien.
Zij gaat al wenende voort,
die de zaadbuidel draagt;
voorzeker zal zij komen met gejuich,
dragende haar schoven.

maandag 28 maart 2011

Sevilla !

'Dit is een stad om lief te hebben...' als variatie op Toon Hermans liedje. Als ik liefheb wil ik het liefste niets zeggen. Maar het blog vraagt woorden en later, veel later zal ik blij zijn toch wat opgeschreven te hebben. Ik heb de lange lieve dag doelloos gedwaald, van het ene naar het andere, alleen maar mijn ogen achterna. En wat ik zag was zoveel, zo verschillend, van Spaans oud-chique tot hip en trendy, van rollerskaters tot heertjes in driedelig pak en manchetknopen, van een huilende Madonna tot kayakers op de Rio Gualdiver.


Twee meisjes op een bankje in de zon, kletsend en onderwijl flamingoritmes roffelend met hun vingers op de waterflesjes in hun hand, de ene met de I phone op schoot, blauwe regen die bloeit in de prachtige tuinen en parken, een huilende Madonna van vlees en bloed. Hier geen etherische, gestilleerde Maria zoals die van Lourdes; ze heeft zware zwarte wenkbrouwen, ze fronst en huilt en houdt de doornenkroon van Jezus in haar vlezige vingers.


Jezus is een viriele man, die bruin is en bloed en de kerken zijn vol goud barok, een religieuze hersenpan vol engelen en heiligen, het binnenste krioelt in de kerken en kapellen naar buiten, het gaf me een soort schock na de leegte van gisteren in het landschap. En ik ben niet eens in zoveel kerken geweest.


Ik twijfel zelfs of ik de Giralda wel in wil, voor 8 euro, het is de grootste basiliek van de wereld na de St Pieter in Rome en St Pauls in London. Maar het is gebouwd op de plattegrond van de grootse moskee die er eerst stond. Alleen de minaret is overgebleven, prachtig fijne kleine stenen, waardoor het lijkt of je naar uitgehouwen kant kijkt, maar er is een renaisance klokketoren op gebouwd. Lelijk en grof vond ik de kathedraal van buiten, ik dacht aan de Mesquita in Cordoba en fantaseerde wat voor een prachtige moskee er gestaan moet hebben. Nee, ik wil nooit een christen genoemd worden, dacht ik.


Men kan hier etaleren! Ik heb etalages gezien waarin ik verloren raakte in de kleuren, het gedrapeer van de stoffen, dassen sjalen, schoenen, taartjes, snoep, het maakt niet uit wat, oorbellen, kraaltjes, diagonale lijnen, dansende voorwerpen, zo heftig en fijnzinnig tegelijk, er hangt hier een soort elegante vibe, een soort levensdrift, iets vrolijk heftigs, dat vast ook heel tragisch kan zijn. Die huilende vlezige Maria en de flamenco, tussen die sferen in ergens hangt Sevilla.


Tegelijk is de stad zo jong! Ze fietsen over de groene paden die langs de wegen zijn aangebracht, rollerskaten, joggen, roeien en bewegen zich over het water als gondeliers in Venetie, ze liggen in de zon in het gras, op de stenen langs de kade, ze lopen met tassen vol door de winkelstraten, ze zijn modern, heel modern, heel zelfbewust. De ouderen ook. Ze staan bij elkaar in elegante pakken, de handen losjes in de zak, ze lezen een tijdschrift op een bankje met kettingen en oorbellen en mooie schoenen. Weer anderen laten hun hondjes uit terwijl ze onderwijl hardop praten door hun iPhone, als zo´n ding zo heet. Ze bewegen hun duimen druk, druk op en neer op datzelfde ding.


De flamencojurk is niet een laagjesjurk met bolletje en stippen: ik heb in ateliers gekeken waar de stoffen tot het plafond zijn opgetast, rollen kant, ruches, van dichtbij kan één strook bestaan uit een patchwork achtige, laagje naast laagje van van alles wat. En op de waaiers staan niet alleen bloemen geschilderd, ze zijn ook te koop met een bloedende Jezus en een huilende Maria


. Ach, ik kan nog wel zo doorgaan met opsommingen van wat ik allemaal zag. Heerlijke niertjes in sherrysaus gegeten met een cerveza, bij de tegelhoek van de provincie Avila gelegen op dat imposante halfcirkelvormige Plaza de Espagna. Ik geloof niet dat het Theresa was die met een ontblote borst langs veldheren rende, zoals de historische afbeelding liet zien. Alle 49 provincies van Spanje zijn er afgebeeld.


Your believe is not really important... it is how you act, that counts'... hoor ik in een conversatie achter me van een Joodse jongen met een meisje met grote ogen. ´Jezus doesnot see nominations, he doesnot see if you are chinese or whatever... zegt ze terug. Ze zijn het ergens eens. De hele Joodse wijk, smalle kronkelige steegjes waar het ineens weer stil en middeleeuws is, na het geraas van de autos op de brede avenues is hier uitgemoord. Weg, allemaal weg, zoals die moskee.


Ik heb sowieso weinig 'allochtonen' gezien. Waarom zouden die hier ook terecht komen, als je zo ver en lang door een leeg landschap moet reizen? De meest rommelige winkeltjes die worden wel door Chinezen gerund, heb ik ontdekt. Ik was in een winkeltje met zo´n zooi, zo´n chaos dat ik benieuwd raakte naar de eigenaars. Een Chinese familie. Ik waande me even in Peking en daarna bleken in al dit soort winkeltjes, Chinezen rond te scharrelen. Ik heb er een wit hoedje gekocht met roze bloemetjes erop. De vorm van een kleine gleufhoed, dat vind ik er zo grappig aan. Ze Sevilliaans vond ik, maar made in China. Zou het meisje achter de balie hier, nu wel kunnen zien dat ik geen Spaanse ben? Gisteren zei ze dat ze steeds Spaans tegen me wilde gaan praten, want ik leek zo Spaans. Ik denk dat zij nooit komt in die rommelwinkeltjes.

zondag 27 maart 2011

Uitgestrekt

Wat een onderdompeling in Sevilla: 's avonds om 23 uur een selectie van tapas eten, waaronder een heerlijke gazpacho en groentenkroketjes, met sinaasappelbloesemgeuren en bomen tjokvol sinaasappels om je heen en dan ook nog flamenco in een steegje achter je horen! Een hartstochtelijk aaaaaai! aaaaaai! en handengeklap en geroffel. De busreis bracht me eerst door de bergen rondom Malaga langs een liefelijk riviertje dat kronkelde langs bloeiende gele brem, rotsspleten met watervalletjes, lentegroene velden, het leek geboetseerd om te behagen. Daarna werd het lediger, leeg, olijfboomgaarden zover als het oog kon reiken, grillige kalksteenrotsformatie. Onbeschrijfelijk, zo´n landschap heb ik nog nooit gezien.

Al uit het vliegtuig verwonderde ik me over de weinige huizen, dorpen, niks, en er doorheen reizen is adembenemend,ik kan het niet anders zeggen. Die uitgestrektheid, de combinatie van woest, liefelijk, ledig, helgroene vlakken van de lente. In de paar dorpen of zijn het stadjes?, waar de bus doorheen reed hing een wild-west verlatenheid. Niemand op straat en alle straten eindigen met uitzicht op alleen maar leegte rondom. Hoe is het om daar te leven? Ik begrijp ineens iets meer van de Spaanse mystici. Een combinatie van brandend verlangen en het ontwijken van een duistere kern van donkerte en leegte. Een ieder die hier leeft kan elk gewenst moment in de leegte kijken, het is niet te ontwijken, niet uit te stellen, niks om je gedachten mee te verstrooien. Zou ik kunnen leven in zo´n plaats als Osuna? Nu 16.000 inwoners, van 1549-1820 een universiteitsstad geweest met een machtige imposante renaissance bouwwerk uit de verte, het lijkt een kasteel maar het is een kerk op de rotsformatie. De lichtjes van Sevilla waren al van ver op een bergkam te zien, in die leegte met ineens grote donkere bollen van naaldbomen, grillige bomen, glooiingen van duinen, water dat glinstert: een vogelnatuurreservaat 74 km ten zuidwesten van Sevilla.

Die leegte: ik kan er niet over uit. Ik wist niet dat dit er was in Europa. Ik heb de meseta´s gezien in Noord Spanje, maar de weg naar Santiago de Compostella geeft deze vlakten een soort ijkpunt. Al herinner ik me ook een treinreis naar Salamanca door de dorre droge gele-bruine vlakten. Maar hier in Andalusie is het zo groen nu, je verwacht dat het er drukker zou zijn, met mensen. Tegelijk zijn hun sporen zo zichtbaar; wie plantte en ondehoudt al die eindeloze heuvels vol olijfbomen?


Verder heb ik de hele dag uitgestrekt in het zand gelegen en me door de zon op het strand van Malaga laten doorstoven. In den ochtend was de wind nog kiltjes, maar als het lichaam gloeit van warmte in den middag, voelde dezelfde wind aan als een koele bries. Vanochtend zag ik vanuit mijn bed de zon tussen de palmbomen opkomen, de zee een bijna rimpelloze lichtblauwe spiegel met een roze waas. Dit was weer zo´n dag om voor altijd te koesteren in de herinnering.

zaterdag 26 maart 2011

Fuengirola

We hebben het over pakweg 45 jaar geleden. De familie ging naar Toremolinos. Voor het eerst een vliegtuig in, naar een appartementencomplex Bonanza geheten met een groene tuin en tuinlantaarns langs de paden waar je langs kon dwalen, met andersoortig dik vettig gras als in Nederland en palmbomen die ik voor het eerst zag. Er was een groot zwembad waar we alle dagen rond zaten en af en toe daalden we langs een stoffig pad af naar zee. Een lange , hete, hobbelige weg. Hitte, olijfbomen, vijgenbomen. Ergens een ezeltje aan een touw vastgebonden. De kinderen bleven liever bij het zwembad, van het strand daar herinner ik me niks.

Er was wel een ander strand waar we weleens kwamen: wit en uitgestrekt bij een klein vissersdorpje waar enkele witte huizen stonden. Er werden in kuilen in het zand sardientjes geroosterd, heerlijk vond ik ze, het zand was bijna te warm om met blote voeten op te lopen en de afstand naar de zee was zo groot dat je er bijna niet naar toe durfde. Fuengirola. Ik wilde het terug zien, terug naar het verleden, kijken wat het nu geworden was.

In de trein ernaartoe bloeiden de Spaanse margrieten in de berm weelderig, ik zag bloeiende bomen met helgele bolletjes, ik dacht eerst kamille, maar dichterbij gekomen op het einde van de dag leek het blad op die van de olijfboom. Bloeiende olijfbomen? Ik prentte me de herinnering van het vroegere Fuengirola goed in, want ik was wel een beetje voorbereid op verandering. Maar dit sloeg alles!

Er is daar een stad verrezen met een skyline van hoge flatgebouwen langs de hele kilometerslange baai. In het hoogseizoen moet het een lillende vleesmassa van mensen zijn gezien het strand dat geheel was onderverdeeld in parasolrijen die hoorden bij de hotels erachter. Het zal er voortdurend ruiken naar zonnebrandolie en BBQ luchten, want een vleug frituurlucht kwam nu ook regelmatig langs drijven terwijl ik in badpak me in de zon koesterde.

Een lange wandeling langs de zee, die niet kan veranderen gelukkig. Blauw. Middellandse zee, souvenir van mijn dromen, enkel al het woord is als wijn op de tong, zo ging indertijd een liedje dat Moeder drijvend op een luchtbed richting de golven altijd zong. Ik zag, twee keer, kleine vrijplaatsen uitgespaard voor vissersbootjes. Als ik daarop inzoomde dan was het tafereel die alsof een tijdsmachine je terug bracht, naar toen, ooit.

Een man die met een emmer water schept uit zijn bootje naar een ander bootje die op zijn kop lag en een andere man die de flanken schoonmaakt. Een man met een been op zijn bootje met visnetten, witte haren, in gesprek met een ander die op de rand van zijn bootje zat. Daar in dat brein van die mannen, daar zit de hele film van de verandering van Fuengirola. Zij zagen de eerste hijskraan er verschijnen, de eerste hoogbouw.

Moderne archeologie van de stad Fuengirola was in het centrum nog wel te bedrijven: Eerst stond er wellicht een deftig, statig hotel met geel-wit gestreepte markiezen, nu vaal en gedeeltelijk aan flarden, tegen het strand aan. Toen dacht men later: wacht, een gezellige winkelgalerij ervoor, ongeveer de helft zo hoog, zou leuk zijn, en weer later bedacht men een promenade en een heel grote jachthaven met hoge stenen zeeweringen daar weer voor.

Die mannen, bij die bootjes, hoe hebben ze langzaam terrein moeten inleveren, hoezeer hebben ze wellicht een deel van hun ziel aan de duivel verkocht toen ze hun huisje aan het strand met land daarbij verkochten aan een hotelketen? Of zouden ze bruutweg verjaagd zijn door de overheid omdat de vooruitgang nu eenmaal niet te stoppen is? Op die kleine stukjes strand, minuskuul als een filmdecor op een set, is de tijd stilgezet. Aan de zijkant een marktkraam; zouden ze daar nog steeds hun visvangst verkopen, vroeg in de ochtend? Wat is er over vijftien jaar of zo over van deze kleine repen uitgespaard strand? Dan zijn die oude mannen zo ongeveer dood en kunnen de zee niet meer op.

Op het eind van de wandeling ,op het einde van de baai met een zon die onder aan het gaan was, at ik op een hoog stenen terras van een restaurant geroosterde sardientjes. Op de berg tegenover me stond de zwarte stier, de torro van het sherrymerk Osborn, uitgeroepen tot cultureel erfgoed van Spanje. Ze mogen op alle toppen van de bergen blijven staan. Die stier was er 45 jaar geleden ook. De sardientjes smaakten voortreffelijk. Vers, met een halve citroen erbij en grote korrels middellandse zeezout dat in je mond knarsde. Op die goede, oude tijd. Ik buig voor je.

vrijdag 25 maart 2011

Oooohm....

De muziek staat swingend hard, mijn kamer is daar vlak boven, het is net te koud om de hele tijd buiten bij de palmboom te zitten en de pc staat precies op de grens tussen binnen en buiten. Dus daar kruip ik achter. En ik surf wat. Daar kom ik meestal niet aan toe met mijn beperkt internetgebruik. Nu weet ik ineens dat er ergens iemand op de wereld een Ramana blog-alert heeft ingesteld op Ramana Maharhsi. Door zijn naam hier te gebruiken, in een blog, kom ook ik waarschijnlijk in dat blog van die ander. Dat is toch zoiets als stuifmeel dat onverwacht overal terecht kan komen.

De desbetreffende is geinterresseerd in non-duale religie en filosofie, zoals die van Krishnamurti en Ramana. Door dit blogalert verschijnt er ook ineens een verwijzing waar de debetreffende zelf ook verrast over is: het gaat over een foto van ene Demaison, een verwaterd vrouwengezicht dat als het ware zichzelf telkens in een andere weerspiegeling terugvindt. Ramana stelt zich steeds maar weer de vraag: Wie ben ik? Wie ben ik? Wie ben ik?: en door de herhaling verdwijnt elke dualiteit. Elk antwoord dat je spontaan geeft verdwijnt in weer iets anders en uiteindelijk verdampt alles.

Krishnamurti is hierin heel consequent: uiteindelijk kan religie niet meer bestaan, want in de grond gaat die uit van een duale wereld: er is er een van de mensen en er is er een van het goddelijke en de goden. Maar Krishnamurti zit zo in zijn hoofd, het is zo cerebraal, rituelen en andere feestelijkheden verdampen ook. Alleen het woord en de redenatie is bij hem overgebleven.

Hoe vind je een weg waar hoofd en hart, stilte en feest, kleurige ritueel en mediatie allemaal tegelijk kunnen klinken en je niet vast gaat zitten in het aan de voeten zitten van maar een inspirerend figuur, met daarbij behorende gebruiken of niet-gebruiken? Als God een man is dan loost hij zijn zaad overal en als Zij een vrouw is, dan kan ze overal baren, dat kan niet anders.

Muziek: daar is ook geen sprake van dualiteit: waar de toon, de klank, de harmonie het onuitsprekelijke een vorm heeft gegeven: uit muziek kan het goddelijke onstaan en daarin kan het weer terug keren. Het is vast niet toevallig dat er in kloosters zoveel gezongen word in de vormen van het getijdegebed of mantra's enzo. Zoals ik nu deze gedachten ontwikkel terwijl de muziek keihard aanstaat, als goddelijk stuifmeel zo kunnen woorden zijn, die verdampen in klanken zonder betekenis en tegelijk alles omvattend: oooohm.... oooohm....

En wie denkt: waar gaat dit over?, die stelt wellicht de enige juiste vraag. Waarop geen eenduidig antwoord mogelijk is. Ik typ ondertussen in het bijna pikdonker, In ten minutes we close, zegt iemans in zeer gebrekkig Engels. Zo is het maar net. Uiteindelijk stopt ook de muziek en gaat het licht UIT.

Malaga (2)

Gele narcissen, hyacinten, witte krentenbloesem, magnolia-tulpenbomen, gisterenavond was het allemaal in vier dagen tijd ontpopt in het land achter de Beuningse dijken. Ik zat in oud roze licht op het strand, genoot opnieuw intens van de rivier, de boten, de vogelsporen in het zand en weer een 'tweet, tweet' van een nu onzichtbaar vogeltje. Ik dacht: morgen om deze tijd ben ik in Malaga. En nu is het zover: ik ben in Malaga, zoals exact twee jaar geleden en de zee is vanaf mijn bedje te zien!

Heerlijk weer, die backpackersfeer, ik moet ervan lachen,'waarom lach je?', vroeg een meisje met een grote moderne bril op die nu in zijn, geloof ik. Ze kwam uit Canada, had enige maanden in Frankrijk gewerkt en had nu een korte vakantie in Spanje. Ik had niet eens door dat ik aan het lachen was. Onder mij slaapt een oudere man, eindelijk ben ik eens niet de oudste, en die vroeg aan me of ik een muzikant was.

Muzikant... nou, nee, dat niet, maar het is wel mijn laatste metafoor als ik denk aan het goddelijke (zie o.a. blogje musicofilia). Alle woorden weg, laat het swingen en zingen en dansen. Ik zou wel muzikant willen zijn, ik geloof heel erg in de muziek van het leven. En op dit moment hoor ik salsa, op het terras eten jongeren met grote fakkels in hun midden. Dat ga ik nu ook doen. Paella, mmmm, heerlijk, wat is het geweldig om weer op weg te zijn!

woensdag 23 maart 2011

Levensdans

- De dans is veranderd, vertelde zuster C. mij in het bijkeukentje, we waren maar met drie zusters en twee gasten en nu is het een stuk eenvoudiger, dit is eruit gelaten. En ze danste de passen voor.
- Het zag er niet uit! vulde zuster M. aan, ik heb mijn ogen ondertussen maar gesloten en alleen maar naar de muziek geluisterd.
- Ja, we botsten zelfs tegen elkaar op, zei zuster C., het ging van geen kant!

Ik was er niet bij, want ik had boekenclub en ervaar dat ook als een dillemma. Eén uur vigilieviering tegenover een avond lang boekenclub en niet de spelbreker willen zijn bij het maken van een nieuwe afspraak in de drukke agenda's van zes mensen. Maar eigenlijk zou ik dat wél willen: naar alle vigilievieringen in de Veertigdagentijd, op de Zaterdagavond: méédansen.

- De volgende twee keren ben ik er ook niet bij en daarna durf ik niet meer mee te doen, hoor !, zei ik.
- Ach waarom niet? natuurlijk wel! zei zuster C. Tja. Een dillemma: Ik heb mijn eigen leven te leven met mijn eigen ritme, bezigheden, uitjes, en dergelijke. Een vigilieviering: voor hen na de avondboterham en na de viering een kopje thee halen in de huiskamer om in je eigen kamer in alle rust op te drinken is tóch wat anders dan heen-en-weer van huis naar klooster te gaan.

Verbondenheid gestalte geven: daar gaat het om. Verbondenheid die blijft of je elkaar nu vaak ziet of niet, of ik daar nou al die vieringen mee doe of af en toe eentje... Verbondenheid... het heeft altijd twee kanten nodig. Je moet elkaar als het ware het leven willen doorgeven, door trouw te zijn aan wat je deelt, aan wat gezegd, gedaan en beleefd is met elkaar.

Niet elke dans is 'bidden met het lichaam', soms bots je: dat voor lief nemen en tóch doorgaan met elkaar: Het beste en het mooiste van elkaar verwachten en proberen gestalte te geven; dat is iets van To be or not to be: zo gaat de dans van het leven.

dinsdag 22 maart 2011

Lentevogeltje

Gisteren fietste ik naar de Waal om de zonsondergang te zien. O! Ik hou van het tijdstip van de dag: dat de schaduwen lang worden, het land met een oranje gloed verzadigd wordt, het stil is en nu de lente aangebroken is, de hemelse lucht vervult is met vogelengezang, alom. Gele forsythia's in de tuinen van de boerderijen, lichtpaarse azalea's...

Er stond een kudde oerrunderen in donkeroranje gloed bij elkaar rondom wat balen hooi die er voor hun neergelegd zijn. Jonge eenjarige kalveren sprongen eromheen. Op het strand aangekomen, was ik net op tijd; het zand kleurde rood, terwijl de zwarte eivormige ballen rivierklei die aangespoeld was, er schril tegen afstaken, de grillige stammen van de nog kale bomen leken trouwe wachters die me weer verwelkomden.

Maar ik was niet helemaal alleen. Tegen de waterkant was er één vogeltje die sprongetjes in de lucht maakte, een metertje verder fladderde en weer hetzelfde kunstje vertoonde. En weer, en weer... Wat voor soort het was, ik weet het niet. In Hans Dorrestijns vogelgids komt de kwikstaart het dichtste bij, want het vogeltje had een dun staartje dat telkens weer de rivier aantipte. 'Tweet, tweet', tjilpte het. Dat hoorde ik, tussen de kabbelende golfjes door, maar het kon ook 'psssst, psssst' zijn, het geluid van het kwikstaartje, aldus Dorrestijn.

Het vogeltje leek er plezier in te hebben, dat het lente geworden was, verdiept in een speels lentefeestje: hoera een nieuwe tijd is aangebroken! Thuisgekomen zag ik bij DWDD, dat er een ander tweetfeestje was: Twitter bestond gisteren vijf jaar. Twitter: bij onstaan door velen onderschat, men was bang dat een stroom voordurende drek van banaliteit de virtuele ruimte zou meebevuilen, maar het is tot een allereerste nieuwsbron uitgegroeid, ooggetuige verslagen en diskussies; Twitter kan het allerdichtste bij de steeds veranderende werkelijkheid aanwezig zijn.

Het maakt me optimistisch: zo'n lentevogeltje: Of het nu Kwikstaartje heet of Twitter; ze vertellen beide dat de wereld altijd in proces is, een voortdurende stroom van verandering en vernieuwing.

maandag 21 maart 2011

Godenslaap

Zaterdagavond Boekenclub en we lazen o.a. GODENSLAAP van Erwin Mortier. Genomineerd geweest voor de NS Publieksprijs voor boek van het jaar 2010. Dat het genomineerd is vind ik wel opwekkend omdat ik er niet over uit kon dat het jaar tevoren in 2009, het boek Het Diner van Herman Koch had gewonnen. Ik vond dat zo'n akelig boek! Hoe dat in het werk gaat , wie de nominaties selecteert, geen idee. Ik begrijp wel dat een kernjury van 300 mensen bestaande uit lezers zoals U en ik, uiteindelijk de winnaar kiezen.

Godenslaap heeft niet gewonnen en dat zegt wellicht iets over het lezerspubliek, dat ook dit jaar aan het slapen was. Hopenlijk zegt de nominatie dan iets over het wakkere inzicht van de nominatiejury, want de boekenclub was het met elkaar eens: Godenslaap is een prachtig boek, dat diep bij je naklinkt en daardoor ook werelden uit andere boeken oproept. Het juryrapport van de AKO Literatuurprijs spreekt over: 'Een homerisch epos waarin de Eerste Wereldoorlog mytische, universele allures krijgt.'

Het is echt heel, heel mooi. Dat komt doordat de hoofdpersoon, een oude vrouw op het randje van de dood, zich bewust is wat taal vermag. Zij kijkt terug op de eerste wereldoorlog waar ze een jong meisje was en te midden van de dood en de vernietiging, de liefde leert kennen. Toch haalt zij niet zomaar herinneringen op. Zij trekt als het ware uit haar eigen woorden, het leven van nu tevoorschijn. Het woord gaat leven, door het woord is er leven. Zoals het evangelie van Johannes ook begint: In het begin was het Woord. En het woord was bij God.

Ik doe twee citaten die tesamen hopenlijk verwijzen naar die andere laag in de werkelijkheid, waar je sensitiever voor wordt door het boek van Edwin Mortier te lezen:

Je hebt mensen wier bestaan een vrijwel zuivere toon belichaamt, of liever, in wier bestaan het leven zich met de sonoriteit van een Stradivarius kan verklanken, levens die het mysterie omvatten van wat het is om een mens te moeten zijn, en je hebt andere die nooit veel meer zullen voorbrengen dan het schrille getoet van een toondoof kind op de goedkoopste blokfluit.
(blz. 15)

Ik heb de dingen te weinig geheiligd. Ik heb ze niet genoeg gezalfd. Ik heb de mystiek van hun alledaagsheid verraden. Ik hoop maar dat het niet een van die gedachten is die ik per abuis hardop uitspreek, het overkomt me steeds vaker de laatste tijd. (blz. 93)

De mystiek van de alledaagsheid, daar gaat het om. Het bewustzijn dat hier verwoord wordt: Dat erover hardop spreken tegenover mensen die daar niks mee hebben, tegelijk die mystiek van de alledaagsheid kapot maakt, sonoriteit die dan verwordt tot schrille klanken, dat zij dit gewaar is, dat vind ik zó ontroerend.

DRRRRR!!!!

Vanochtend tijdens de meditatie een trillende belevenis: plotsklaps begon er een boor te boren, DRRRRRRR!!!! DRRRRRR!!!! dwars door de stilte heen. Alsof de buurman aan de andere kant van de muur bereid was om helemaal tot het gaatje te gaan. Door mijn oogwimpers keek ik naar de anderen en meende bij M. te zien dat die een lach moest onderdrukken. Niet naar kijken, maar verzonken proberen te blijven, want anders wordt het wellicht een partijtje lachen.

En het gebeurde weer: DRRRRRR!!!! DRRRRRR!!!! Maar nu was ik erop voorbereid en ik deed dezelfde oefening die ik de vorige avond nog deed voor de tv: kijken naar de actiefilm Mission Impossible 2, ik hou van onmogelijke missies, en ondertussen een ruimte van stilte blijven ervaren en gewaar blijven houden. Dat levert iets verkwikkends op, vooral bij de vrijscene en toen de heldin bijna dood ging door het vergif dat ze bij zichzelf had ingespoten, ze bijna van de kliffen af wil springen de onstuimige golven in, en zij op het allerlaatste moment toch gered wordt door Tom Cruise die met het antiserum komt.

Het verwikkende zit 'm in het synchroon laten lopen van verschillende dingen ineen. Alsof je in je geest meerdere ruimtes tegelijk uitvouwt, je alerter wordt en alles ruimer en opener wordt. Ergens, achter alle doe en dwingdingen is een wereld die onverstoorbaar dwars door ruimte en tijd aanwezig is en die wereld, die is gevuld met louter licht en liefde.

DRRRRRR!!!! ... DRRRRRR!!!
En kun je dan toch misschien de woorden ervaren die mij vorige week te binnen vielen in de kapel van de Clarissen?

Alle woorden wijken
wanneer we zachtmoedig reiken
naar het hart,
de essentie
van een ander.

Alle woorden wijken...
en in de stilte die onstaat
gloeit de Liefde
zonder grenzen
zonder maat.

Dansmiddag

Ik zat op een hoge stoel gisteren en keek naar al die dansende paren en ik dacht: Is dit waar ik écht wil zijn?. Nou, nee, van de ene kant, het was een prachtige lentedag en ik had vrij kunnen gaan reizen met het Boekenweekgeschenk en dan was ik naar een uiterste punt van Nederland vertrokken en had daar in de zon een boekje gelezen. En nu zat ik binnen in het wijkcentrum want het was dansmiddag.



Maar de vraag had een iets wezenlijker kantje: ik had allang geen dansmiddag meer meegemaakt, ik vond de muziek slomer en langzamer dan ooit tevoren, maar ja ook de muzikanten waren ondertussen grijs geworden, The Sunny Boys haddden meer weg van wat verregende mannen die voor de gelegenheid de pantoffels hadden uitgedaan om weer eens een stukje muziek te maken, maar het wilde maar niet vlotten. Is dit waarom ik werk als beheerder in een wijkcentrum, zo dacht ik, want in opdracht van mijn leidinggevende moest ik daar tenslotte over nadenken. ( Zie blogje Mensen-mens).

Daar ging het me ooit om: tussen gewone mensen leven. Ik kreeg het altijd benauwd van die burgelijke middleclass met hun vanzelfsprekende houding dat zij de wereld op orde kunnen houden, een huis kopen, carriere maken, Belangrijk Werk hebben, en dergelijke. Geef mij maar gewoon Gerrie en Tonnie, twee gezusters waar ik jarenlang vleeswaren mee snee in den ochtend, 3 keer in de week van 6.00-9.00 en daarna gewoon naar college's theologie. Dan had je net 3 uur lang die zusters het leven horen doornemen en dan werd je erna getrakteerd op filosofen en theologen die meenden te weten wat het belangrijkste is in het leven.

O, wat is alles relatief, dacht ik dan, o, wat is alles relatief, denk ik nu. Het gaat er toch om dat je genoeg plekken creëert in je leven waar je je thuis voelt, die recht doen aan de ervaring te LEVEN, niet op de automatische piloot, maar bereid om op al die plekken er iets moois van te maken. Plus de mogelijkheid hebben ook, dát je dat kunt, op die plekken.

Komt er een mevrouw aan de bar die tegen me zegt dat het jammer is dat de dansmiddag alweer bijna is afgelopen. De muziek had allengs meer schwung gekregen, men had mij gewenkt of ik ook niet op de dansvloer kwam omdat ik vanachter de bar de stappen meemaakte van de sirtaki , de blij-dat-ik-glij muziek, de country-line dans. Vrouwen die zich voor de gelegenheid hebben aangekleed in zwarte strakke jurkjes met netstof mouwen, glitterblouses, een grote stoffen roos gestoken tussen de borstpartij. Een mannetje, heel erg op leeftijd die werkelijk zwaaide en zwierde en met zijn danspartner allerlei ingewikkelde figuren dansde.

Zegt die mevrouw dat ze elke Zondag uit dansen gaat, met een groepje; je kunt wel weer voor de tv op de bank hangen, maar dit is veel leuker. Zegt een andere mevrouw dat ze zich altijd verheugt op de Zondag. Dat je wel kunt gaan kniezen, maar dat je er zelf wat van moet maken want een ander die doet het niet voor je.

Juist ja. Je moet er zelf wat van maken. En dit is wat ik ervan heb gemaakt. Ik heb ook een beetje mijn hart verpand aan 'gewone mensen'. Waar kom ik ze nog tegen in hun gewone doen, als ik niet meer zou werken in een wijkcentrum?

zaterdag 19 maart 2011

Droomwereld

Ik had het helemaal gehad met het schilderen en tekenen van een model, bij schilderles. De vorige keer was ik me ook al meer met de omgeving van het model gaan bezig houden en niet met de exacte proporties en toen vond de docent het resultaat wel een mooie sfeer hebben. Wat ik nu gedaan had, vond hij heel mooi, nee, het zei niks over houding en uitdrukking van het model, maar dat hoeft ook niet, het gaat om het schilderij en het verhaal dat je wilt vertellen en hij gebruikte het woord: een 'droomwereld'.

Wat droom ik dan? Ik had uit een tijdschrift bij binnenkomst twee foto's gescheurd, de ene was een al half gescheurde pagina waar een beetje een androgyne vrouw met een lange witte sjaal tegen een schuttig staat aangeleund. De andere was een vrouw die de leegte inkeek, gezeten op een boomstam op een palmenstrand. Die twee foto's had ik bijeegevoegd. Nu leek het net of de androgyne vrouw links op de tekening, die de docent meteen tot een 'hij 'omdoopte, als het ware om het hoekje keek, naar die vrouw op dat witte strand.

De wereld met scheuren daarin en het verlangen naar verbondenheid tussen die werelden, getuige de lange witte sjaal die vrijuit wapperde richting het strand. Over zoiets droom ik altijd en dat verhaal moet ook verteld blijven worden in onze, nu eenmaal gebroken, wereld... Pas kwam ik erachter dat het Clarissenklooster met de mij steeds dierbaarder wordende kapel, waar ik gisteren weer uren stil in verbleef, gebouwd is op een lege plek die tevoren een volle volkswijk was.

In de tweede wereldoorlog is er een verdwaalde bom gevallen en daar is uit het puin, erna dit klooster gebouwd, die dus midden in een volkswijk staat. C. een vrijwillgerster in het wijkcentrum is er nog getrouwd met haar eerste man omdat de priester indertijd een dubbele afspraak had gemaakt in de kerk, die er vlakbij heeft gelegen. Die is ondertussen afgebroken, maar het klooster staat er nog.

Hoe op een plek van vernietiging, een hemels plekje gebouwd is geworden. Hoe zonder die vernietiging, dat kwaad dat indertijd zoveel mensen trof, deze kapel er nooit was geweest. Dat is de droomwereld waarin ik naar uit wil blijven kijken. Elke scheur, elke breuk kan geheeld worden, wederopbouw is mogelijk, altijd, het is een gouden wet van het leven dat telkens opnieuw weer nieuwe vormen vindt.

donderdag 17 maart 2011

Geheim

Onlangs hoorde ik van iemand die me dierbaar is, dat iemand anders die me ook heel dierbaar is, thuis gillend had rond gelopen. Zoiets snijdt me in de ziel. De wanhoop en de eenzaamheid daarachter. Dan zou ik zó naar de telefoon willen lopen of langs gaan. Sussen, troosten, opgewekt wezen: 'Hier ben ik, er is niks aan de hand, de wereld klopt, mensen zijn er om van mensen te houden.'

Maar gaandeweg in mijn leven ben ik achter een onoplosbaar geheim gekomen: Je kunt er niet altijd voor iemand zijn. Soms vraagt het leven van je, dat je bij jezelf blijft en je eigen grenzen bewaakt. Dan blijkt gaandeweg, met het verstrijken van de tijd, dat je ongewild van iemand aan het afscheid nemen bent en is breuk en verlies het gevolg. Heel pijnlijk. Soms kan je alleen maar wachten en hopen dat een ander nieuwe mogelijkheden naar jou toe gaat zien, heldere paden, waar vrede en geluk, lichte zachtheid en groei de weg plaveien.

Het is een werkelijk geheim van het leven: dat we pas leven en groeien als dat van twee kanten gelijkelijk opgaat. Zo niet, dan is er sprake van symbiose, geparasiteer, de een die de ander kleiner maakt dan deze is, en capaciteiten zo verstikken. Dat betekent uiteindelijk uitputting van de aarde. Het is heel verdrietig om niet in te kunnen grijpen, je bent net zo machteloos als wanneer je nu in Japan geen kant uitkunt omdat er geen benzine meer in de buurt is. Je wilt op weg, maar je kunt het niet.

Dan helpt het me om mijn eigen woorden, die ik in een moment van geluk heb ontvangen, zelf te harte te nemen:

Moge het mogelijk voor je zijn
om met de geheimen van je leven,
dat wat onbegrijpelijk voor je is,
vriendschap te sluiten.
Ze te omhullen met zorg,
ze te dragen met al het goede
dat er in jou is.

Moge je het geheim van groei
in jou koesteren
en zacht en geduldig
voedsel geven.
Dat goede zaden in goede aarde
zich kunnen ontkiemen
wanneer de tijd rijp is.

Moge het geheim van het leven
zich soms aan je onthullen,
als frisgroen gras
een jonge spruit, een nieuwe loot,
die uit de donkere aarde
het Licht vindt.

woensdag 16 maart 2011

Aardbeving

Heerlijk om weer in de windstille hoek van mijn tuintje buiten met een vest aan in het lente zonnetje te kunnen lezen. Hoe vredig en harmonieus mijn bamboebosje, dat door vriend E. Ryokan's Bamboebosje wordt genoemd, naar een Japanse zenmonnik. Dit zo'n vanzelfsprekend plekje thuis en dan denken hoe in Japan bij zoveel levens,' de hemel in de hel veranderd is', zoals een jonge Japanner voor een camera exclameerde.


Japan... je kunt er niet veel van zeggen. Niks zeggen lukt me ook niet: ik las dat mensen rondom Tokio nu ook met angstige ogen naar de Fuji beginnen te kijken, bang dat die ook nog zal gaan uitbarsten. Die Fuji, die tegelijk zo'n ijkpunt is in het landschap en in het Japans bewustzijn. (zie blogje Fuji, vorige maand). De apokalyps bij je voordeur. Als je die nog hebt.

Niemand heeft het meer over de aardbeving in Nieuw Zeeland van vorige maand, maar vriendin W. berichtte dat daar ook nog mensen dakloos zijn, zonder elektriciteit. De rijken trekken in hun vakantiehuizen in Lake Tekapo en de kleine school heeft ineens 21 nieuwe kinderen erbij, allemaal met hun eigen onheilverhalen. En dan die schaal van Christchurch zoveel malen vermenigvuldigd in Japan. Verhalen die nooit verteld zullen worden omdat de stemmen van de aardbodem zijn verdwenen.

An Elegy

A thousand times must we deplore
The lost will never come to live again;
Even as flowing water runs away,
Returning nevermore.

Een oud Japans gedicht van Lady Kanin. En daarbovenop las ik een gedicht van de dichter Tadanori (1144-1184). In oorlogstijden was het gewoon dat dichters , niet zoals in het Westen krijgslustige strijdliederen componeerden, maar midden in de strijd bleven refelecteren over het voorbijgaan van de seizoenen. De dood, verval, verlies opgenomen in het geheel van het leven. Zoals de kamikazepiloten dat in de tweede wereld oorlog ook deden. (zie blogje Altijd verder, vorige maand). Het gedicht toont iets van die werkelijkheid in contrasten, zoals die in Japan zich door het landschap zelf, zó kan tonen.

sazanami ya The capital at
Shiga no miyako wa Shiga of the little waves
arenishi wo Has fallen to ruines;
mukashi nagara no But, unchanged from long ago,
yamazakura kana The mountain cherry-blossoms.


Dan zie ik die ruines, die grauwe massa, van wat ooit huizen, tuintjes, wegen zijn geweest. En dan hoop ik maar dat de overlevenden de kracht vinden om toch de heuvels rondom te beklimmen, zometeen als het lente wordt. En de kersenbloesem kunnen aanschouwen, zoals een verre voorvader hen daarin voorging.

dinsdag 15 maart 2011

Mensen-mens

Tja, soms weet je niet wat je met iets aan moet. Vanochtend had ik een uitgesteld functioneringsgesprek met de nieuwe leidinggevende. De vorige keer had hij een half uur achter de pc gezeten en was er niet uitgekomen. Nu na rijp beraad, na mij te hebben laten observeren door hemzelf en anderen, kwam dan de beoordeling.

Ja, alles oké, als beheerder daar was niks op aan te merken, maar hij vond me geen beheerder. Dat zegt iemand je dan na twintig jaar! Dit is de meest rare beoordeling die ik in 30 jaar leiding geven ooit heb gegeven, voegde hij eraan toe. Ik ben volgens hem een mensen-mens en zijn eindconclusie op papier is de vraag of mijn roeping niet ergens anders ligt. Dat hij het woord roeping gebruikt... Hij wil er met mij in de komende tijd van gedachten over wisselen.

Je bent een mensen-mens, dat woord kwam steeds maar terug. Ik zou mensen moeten gaan begeleiden, ik leef me in, in iedereen, ik laat niemand ergens los, ik kan goed luisteren... Waar haalt hij het allemaal vandaan?
- Ja ik begrijp dat er brood op de plank moet, maar wanneer dat niet zo was en dat geen rol speelde, wat zou je dan gaan doen, ik kan er niet tegen dat iemand zoveel kwaliteiten laat liggen, zei hij.

Ik verzekerde hem mijn kwaliteiten in mijn 'vrijwilligerswerk', wel genoeg in te zetten. Zo heet dat dan op je werk: de begeleiding van meditatie en leesgroepen, verbonden zijn met een klooster, en dergelijke. Ja, maar in je professionele leven, dat is toch jammer dat je zoveel laat liggen. Het kan veel meer, je gebruikt nu op je werk hoogstens 20 % van je kwaliteiten!

O. Mijn werk is een solide basis, een basisinkomen, precies genoeg om van te leven. Mijn werk veroorzaakt geen stress, behalve dan met sommige collega's. Er zijn erbij die liegen en bedriegen en mij in diskrediet proberen te brengen. Hij meent dat er altijd wat zal zijn met collega's omdat ik nu een maal een andersoortig mens ben. Ze zoeken en vinden futilieiten en kunnen niet anders zijn dan zij zijn.

Hij heeft gelijk, ik gaf hem volmondig gelijk. Als mensen niet boven zichzelf kunnen uitstijgen en ze zien iemand die ze niet zomaar kunnen plaatsen, dan krijgt die uiteindelijk de zwarte piet. Ik heb er mee leren leven, geloof ik.

Heeft hij nu gelijk dat ik eens wat anders moet gaan doen? Maar hoezeer speelt bij hem op de achtergrond het saneringsplaatje mee?Ik ben een dure kracht, want nog met de meest gunstigste arbeidsvoorwaarden. Mij elegant verplaatsen, weg uit zijn kostenplaatje, dat zou toch ook wel mooi wezen, voor hem. Ja, ik ben wellicht een mensen-mens, maar nooit te beroerd om daarin de dubbele bodems te onderzoeken.

maandag 14 maart 2011

Godkiekje

- Ik heb ook veel met God of het Goddelijke, of het Mysterie of het Al of hoe je het ook noemen wilt, maar waarom kiezen jullie dan voor de traditionele godsdienst met die Bijbel enzo?, vraagt L. die over een maandje of zo zich een volleerd sjamaan mag noemen. G. had net uitgebreid verteld hoezeer ze welhaast was gaan flippen, toen ze weer het woordje 'zonde' hoorde, tot in haar lichaam voelde ze het, ze werd er zelfs 's nachts van wakker.

- Nou, toeval... zei ik. Was ik in Sri Lanka geboren dan liep ik in boeddhistische tempels rond en had me daar voornamelijk mee bezig gehouden en bij de Indianen met iets anders en nu is het zo dat ik per toeval Franciscus van Assisi tegen kwam en toen ineens wel weer wat kon met het christendom, want ik heb er jáááren ook niks aan gedaan, al had ik theologie gestudeerd.

- Ik ben erbij gekomen door jou, zei G., die net lid was geworden van de Franciscaanse Beweging. Ik herinner me het nog goed: we zaten in de sauna in het bubbelbad. Verhip, dat wist ik niet. Maar ik wist het wel weer meteen: ik droeg nog een houten Tau-kruisje en G. vroeg al bubbelend waar het voor stond. We bleven nog wat filosoferen over de rigiditeit die er in elke organisatievorm vroeg of laat optreedt en M. deed nog een duit in het zakje over de vrouwelijke slangenkuil op haar werk.

We zaten in een café na een optreden beluisterd te hebben van H. in het dameskwartet. Die kondigde met veel verve aan: Ja, mensen we weten het, de wereld zit vol pijn... het is een en al ellende... we bakken er niks van... MAAR: dan! wanneer je op onze planeet vol stof en vuiligheid dan zoiets moois als de liefde ontdekt, dan is de hemel ineens niet zo'n geheim meer!" Nee, het was geen christelijk liedje, het was World of Hurt van Ilse de Lange, dat aldus begint:

day one God smiled
gave us all the wisdom of a newborn child
but by the time we take our first step
we've already begun to forget
what the heart knows the heart sees
we're just as much the forest as we are the trees
every little seed trying to find
where the light comes from

Dáár begint alle religie : vanuit het hart, op zoek naar het licht. Religie begint bij schoonheid, bij het zoeken naar verbindingen, verbondenheid, liefde dat in licht zich in vele vormen toont. Als een klein zaadje in het duister dat zal gaan ademen.

M. kroop tevoren met een groot fototoestel over de felgekleurde, oranje glanzende vloer van de bieb.
- Wat doe jij nou? vroeg ik verbaasd. Wel, ze zat op een fotocursus en nu had ze als opdracht om detaildingen op te blazen, zo dat je ze niet meer herkent, maar dat het wel een mooie foto werd.
- Mischien moet je die stoelpoten er niet bij fotograferen, alleen maar de vloer. Het resultaat was een geheimzinnige foto, met een soort dynamiek van groen, oranje en licht dat daarin een spoor trok. Mooi!

Zo is het met God, het Goddelijke, het Mysterie, Het Al of De Ene. Je ziet het nooit direct, het laat zich niet vangen in een vorm of zegswijze, je tast en zoekt ernaar, je blijft een ogenblik stil. Je brein zegt 'klik!' en soms ontstaat er dan een mooi plaatje die je in je archieven bewaart.

zondag 13 maart 2011

Hyacintbol

De wereld gaat zo snel. En er moet zoveel in gebeuren. Wie en wat bewaart de rust? Moet men daarvoor naar een klooster of op retraite? Dat is toch te gek voor woorden: het échte leven, dat wat er toe doet hervinden op een andere plek dan waar je leven zich verders afspeelt. Ik heb twee maanden geleden een hyacintenbol gekregen. Tesamen met zo'n glazen flesje waar die dan in moet hangen. Je vult het met water, plaatst het op een donkere koude plek, en wachten maar.

Ik heb geen kelder, dus hij stond in het koude halletje in de uiterste hoek, naast de voordeur. Zo kon ik er elke dag toch even naar kijken als ik mijn jas van de kapstok haalde en weer terughing. Zo'n kaal bolletje. En dan komt er een klein groen puntje bovenuit steken, dat groter en groter word. De stugge blaadjes vallen uiteen, er verschijnt iets van de eerste contouren van de bloem van de hyacint. Die groeit omhoog en wordt langzaam vol en roze. De verkleuring ervan, zoals bij een toverbal: van onbestemd grijs-groenig, naar onbestemd groen-bruinig, naar geel-rozig.

En nu! Na twee maanden! Nu staat hij in volle glorie te geuren en te kleuren in het volle zonlicht! Ik verplaats hem van waar ik zit en lees, naar waar ik tv kijk, enzovoort. Af en toe til ik 'm op en breng haar naar mijn neus. Mmmm... heerlijk, die hyacint, die lente die trappelt in je neusgaten!

Zó, met dit tempo, zo is al het leven achter de schermen. Wie een bot breekt of een nieuwe heup krijgt, weet hoe langzaam het genezingsproces duurt.Onbestemd blijft het wanneer je weer zonder krukken kunt gaan lopen, wanneer je weer kracht krijgt in je benen, of je weer auto zult kunnen gaan rijden. Wie rouwt die weet ook dat het verhaal dat dit proces een jaar duurt, een fabeltje is. Rouw kan jaren duren en blijft op onverwachte momenten de sporen trekken in je leven.

We worden verleid om alleen maar oog te hebben voor het direkte resultaat. Een hyacint, die koop je gewoon bij de AH in een bloembakkie en een paar dagen later staat deze al te bloeien. Hoezeer geniet je anders, wanneer je het resultaat als het ware met heel je verlangen uit het donker tevoorschijn wil trekken? Tijd wordt een gebruiksartikel wanneer de nuances van de gevoelslagen daaruit weggesaneerd zijn: wachten, hopen, verlangen, geduld beoefenen, leven met wat niet is: ongemak, gebrek, zwakte, feilen... woorden vinden voor de processen van verval en groei.

vrijdag 11 maart 2011

Droom

Ik word altijd dromenloos wakker. Dus als het anders is, dan is het iets speciaals. Vanochtend werd ik wakker nadat ik door een sterrenhemel gevlogen had, langs de maan en ik zag dat de maan aan de ene kant halfvol was, maar aan de achterkant, waar ik was, daar bleek hij vol te zijn. Ik keek nog eens en nog eens, dacht, wat een ontdekking! Dat de maan aan een kant altijd vol is! en toen werd ik wakker in mijn bed, de maan nog in mijn linker ooghoek zichtbaar.

Ik wist ook meteen dat ik opgenomen of mee omhoog genomen was vanaf de grond waar het sprookjesachtig zwoel en warm, vol kaarsen en muziek was, met zacht waaiende, schaduwrijke struiken. Daar lag ik onder en aan de ene kant, rechts van mij, daar was het gigantisch druk, met circusachtige acts, witte steigerende schimmels in een kring, andersoortige bruingevlekte paarden met lange manen en grote ogen, andersoortige beesten die met elkaar paradeerden, kunsten uitvoerden enzovoort.

Voor mij kwamen er drie 'engelen 'op paarden. Ze hadden klassieke grote veren vleugels, zwart, niet wit, dunne ontblote sixpack-bovenlijven en ze hadden iets van een lans in de hand. Ze schreden langzaam voort van het ene gebiedje naar het andere. Links van mij, daar waar ik ook eigenlijk lag, daar werd gezongen en poezie voor gedragen, een dromerige en mijmerende sfeer. Zo lag ik onder een struik, maar prijsde me gelukkig dat mijn uitzicht, dat drukke circus en carnavaleske was. Ik lag precies goed zo, op de grens van twee sferen.

Tja. Is er een interpretatie te geven van deze droom? Staat de maan voor het vrouwelijke, de maanstonden, de tijd, dus? Paarden, staat dat volgens Jung niet voor je emotie? Drie personen, drie een 'heilig 'getal een soort heilige drie-eenheid misschien? Duidelijk mannelijk, dat wel, met zwarte vleugels, zoals in de film Black Swan. Maar ik associeer ze toch vooral met engelen of elfen. Ik sloeg de krant open en keek tegen het herdenkingsplakaat van de vorig jaar vermoorde Millie Boele aan: een wit steigerend paard. Dan heeft de droom een soort voorspellend elementje in zich gehad. Vreemd hoor, zo'n droom. Het zij hier maar gewoon genoteerd.

donderdag 10 maart 2011

Twee jochies

Er kwamen twee jongetjes met een stok in de hand, het wijkcentrum in gelopen. Een jaar of acht. Stoere, zwarte leren jackies, de een met een vetkuif die strak van de gel of anderszins, staat. Of ze mogen biljarten.
- Wat denk je dat ik zal gaan zeggen?
- Nou, uhuh, ja, misschien zeg je wel ja, ik heb het al een keer gedaan hoor!
- Maar niet hier!
Ze gaan hangen over het biljart, leggen hun hoofdjes op het laken. Dat is warm, zou dat het zijn? Buiten lijkt het ineens wel weer herfst te zijn geworden.

- Wat willen jullie doen? Je mag tv van mij gaan kijken, of een tekening maken.
Eerst maar eens tv kijken. Het Disneykanaal, of ik dat heb?
- Jeéééh!
En ze ploffen neer, midden in een spannende film, maar toch niet spannend genoeg, na vijf minuten was de belangstelling alweer over.

Gaan tekenen, dan maar. Twee zwarte ballpointen lever ik ze en printpapier.
- Nee, niet op het biljart! Ga maar wat tekenen en dan zal ik gaan raden wat het is.
De ene, Jason geheten, komt al snel terug op het kantoor. Een heel klein priegeltekeningentje ten grote van een dobbelsteen. Wat is het? Een winkelwagentje, denk ik.
- Zie je dat nou niet? Dat is een babywagen met een baby erin! O, nou zie ik het. Een hoofdje en een rompje, twee armpjes en twee beentjes, ten grote van een mier.

- Nou moet je proberen om het hele papier te gebruiken. Moet je kijken hoeveel ruimte er nog over is! Teken maar iets wat je zelf heel leuk vind, je lievelingsdier ofzo. Tim, het andere jongetje was er ook even bij komen staan. En warempel, ze gaan zitten en zijn echt geconcentreerd aan het tekenen. Het is stil. Het krassen van hun pennen op het papier is bijna te horen. Twee jochies, de benen bungelend onder de stoel.

Trots komen ze hun tekening aan me laten zien. Ik zie een giraffe. Een van mijn eigen lievelingdieren, zeg ik.
- Ja, maar dit is niet zomaar een giraffe, kijk dan die wieltjes!
- O, nou zie ik het. Van de carnavalsoptocht. En een huis met een puntdak en twee mensjes erin.
Tim heeft een groot huis gemaakt, vol met hartjes en op elke verdieping staat een mensje.
- O, 0, 0 dat is mooi, dat is een hartenhuis!
- Dat ben ik en dat is mijn vader en dat is mijn moeder!
En Jason zegt: 'Die baby in dat wagentje, dat is mijn broertje, en in huis dat zijn papa en mama en ik zit in de carnavalswagen, daarom kun je mij niet zien. Wacht, ik ga ook hartjes tekenen!'
En hartjes worden bijgevoegd, zowel op de voorkant als op de achterkant, zoals Tim dat gedaan heeft.

Nu zijn ze weer weg. Ze begonnen wat te klieren, rennen door de automatische schuifdeuren, heen en terug, heen en terug. Toch weer op het biljart gaan hangen. Omgekeerd met de benen omhoog op de stoel gaan zitten. 'Zou Mark nog langs komen, misschien kwam die wel langs', schreeuwden ze onderwijl. 'Als je nu naar buiten rent, dan mag je niet meer naar binnen, dus denk er goed over na wat jullie willen!' Daar gingen ze. Op zoek naar Mark.

Ik heb de twee tekeningen voor mij liggen. Ik moet er van glimlachen. Twee jongetjes, die over een paar jaar ook twee lastige knullen kunnen worden. Maar nu vertellen hun tekeningen nog zo duidelijk waar hun hart ligt: bij hun familie, een thuis.

woensdag 9 maart 2011

De weg

Wat was het toch een heerlijk lenteweer en wat was het toch een mooie wandeling. Blauwe lucht, een stralend zonnetje en in de avond liepen de kievieten op het land en buizerds vlogen laag, op zoek naar eten. Het Achtehoekse land van Zelhem, waar een oorspronkelijk kappelletje van Ludger is nagebouwd, naar Doetichem: vriend E. en ik lopen nu de alternatieve route van het Ludgerpad. Over vier keer of zo, komen we weer uit bij die lindeboom, die niks aan is, maar dat maakt niet uit.

Er zijn meerdere wegen naar hetzelfde doel. Het doel is eigenlijk helemaal niet belangrijk. Het land lag zich aan beide kanten van de meanderende weg uit te strekken, de nog winterse silouetten van de bomen raakten al bijna de lente aan, nog eventjes en een groene waas zal verschijnen, leken de vogeltjes in lentetiereliertjes al aan te kondigen. Mooie weg, mooi dat land, maar er was een minpunt: de weg was geasfalteerd en wat houden wij toch van de brede zandwegen!

Maar thuisgekomen dacht ik: het is wel een mooie metafoor voor het volgen van je eigen weg en blijven zoeken naar jouw oorspronkelijke weg. De verharding die tijdens je leven aanslibt: teleurstelling, illusie, pijn van verlies en onrecht dat anderen je aandoen: wegwandelen, kauwen, herkauwen, herplaatsen, verplaatsen. Niet denken, ach nu kan er goed een auto overheen, laat ik maar in die versnelling blijven. Met aandacht terug blijven gaan naar je eigen bronnen.

Op de terugweg, dezelfde weg omgekeerd, die weer heel andere perspectieven opent, vonden we allemaal gekleurde kaartjes. Het was een tijdje in om een kleurenanalyse op jezelf te laten doen en dan bleek je een lente-, zomer-, herfst- of winter-type te zijn. Daar hoorde een eigen kleurwaaier bij. Die moest je meenemen de kledingzaken in en de kleuren van jouw waaier zorgde er dan voor dat je er op je allerbeste en allermooiste uit zou gaan zien. Misschien kwamen deze kaartjes daar vandaan. Welke kleuren maken je mooi?

We leken wel klein duimpje; steeds maar weer bukkend vonden we kleur na kleur, de hele weg terug. Ik wilde ALLE kleuren mee naar huis nemen. Allemaal. Ook dat zegt wat over de soort weg die ik graag ga: veelkleurig.

zondag 6 maart 2011

Tefal

-He, dat is Mirjam, ja dat is Mirjam, hoor ik terwijl ik met mijn ogen dicht, diep verscholen in mijn lange once-upon-a-time- wildwestjas, half liggend op een bankje in het Kroningburgerpark van het beginnende lentezonnetje aan het genieten ben.
- He, ha, hallo! , ik herken je aan je stem!
- En ik herken je aan je hoed!

Het is F. uit het wijkcentrum, biljarter en bespeler van een heel grote tuba, die hij op zijn fiets-aanhangwagentje vervoert. En zijn demente vrouw, die hij op zijn tandem vervoert. Zijn vrouw met wie hij stevig gearmd was, keek met een lege blik dwars door mij heen. F. heeft er lol in, om af en toe mijn hoed met veren van het kantoor te pakken en het op te zetten, misschien in een poging om zijn vrouw ook aan het lachen te maken. Met F. wedijverde ik om de mooiste bretels, maar hij won het met zijn met gouddraadgeborduurde edelweisjes.

F. neemt zijn vrouw overal mee naar toe. Wie zou ze nu zijn, zonder hem? Hij kleedt haar aan en voert haar en zij kan niet meer alleen thuis blijven. Soms zit ze heel waardig te genieten van haar kopje koffie, een in en in lieve blik, zacht en heel tevreden. Andere keren zit ze met een zakdoekje die ze in haar hand verfrommeld en weer uitstrijkt onrustig met bijna betraande ogen rond te kijken. Waar is hij? Waar ben ik? Wie ben ik? Zouden er dan zulke vragen door haar heen gaan?

Wie we zijn, dat worden we ook door anderen. Steeds meer ervaar ik hoezeer je daarin afhankelijk bent van anderen: ook zij maken de kwaliteit van je leven uit, dat doe je niet alleen.Wie zomaar weg blijft uit jouw leven veroorzaakt een zwart gat. Tenzij je als een tefalpan bent, die alle ellende, elke kritiek van zich af kan laten glijden. Goede vriend Jort Kelder zegt dat van zijn goede vriend de premier van Nederland. Rutte is onverwoestbaar, de blije, communicatieve Rutte. Dat is precies zijn achilleshiel, reageerde iemand.

Zou dat zo zijn? Een tefallaagje heb je nodig om enige ernst van het leven van je af te kunnen laten glijden, zoals de altijd opgewekte F. dat ook heeft. Maar tot hoever en in welke mate? In de carnavalsoptocht was er een wagen vol dansende priesters, bisschoppen, zusters, kardinalen met een kerk en een pausmobiel. 'Negatieve berichten over onze kerk? Wij geloven er niks van!' stond er geschreven.

De feestende katholieke orde: in het echt zou ik willen dat ze meededen met het carnaval, maar het lijkt of dit voor het duivels gepeupel is dat de onderaardse ondeugden moet kunnen botvieren. Zij verschijnen pas weer op Aswoensdag met een askruisje om de 40 dagen boetetijd in te luiden. Maar wie zich niet met huid en haar onder kan dompelen in het aardse en al haar geneugten, die kan het ook niet werkelijk van zich af laten glijden.

Het vlees moet bakken en braden, het vuur moet branden, anders is een tefalpan niks anders dan een bord voor de kop. Laat het dus sissen en laaien, lach en wees vrolijk, drink en geniet, met mate, alles met mate, ook in de onthouding hiervan. Laat de tefalpan uit zichzelf haar werk doen, haar goddelijke, wonderlijke werk; tefal!

zaterdag 5 maart 2011

Aap, mens, God

Gisterenavond gaf ik weer de meditatie bij de Clarissen. Rondom Psalm 9. Eerlijk gezegd heb ik het idee om eerst een code te moeten kraken om iets zinnigs over een psalm te kunnen zeggen. Het is taal en een wereld die van verre komt en je moet als het ware een nieuwe sleutel vinden om het aanstekelijk te maken. Uiteindelijk kost me dat een paar uurtjes, dan is de meditatie, gedeelten uit de Psalm en de zegewens weer klaar. Mensen vonden het weer mooi, tot mijn altijd durende verwondering, ook wel.

Zelf hield ik me deze week bezig met de uiterste consequentie van wat Frans de Waal apenbioloog ofwel primatoloog, achteloos zei tijdens een uitzending van Profiel op de tv: De monotheistische godsdiensten zijn onstaan in de woestijn. Daardoor was het mogelijk om een strikte scheiding tussen goed en slecht te maken: mensen, daar zat het kwaad in en God ging het Algoede vertegenwoordigen. Toen Queen Victoria voor het eerst een mensaap zag, wilde ze er niet aan dat dit echt was en ze verbood om deze tentoon te stellen.

Nu snap ik waarom zo'n film als King Kong eigenlijk een verwerking is van het voor het eerst mensapen leren kennen, indertijd. Dat moet even wereldschokkend en het brein ontwrichtend zijn geweest als de komst van de telefoon, toen geluid ineens verder kon worden gedragen, de machines zoals de auto, de tv, waar zomaar de werkeijkheid ergens anders dan die je voor je eigen ogen ziet, de huiskamer in kon worden gebracht.

Als westerse mensen dus eerder mensapen hadden gekend, dan was er geen Godsbeeld onstaan van die Ene, die de mensen moet redden en was er geen mensbeeld onstaan van die mens die inktzwart is en zonder die God richtingloos en voorgoed verloren zou zijn. Onderzoek wijst uit dat het handelen van apen zowel goed als slecht kan zijn: ze kennen altruisme, zelfopoffering, maar kunnen elkaar ook uit moorden. De uiterste consequentie is dus, dat God niet meer kan verwijzen naar degene die ons redt en van wie wij afhankelijk zijn. We zullen het zelf moeten doen. Hoe dan?

Mijn zegewens bij Psalm 9 begin ik met deze woorden:

Moge je wanneer verdriet en onmacht aan je deur klopt
je een andere poort kunnen openen
waar je binnengaat in de burcht van de Levende
en veiligheid en vertrouwen je omgeeft.

Met andere woorden: JIJ bent het die zelf een poort kan openen naar het licht en naar het leven. Boeddha kende apen, dus die wist het al. Jouw aankomst en plek waar je je thuis weet, kan zo aanvoelen als een burcht: een plek van rust en ruimte die altijd te vinden en te herwinnen is. Dan moet je er wel tijd en ruimte in je eigen brein voor vrij maken, dat wel.

donderdag 3 maart 2011

Waal

Gisteren weer zo'n onvergetelijke namiddag en de avond zien vallen met een rode ronde zon en kleurige hemelen, aan de Waal. Het struingebied tussen de rivier en de dijk vanaf Beuningen tot aan de brug van Ewijk: Ongeveer 4 km heen en weer 4 km terug. Zandplaten, zandduinen, steile taluds, slikplaten, door de erosiegeul van de Staartjeswaard, waar water de ruimte krijgt, zo lees ik in de Handreiking Ruimtelijke kwaliteit van Buro Terra Incognita, die in deze brochure als het ware een gereedschapskist aanreikt voor ontwerpers.

Want zó is het: ook deze rivier is voor een groot deel het werk van mensenhanden en het mensenbrein. De Waal, de grootste en breedste rivier van Nederland , is in vier kwaliteitgebieden verdeeld: je hebt de wilde Waal, de getemde Waal, de nijvere Waal en de weidse Waal. Aan ontwerpers de uitdaging om deze ruimtelijke kwaliteiten te versterken, te accentueren , zó dat dit in de beleving van mensen een plek kan krijgen.

Ik wandelde aan de wilde Waal en die is me ook het liefste. Ik zou er elke dag wel willen wandelen en de dag er besluiten. Er voeren veel boten. Op de kleine strandjes vond ik een roosje, de uiteinden van de stronken van bloemkool, een komkommer. Dan zie ik de bootvrouwen in hun keukentjes als het ware bedrijvig zijn en wat niet meer nodig is, dat gooien ze zo, hup van boord. De mensen van het water en het land die elkaar ontmoeten in de dingen die ze achterlaten.

In mijn hoofd klonken de klanken van de cd Alina van Arvo Pärt. Alina, Spiegel am Spiegel, klanken die als het ware de binnenkanten van de wanden van je ziel maken. Bezoekers van de meditatie bij de Clarissen op vrijdagavond worden ook met deze klanken begroet. Een akoestische architectuur van stilte en ruimte. Net zoals de Waal, een combinatie is van dat wat met het mensenbrein gemaakt is en dat wat gegeven is: creativiteit en het kunnen beleven van schoonheid.

woensdag 2 maart 2011

Musicofilia

Ik blijf het heel intrigerend vinden, hoezeer wie wij zijn en wat wij doen, afhankelijk is van ons brein. In Musicofilia; verhalen over muziek en het brein (2007), vertelt neuroloog Oliver Sacks weer over interressante mensen die hij in zijn praktijk is tegen gekomen. Het boek begint meteen met de groots mogelijke verbinding van je brein met je persoon: hoe een traceerbare verandering in het brein de desbetreffende persoon zozeer veranderd heeft, dat er sprake is van dat wat in de religie 'metanoia', 'bekering' genoemd wordt. Wanneer het brein zelf zoiets bewerkstelligt, dan is het zeer noodzakelijk om alle religie omgekeerd te vertellen: niet wij moeten aan voorwaarden voldoen om God, Het Hogere, De Eeuwige, waardig te zijn, maar het is aan ons om toegang te zoeken tot de mogelijkheden in ons eigen brein.

Tony Cicoria wordt letterlijk getroffen door de bliksem. Hij dacht dat hij dood was. Hij zag zichzelf op de grond liggen en mensen om zijn lichaam staan. Hij zweefde weg, werd omringt door een blauwachtig licht en ervaarde een enorm gevoel van welbehagen en vredigheid. De bijna-dood-ervaring dus, waar Pim van Lommel in Nederland ook een bestseller over heeft geschreven: Eindeloos Bewustzijn.

Nadat na enige weken zijn leven weer zijn gang begon te gaan merkte hij bij zichzelf, zomaar uit het niets, een onverzadigbaar verlangen om naar klassieke pianomuziek te luisteren. En hij begon nieuwe muziek te horen. Alsof hij een radio aanzette en hij zegt daarover: 'Het komt uit de hemel, zoals Mozart zei.'

Cicoria heeft het gevoel een 'ander mens' te zijn, zowel muzikaal, emotioneel, pscyhologisch en spiritueel. Hij ziet nu ook aura's van licht rondom mensen. Er zou nu, het is gebeurt in 1994, veel verfijnder in de hersens gekeken kunnen worden hoe zijn brein functioneert, maar hij wil het niet meer. Hij beschouwt het als een gelukstreffer, een zegen, een gunst.

Iets vergelijkbaars is Salimah H. overkomen, een scheikundig onderzoekster, die bekend stond als een gereserveerde vrouw die bezeten kon zijn van huishoudelijke karweitjes. Ze kreeg een toeval en ze bleek een gezwel in de hersens te hebben. Dat werd succesvol weggehaald en hierna was ze getranformeerd tot een totaal ander mens.

Ook bij haar ontstond er plotsklaps een passie voor muziek, ze snakte ernaar om naar klassieke muziek te luisteren, naar concerten te gaan en kon in vervoering en tot tranen erdoor gebracht worden, terwijl ze ervoor in haar eigen woorden 'vagelijk muzikaal' was. Ook bleek ze ineens gigantisch van countrymuziek te houden, zozeer dat ze nu, in haar cabriolet uit de autoradio voor vertier voor de hele snelweg zorgde. Van afgesloten persoon was ze ineens een ander geworden: 'Wat er na de operatie gebeurde - ik voelde me herboren. Dat heeft mijn kijk op het leven veranderd en gemaakt dat ik van elke minuut geniet.'

Dit is toch razend interressant. Dan denk ik: weg met alle ballast van godsdienst en religie die vertrekt vanuit zwartgalligheid, schuld en boete. Alle woorden hieromtrent en wie die woorden bezigen, die breken en maken kapot. Het vertrekpunt en het doel van alles, zou muziek kunnen zijn. Muziek kent geen macht, geen hierarchie en onstaat pas wanneer alle instrumenten en stemmen zich op elkaar afstemmen. Harmonie, symphonie, cantate, het lied, de hymne: al die woorden verwijzen naar dat wat muziek is: woordenloze melodie van emotie en verlangen. Muziek en God: misschien vallen ze ergens wel samen.

dinsdag 1 maart 2011

Verrek

Bij de ouderengym in het wijkcentrum is er, geheel onverwacht, iemand overleden. Een van de meest vitale leden. Ze zou een keertje niet komen omdat ze aan haar staar geholpen zou worden en daarvoor in de plaats kwam het bericht dat ze dood in haar stoel was gevonden. Het is nu drie weken later en de docente is duidelijk van slag.

- Dat blijft zeker wel gek, hé, dat ze er niet meer is? vraag ik.
- Hou er over op! barst ze los, het is zoooo raar! Ze lijkt nog meer aanwezig dan vroeger, dan weet je dat iemand een keertje niet komt en dat is oké, maar zij komt nooit meer! Dan moet ik echt moeite doen om niet de hele boel aan de wilgen te hangen, potverdorie, fucking hell, wat stelt het allemaal voor, denk ik dan.

Aanwezig, meer aanwezig terwijl het er niet is: daar gaat de filosofie van Roy Sorensen over (zie blogje (n)IK(s) , December 2010). Het leven lijkt wel een voordurende tocht, waar je leeft met wat er niet meer is, er nooit geweest was, soms, zou je denken, wanneer mensen verdwijnen uit je leven en alle banden los lijken te hebben gesneden. Leven met gemis, met illusie, met herinnering: dat wat er actueel is, is soms zo goed als niks...

- Ja, dat is de opgave hé, zei ik braaf terug. Om zo iemand toch in je herinnering mee te nemen en eigenlijk toch ook een beetje in de kring aanwezig laten zijn. Zo leeft ze dan toch voort...
- Daar heb je wel gelijk in. Maar ik vind het verrekte moeilijk.

Braaf, noem ik me zelve dan ook. Je spreekt iets uit van geloof en verzoening en continuïteit die er in het leven van de geest altijd is. Maar het dagelijks leven vertoont breuken, de dood, verlies en gemis. En dat is verrekte moeilijk.