Het werd wel tijd daarvoor: Bomen zien, groen meemaken; dus het werd urenlang een boekje lezen in Central Park. Nu eens een ingang iets hoger richting The Upper West Side. Ik had gelezen dat dierenactivisten de koetsen met paarden weg willen hebben. Er is een incident geweest waar een paard door vermoeidheid door de benen zakte op het hete asfalt. Uit onderzoek blijkt dat meer dan drie kwart (!) van de New Yorkers het ermee eens is. Nu hebben de twee honderd koetsiers zich verenigd; waar moeten ze anders hun broodwinning vandaan halen?
Zo heeft alles twee kanten. Het geluid van de hoeven, de geur van paardenstront, de mooi versierde koets. Het vormt een oude, oude jeugdherinnering. We waren in Torremolinos in Spanje en ik bedelde, bedelde of wij ook zo’n ritje in een koets gingen maken. Eindelijk, op het einde van de vakantie gebeurde het. Zo’n groot genoegen op een zwoele zomeravond. En dan is er dat liedje: Op een mooie Pinksterdag; …’ En maar schommelen en kijken naar de kont van het paard.’ Ik zie koetsiers, wegens het warme weer, hun paard met een natte doek verkoeling geven, er zijn ook grote stenen drinkbakken. Is er een mogelijkheid dat een paard het wel prima vindt om mensen genoegelijk te vervoeren? Of is het per definitie toch een soort van slavenarbeid in gevangenschap? En hoe zit dat dan met de dressuursport? Enfin.
Het was fijn liggen in het gras, kijken naar de eekhoorntjes, ik had het nog nooit gezien; hoe deze zich tegen de stam van een boom kunnen vastkleven. Het was op een plekje met uitzicht op allerlei verschillende bomen.
Ja, ooit is elke boom, evenals alle glooiingen in het park, elk pad en de rotsen, bewust daar zo geplant en ontworpen. Er is één rotspartij die wél authentiek is, deze ligt ergens verscholen met een hekje eromheen. Hier hebben de oorspronkelijke bewoners nog op gewandeld; de indianen.

