dinsdag 31 maart 2020

Neverwhere

Het was altijd al zo, dat ik in mijn hele rits rijtjeshuizen, waarvan ik er eentje op een hoek bewoon, degene ben die het meeste in de tuin zit. Nu in Corona-tijd valt het me extra op omdat ik elke dag in de tuin heb gezeten en bij bewolkter weer wel een tuinklusje deed. Afgelopen zonnige zaterdag was de ‘boze buurman’ aan zijn extra schuurtje aan het klussen op het dak en verscheen kort zijn gestalte op de ladder en dat was het. Mijn andere buren heb ik sinds mijn thuiskomst nog niet gezien. Ik had meer contact met ze toen ik op Bali was. Je weet nu, dat iedereen dus binnen zit...

Alleen bij het ophalen van de klikobakken bij mij op de hoek weet ik dat ik buren heb. Er waren hier al nooit straatfeesten of een buurtapp en buurtactiviteiten, maar ook in mijn verdere omgeving, hoor ik geen geruchten uit tuinen of menselijk stemmen. Eigenlijk is het ongeveer doodstil, op die enkele fietser of voorbijganger na, als ik eens buiten mijn tuin kijk, maar het gedrag is haastig en afgebeten, er hangt niks in de lucht van flaneren in de lente... Beide buren hebben wel voedselplekken voor vogels in de tuin gemaakt en dat verklaart de laagvliegende bewegingen van de mussenkolonie en merels en een koolmees-stelletje in mijn tuin. ‘Alleen de vogels vliegen van Oost naar West Berlijn’... Zij zijn het in mijn  omgeving als enigen die frank en vrij natuurlijke bewegingen maken...

Enfin. Gisteren zat ik in de wereld van Neverwhere van Neil Gaiman. Ik kocht het boek op het einde van mijn verblijf in Londen, op een lente avond bij de nog geopende boekhandel langs de Thames en de reden was dat er in het begin een sfeertekening is van Londen en haar verschillende buurten, die mij toen, en nu dus weer, terugbrachten in de 10 dagen dat ik er rondliep. Wat een fijne stad is dat geworden met zoveel verschillende sfeertjes, maar ook nu is het een spookstad. Louter de aanwezigheid van mensen die onbevangen hun gang gaan met en langs elkaar heen, alleen dat maakt de wereld bewoonbaar...

Neverwhere is wel een heel geschikt boek om in deze Corona-tijd te lezen. Hoofdpersoon is Richard Mayhew, een zakenman die in Londen leeft met een veeleisende verloofde die hem elke week tot Gallery en museumbezoek dwingt omdat zij in die wereld werkt, hij heeft haar net een heel dure verlovingsring gegeven, maar is vergeten om een toprestaurant te reserveren, er is dus geen plaats voor het belangrijke zakenetentje dat zijn vriendin er met haar baas en hem wil houden,

Hij durft het haar niet te vertellen en dan, onderweg erheen, roept een meisje van 16, gevallen op straat en bebloed om hulp.Richard besluit haar te helpen en neemt haar mee naar zijn appartement en door hiervoor te kiezen, in plaats van het te negeren, zoals zijn verloofde verordent, heeft zij op het antwoordapparaat thuis al ingesproken dat  de verloving voorbij is. Vanaf het begin al, voel je dat er rare en andere dingen aan de hand zijn... twee duistere mannen in kleding die sporen dragen van meerdere eeuwen, zijn op jacht naar het meisje Door. Deze naam is dubbelzinnig want zij blijkt als gave deuren te kunnen openen, zij is een telg uit een beroemde familie die al is vermoord door hen in... London Below. Er blijkt dus een onder-Londen en een boven-Londen te zijn.

De volgende ochtend, het meisje is alweer weg, blijkt Richard Meyhew niet meer te bestaan in zijn wereld. Niemand ziet hem meer, hij is onzichtbaar geworden. Hij is nu een onderdeel geworden van de wereld onder, de mensen en wezens die tussen de barsten van de realiteit zijn gevallen en daar sindsdien een leven moeten opbouwen. Er is een labyrint-achtige wereld, onzichtbaar voor de gewone wereld, met plaatsen en plekken die even kunnen worden gebouwd, meestal in de nacht, en ook zo weer verdwijnen... Richard wil terug naar zijn gewone bestaan en zoekt daarvoor het meisje Door op een drijvende markt die dit keer in het warenhuis Harrods zal plaatsvinden en hij moet daartoe over een brug van duisternis gaan, die hem ook kan opslokken... Hij vindt haar uiteindelijk en zij beiden moeten op zoek gaan naar Angel, een wit figuur dat uit louter licht bestaat en tijdelijk aanwezig zal zijn op een tentoonstelling over engelen in het British Museum.

Nou ja, de vergelijking met de huidige tijd is evident. Net zoals Richard bevinden we ons nu in een Neverwhere. Ineens weet niemand meer wat de dag van vandaag zal brengen en ook niks over de nabije toekomst. Ik weet nog niet of Richard zijn gewone leven weer zal kunnen oppakken en de wereld is gevallen in die barsten van wat eerst de gewone, dagelijkse werkelijkheid was... Toen we geen afstand van elkaar hoefden te houden en onbevangen ons leven leefden... Ik hou me maar vast aan die songtekst van Leonard Cohen: There is a crack in everything, that’s how the light gets in. 


De ET rondom ons; liedjes

Vandaag is het in Amerika kennelijk #NationalDoctorsDay en Michelle Obama deelt op Instagram een filmpje van twee dokters nog half in werkkleding, de ene achter de piano en de andere zingt: Everything will be allright. Hebben ze nou net hun maankleding uitgedaan en zien ze ook elkaar weer voor het eerst als gewone mensen? Ook dat maakt die summiere beelden die wij van de Intensive Care te zien krijgen zo aangrijpend: dat je weet dat ze een sticker met hun eigen naam op hun  hoofd plakken en daarbij de zuigende geluiden van de beademingsapparatuur, weten dat er ook allerlei medicijnen nodig zijn om te kunnen beademen en hoe erg dit alles een aanslag is op het lichaam zodat nu serieus er ook een beleid komt om mensen te vragen of ze dit wel willen, mocht het zover komen.

Het doet me denken aan die scène in ET: even is alles nog normaal en huiselijk, zelfs al zit ET al verstopt in zijn klerenkast en dan wordt zijn huis ineens vacuüm verpakt, plastic gangen worden uitgerold, wetenschappers in maanmanpakken en niemand mag er meer bij, het wezen van die andere planeet wordt geïsoleerd. Elliott het jongetje dat al een band heeft met ET rent door zijn plastic verpakte huis, vindt ET, denkt eerst dat die dood is , maar dan laat ET een bloem bloeien.

Niemand van ons wil bevriend raken met het Corona-virus, dus deze is niet ET, ja ook wel, maar we weten al dat deze ons ziek zal maken dus we moeten ons ervoor beschermen. Maar ET is in de film een vriendelijke wezen die juist op groei en bloei uit is en alleen maar naar huis wil... wij zijn nu zelf die ET, ofwel het blijkt dat er een ET in ons verscholen zit die nu naar buiten komt en die in de harde wereld van de ratrace, het hijgend moeten scoren, concurrerend met elkaar, vooral ondergronds leeft.

Niet nu: gezien al die initiatieven om het voor elkaar, geïsoleerd in onze eigen huizen, toch een beetje leefbaar te maken: er is een berenjacht voor kinderen, plaats je teddybeer voor jouw  raam zodat kinderen in de buurt, zoals in dat Engelse prentenboek, ze kunnen zoeken. Knutsel en plak en krijt je ramen en de stoep vol bemoedigende teksten. En Paul de Leeuw vermaakt drie keer per dag in TV-Quaran-Tine en het is heel grappig om Annie de Rooy dan ineens weer te zien verschijnen.

Je krijgt van die inkijkjes die je nog nooit gezien hebt: artiesten die met een ongeschminkt hoofd en sjofele kleding een liedje zingen in hun huis... En ik denk dan: O, ja, het zijn gewone mensen en ze doen nu hoe ze ooit begonnen zijn: thuis achter een piano of met een gitaar in de keuken, terwijl de hond eromheen speelt met een bal. Joan Baez zingt voor John  Prine die heftig door Corona geveld is, zijn eigen liedje Hello in There, dat ooit zo aangrijpend door Bette Midler vertolkt is. Graham Nash zingt in een soort schuurtje vanuit New York de heel toepasselijke klassiekers Our House en Teach your children...



En dan is er John Fogerty die buiten met gitaar en hond Have you ever seen the Rain zingt, een liedje dat ik altijd heb geassocieerd met die foto van dat naakte meisje dat wegrent, vluchtend voor de napalm die neerdaalde... Misschien geheel onterecht en gaat het liedje gewoon alleen over regen, maar voor mij zat er altijd dat dubbele in: de vuurregen die brandwonden veroorzaakt en de verlossende regen die alles weer schoon spoelt...



Wie mij ook raakt is Mary Chapin Carpenter die 'Songs from Home' speelt. Opgetuigd met een orkest enzo heb ik haar altijd te zoetig en weeïg gevonden, maar nu met gitaar, onopgesmukt, komen haar liedjes wel aan: The Hard Way en This is Love... En Andrew Lloyd Webber speelt achter zijn eigen piano zijn eigen composities, hij is nu 72 jaar en noemt de serie: Composer is Isolation. Daar klinkt dan All I ask of you uit Phantom of the Opera, waar ik in Londen tijdens de musical, gezeten op een rood pluchen stoel, een brok van in mijn keel kreeg.

maandag 30 maart 2020

Het Pippi Langkous-effect?

Het is toch raar. Zweden heeft volgens de live-stream 3700 mensen die besmet zijn met Corona en 110 doden en daar zit iedereen nog op terrasjes in de lentezon, gaan vrolijk uit en winkelen... Nieuw-Zeeland daarentegen heeft nu 589 gevallen en één dode en kiest voor een totale lockdown... Misschien gaat nu, even, de psychische gezondheid in Zweden voor de fysieke... Ik denk aan de Zweed B. die in een heel klein huisje woonde aan een meer op het landgoed van een vriend. Natuurliefhebber ja, maar hij vertelde hoe de laatste maand voor de lente het héél zwaar wordt. Dan heb je zolang geen zon en warmte gehad, dat je er bijna gek van wordt. Misschien is het in Zweden nu niet te doen, om mensen bij de eerste lentezon binnen te houden...

Er kwam een Zweed op het journaal aan het woord, die zei te vertrouwen op zijn overheid. Dat deze zich baseerde op de gegevens van deskundigen, terwijl de rest van Europa luistert naar hun politieke leiders, die uiteindelijk handelen met machtsbelangen... Raar... Zou Zweden nu, als een van de welvarendste en vooruitstrevendste landen van de wereld de plank volledig mis aan het slaan zijn, zoals ook Brazilië? Ook dat zal de komende tijd dus blijken. Stél dat er in Zweden nu geen toename van de uitbraak ontstaat, wat zegt dit dan over het virus?...

Het is ook gek om in Delhi aanvankelijk lege straten te zien, maar nu is het er tjokvol want iedereen wil terug naar de eigen familie op het platteland, nu er geen werk meer voor hen is in de stad. Ook volstrekt logisch, dat zou ik ook doen, omdat de kans van overleving op de lange termijn daar groter is, dan honger lijden in de stad... En in Nederland gaat het economisch geluid harder klinken: wie mag er allemaal aanspraak maken op die 4000 euro om een faillissement van jouw zaak te voorkomen? Ook logisch, als ik nu een sympathiek klein kleding-zaakje ofzo uit de grond had gestampt, dan zou ik dat ook willen behouden. En er was gisteren een biefstuk-file: mensen in hun auto om biefstuk bij een restaurant op te kunnen halen.

Gezondheid tegenover economie lijkt het thema van deze week te worden. Er mogen geen risico’s genomen worden ten aanzien van het eerste, maar misschien is er fine-tuning mogelijk, zodat er toch weer meer mogelijk is, dat er meer open gaat en ondernemers hun afzetgebied niet volledig kwijtraken? Nu wordt het spannend, welk hart gaat bij Rutte en de regering harder kloppen. Voor de Corona-crisis was immers hun belangrijkste boodschap dat we maar véél moesten kopen enzo, want dit was goed voor de economie. Of zal het blijven bij de stringente boodschap: blijf thuis! Bij de eventuele heropening van lagere scholen lijkt ook een psychisch element mee te  gaan spelen: hoe lang is het mogelijk om jonge kinderen binnen te houden?

De ontwikkeling in Zweden vind ik nu hét interessantst... Is er daar sprake van een Pippi Langkous-effect? Ik bedoel: misschien bestaat Pippi Langkous wel en blijkt het mogelijk anders met het virus om te gaan dan ervoor wegduiken... Er zijn ook virologen die zeggen dat Europa nu voor een loopgravenoorlog kiest, terwijl het alleen uiteindelijk te bestrijden is door te testen: het virus tegemoet treden en dan de omgeving eromheen in quarantaine zetten, zoals Wuhan gedaan heeft. Maar  westerlingen laten zich niet als kuddevee te samen in een grote sporthal zetten is het tegengeluid. Dan moet dat toch maar, voor de gezondheid, zeggen voorstanders dan.

Ik zou graag willen dat Pippi Langkous bestaat. Maar vooralsnog denk ik toch, dat dit alleen maar zo in de verbeelding is. Heel vitaal voor je geest, maar dodelijk voor het lichaam.

zondag 29 maart 2020

Loslaten is vasthouden




Nu ben ik alweer elf dagen thuis sinds Bali, maar alles van daar is nu nog zó dichtbij. Dat komt natuurlijk omdat er sindsdien weinig andere ervaring van ‘buitenwereld’ over heen is gekomen. Ik heb welgeteld één langere wandeling gemaakt en ben één keer naar de supermarkt geweest... Bali heeft de laatste stempels gedrukt van ‘buitenwereld’ en verder put ik dus uit mijn binnenwereld... Rainer Maria Rilke zegt daar in Brieven aan een jonge dichter, in zijn brief van 23 december 1903 wel iets moois over:

Eenzaam zijn, zoals je als kind eenzaam was toen de volwassenen in zaken verwikkeld rondliepen die belangrijk en groot leken, omdat de grote mensen er zo bedrijvig uitzagen en je van hun doen en laten niks begreep. En als je dan op een dag inziet dat hun bezigheden armzalig zijn, hun beroepen verstard en niet meer verbonden met het leven, waarom dan niet er met de ogen van een kind naar blijven kijken als naar iets vreemds, en wel vanuit de diepte van je eigen wereld, vanuit de weidsheid van je eigen eenzaamheid, die zelf werk is, status en beroep?

Dát is nu het werk van een ieder die nu zelf niks kan bijdragen aan de oplossing en het strijden tegen het Corona-virus, het op gang houden van de samenleving, de zorg van de patiënten: thuis blijven en daarbij putten uit je eigen innerlijke bronnen die niet gevoed worden door impulsen van buitenaf. Het virus heeft een gast nodig om verder te kunnen leven, het hopt van mens naar mens en absolute stilstand, zelf jouw lichaam op geen enkele wijze aanbieden, dat is wat zoden aan de dijk zet.
Ik sprak vriendin W. uit Nieuw-Zeeland. Die zit sinds vier dagen in haar eigen bubble, ofwel toen is de totale lockdown van het land in gegaan. Mensen kregen twee dagen de tijd om te reizen naar de bubble waarin en waarmee ze wilden verblijven, dat is dus familie of vrienden en daarna is het de bedoeling dat je thuis en zoveel mogelijk binnen blijft, voor vier weken. Naar buiten mag je alleen voor het  hoognodige, dus dat is vooral de supermarkt en dan is het niet de bedoeling om praatjes met elkaar te maken. Ook zo weinig mogelijk autorijden, want stel dat je een ongeluk veroorzaakt, dan moeten ander hulpdiensten voor jou naar buiten...

In onze Nederlandse samenleving vind ik de intelligente lockdown beter passen bij de volksaard en de eindeloze poldermentaliteit die al zo lang het debat en gesprek bepaalt. Maar zoals Nieuw-Zeeland het doet, met de helderheid dat elk contact het virus de gelegenheid geeft zich uit te breiden, dat heeft ook wel wat. Gevolg is dat het toch niet helemaal aanvoelt als ‘goed’ om met een vriendin in het dorp even te praten, jij op jouw balkon en de andere zes meter verderop de grond. Of toch even met de auto een aantal boeken van  jouw winkel naar huis  vervoeren, al is het een kippeneindje... twee meter afstand is daar de norm. Kan ook makkelijker in huizen die ruimer van opzet zijn dan de rijtjeshuizen hier. Maar dat doet er eigenlijk niet toe, want je mag niet bij elkaar op bezoek gaan. En dan is Nieuw-Zeeland dus dun bevolkt, in tegenstelling met onze ‘17 miljoen mensen op dat hele kleine stukje aarde’... Zie ons hier met elkaar krioelen... Elk natuurgebied loopt meteen vol op een mooie dag, maar heel gelukkig was dit gisteren op de zonnige zaterdag niet zo. Dus ook hier begint, al polderend, het bewustzijn door te dringen dat thuis blijven het allerbeste is. Voor jezelf en elke  ander...

Ondertussen laaf ik me maar aan de initiatieven van Nederlandse artiesten en ik hoop dat er nog velen zullen volgen. Het Rotterdams Philharmonisch orkest dat met From us, for you, een stukje Beethoven speelt, een ieder vanuit de eigen huiskamer, heeft de talkshow van Oprah al bereikt en navolging gekregen door het Colorado Symphony’s Ode to joy. En met hetzelfde concept, elk vanuit het eigen huis: Samen zijn met Willeke Alberti, Waylon en Wibi Soerjadi. En Radio 538 samen met o.a. Ali B Duke Dumont Love Song (Samen sterk versie). En dan zegt de bedenker ervan in de intro: ‘Los laten is het nieuwe vasthouden geworden’ Een wijsheid die ook buiten de Corana-tijd levenwekkend is.



zaterdag 28 maart 2020

Drie heimwee-liedjes

Ik kreeg er een traan van in mijn ogen: bij het liedje Turn!Turn!Turn! dat Ilse DeLange zong in de laatste DWDD. Op verzoek van Matthijs van Nieuwkerk zelf en die gaf als reden dat het paste bij het programma, de wereld die draait, draait, draait. Zou hij zelf niet door hebben, hoe erg het past in deze Corona-Tijd? Het zijn de woorden uit het Bijbelse boek Prediker, hoofdstuk 3. Het is op muziek gezet door de folkzanger Pete Seeger, maar een hit geworden door The Birds.



Prediker is een van de weinige Bijbelse boeken die voor iedereen toegankelijk is omdat God er niet zo erg in voorkomt. Het is al in de derde eeuw voor Christus geschreven. Jammer eigenlijk dat de titel van het boek in het Nederlands ‘Prediker’ is, want daar klinkt nog ‘preken’ in door, terwijl in het Hebreeuws het ook verzamelaar, gespreksleider, filosoof, leraar betekent, kortom iemand die vanuit een bepaalde ervaring met anderen daarover in gesprek wil gaan en wil delen... Het leven is lucht en leegte zegt hij, alles gaat voorbij, hang niet teveel aan alles  waarvan je denkt dat je het hebt, alsof het van jou is...

En er is dus een tijd voor alles: voor lachen en huilen, om geboren te worden en te sterven, oorlog  en vrede... de mooiste regel is nu: er is een tijd om te omhelzen en een tijd om daar afstand van te nemen... En ook: een tijd om stenen te verzamelen en een tijd om ze weg te gooien... De hele modus van de mensheid staat nu op stilstand, op thuis en bij jezelf blijven... zó gek dat het de hele mensheid treft die zo lang stond in de modus van vooruitgang, altijd bezig, wat resulteerde in het woord 24-uurs-economie.

En in dit kielzog kwam ik op YouTube nog twee andere liedjes tegen: Catch the Wind van Donovan, een liedje dat vroeger de counterpart was van Blowing in the Wind van Bob Dylan en Donovan was de lieve zoete flower-power en Dylan de maatschappijkritische en profeet, dus de eerste was voor de leuk, en Bob Dylan opende werelden. Maar nu zingt hij het op rijpere leeftijd in een duet met Crystal Gayle en het is precies het gevoelen van deze Corona-tijd: het verlangen om bij anderen nabij te zijn: but I may as well try and catch the wind... Het kan en mag nu niet en het virus is vooralsnog ongrijpbaar als de wind.


Tja, en dan keer ik terug bij mijn old time-favoriet Paul Simon: hij zingt zijn oude liedje Homeward Bound in een Zweedse live-show Skavkan. De titel ervan is nu natuurlijk erg toepasselijk: we zijn gebonden aan huis, maar het gaat over het verlangen om thuis te zijn: bij zijn toenmalig liefje, nog helemaal in het begin, 50-60 geleden, blijkt uit het voorgesprekje. Hij zat op een treinstation in Liverpool, zij was in Londen. Voor mij heeft het iets magisch: het moment dat hij zijn gitaar pakt, te midden van  jongere glamour-gasten met pakken aan met een goede snit en naaldhakken, die in hun beleving misschien vooral zitten bij een oude man, weliswaar beroemd, maar niet horend bij hun muzikale geheugen.



De eerste klanken klinken en hij zuigt mij terug naar een kleine kamer bij een vriendin met wie ik een taak Latijn had: we moesten in de zomervakantie hele lappen tekst vertalen die ging over de Via Appia in Rome, om van de tweede naar de derde klas van het Gym te mogen. Haar broer had twee LP’s van Simon & Garfunkel en die draaiden we ter ontspanning. Ik had meteen drie favoriete liedjes: Bridge over trouble Water, Sound of Silence en Homeward Bound. Het verlangen om thuis te komen,  en thuis te zijn is oud en universeel. Het komt mij voor dat ook de twee dames in de stoelen tegenover hem langzaam maar zeker op drift raken, een beetje weg uit hun vanzelfsprekende comfort-zone, zoals de hele wereld, nu...

vrijdag 27 maart 2020

Room. De dingen begroeten

Bob Dylan heeft een nieuw lied de wereld in geslingerd van 17 minuten: Murder most foul. Net naar geluisterd, in plaats van naar de geluiden van schoolgaande kinderen. Het broedende, het dreigende en intense van de muziek, traag en slepend en dan de woorden, waarvan flarden van zinnen precies deze Corona-tijd verwoorden... Dat geeft ook een realisatie dat we wereldwijd in hetzelfde schuitje zitten. Beelden van een leeg Delhi, Sidney, Venetië, Beijing in een documentaire op Arte nog zo erg verteld door de Franse maker die er met zijn Chinese vrouw woont als een uitzonderlijke situatie, terwijl we er nu allen mee te maken hebben: Het zijn plekken op de wereld waar ik geweest ben en mij verwonderde over en genoot van de speciale dynamiek die er dáár is tussen mensen...en nu is het er leeg en verlaten...



Ik zag gisteren de film Room op Netflix, aangeraden door Trouw. Het begint dat een jongetje van vijf in een kamer, dat een schuur blijkt te zijn, alle dingen om hem heen begroet: de tafel, de kast, het aanrecht, het dakraam. Ik moest meteen denken aan een gedicht van Paul van Ostaaijen: Marc groet s’morgens de dingen:

Dag ventje op de fiets met vaas met bloem
ploem  ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood naast de tafel
dag visserke -vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet 
pet en pijp
van het visserke-vis 
goeiendag

DAA-AAG VIS
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn


Dit is van een lichtheid en eenvoud die de omgekeerde stemming bevat als het lied van Bob Dylan. Beide stemmingen zitten wel dicht op je huid, het geeft onontkoombaar een intensiteit aan je blikrichting en de aandacht die er nu over de wereld waait. Gebonden aan de kleine dingen om je heen en aan een onzichtbaar virus dat ons in de greep houdt... 

De film Room, pas bij de aftiteling zag ik dat de basis een boek van Emma Donoghue is, een boek waar ik bij de verschijning in 2010 niet zo’n zin in had om deze te lezen voor de boekenclub. Ik vond het te heftig dat gegeven: het vijfjarig jongetje Jack zit met zijn moeder vanaf zijn geboorte opgesloten in een schuur met alleen een dakraam. Dit is zijn wereld, hij weet niet beter. Hij denkt dat dit alleen maar écht is en alles wat hij ziet op een klein TV-tje verzonnen is. Een klein muisje komt binnen, het eerste echte andere levende wezen dat Jack ziet. En Old Nick die voedsel en spullen komt brengen en waarvan Jack niet weet dat deze zijn Ma op 19 jarige leeftijd ontvoerd heeft en hij uit hen voorkomt. Zijn moeder blijft wel zeggen dat Old Nick niét hun vriend is. Zijn moeder wil ontsnappen met de hulp van Jack, maar moet hem dus eerst bewust maken dat er een binnen en een buiten is en er een hele wereld buiten is, die echt is en zo groot met zoveel mensen en dieren en dingen daarin.

Het is een film die spannend is, zo spannend als het gegeven zelf en ik wil het boek nu wél lezen in deze Corona-tijd omdat het inderdaad toepasselijk is. Beide stemmingen, zowel Bob Dylan’s lied als het gedicht van Paul van Ostaaijen zijn er aanwezig. En gelukkig kan Jack de dingen ook gaan begroeten met de lichtheid van Marc. Dat laatste ga ik nu vandaag ook weer doen.



PS: Wat geweldig, het boek van Emma Donoghue, in het Nederlands vertaald als Kamer, is als E-book bij de bieb beschikbaar. Ik kan meteen beginnen met lezen, dat is nog sneller dan met de fiets naar de bieb gaan!

donderdag 26 maart 2020

Uderzo. I hate Fairyland, enzo

Op Instagram werd ik erop geattendeerd door de man uit Delhi die mij wegwijs heeft gemaakt in het land van de graphic novel: dat Uderzo - de tekenaar van Asterix & Obelix - overleden is. Ik volg zijn site For the love of Comics en onlangs is zijn vader overleden en daar wijdde hij zonder beeld een in memoriam aan. Hij eert zijn vader die hem de liefde voor verhalen vertellen heeft gegeven en de liefde voor het leven. Dan kijk je even mee naar dat wat hemzelf beweegt: het overdragen van enthousiasme en dat verhalen en beelden altijd over ons zelf gaan en ons leven verdiepen en inzicht en reflectie geven en werelden openen die blijven beklijven.

Dat geldt voor mij zeker voor Asterix en Obelix. Die las ik al als kind en voor Sinterklaas kreeg ik eens de helft van de albums die uit waren gekomen, Broer kreeg de andere helft, maar voorin zie ik dat ik nog in 1994 bezig ben geweest om de verzameling compleet te maken, en nog steeds, ik mis geloof ik nog een deel, weet niet meer welke, maar zal daar in de loop van deze dagen achter gaan komen. Want ik ben ze gaan herlezen in de tuin in de zon. Heerlijk, ik vind ze nog steeds grappig, geestig,vol woordgrapjes en commentaar op alles wat anders is dan in dat kleine Gallische dorp, waar Obelix de behoudende is (‘Rare jongens, die Romeinen’) en Asterix de slimmerik uithangt. Alle karakters zijn heel consistent en nu pas zie ik dat het attribuut van de druïde Panoramix een snoeimes is. Dát is dus het woord voor dat wat ik op Bali een sikkel-zeismes noemde en waar elke boer ook mee liep.

Op Instagram heb ik gisteren ook #tussenkunstenquarantaine toegevoegd. Echt leuk: mensen zitten thuis en maken met zichzelf een kunstwerk na. wc-rollen als middeleeuwse kragen of als melk die uit het kannetje van het melkmeisje vloeit, de handen van Michael Angelo uit de Sixtijnse kapel die elkaar bijna raken, maar nu met een flesje handzeep ertussen, jongens die op Frida Kahlo gaan lijken, iemand komt op het idee dat een half geopende paprika op de Schreeuw van Edward Munch lijkt: enzovoort. Er lijken in sneller tempo dingen op gepost te worden en elke keer geeft het een glimlach.

Een graphic novel die ik nu herlees en die op de een of andere wijze mij ook meteen in een goed humeur brengt en ergens ook past in deze Corona-tijd (je kunt maar beter je drang om wég uit huis  te kunnen, op de hak nemen), is I hate Fairyland van Scottie Young, zomaar zelf ontdekt, ik werd aangetrokken door de zoete kleurtjes en het volstrekt maffe dat ervan afspat: het gaat over een meisje dat er eerst van droomt om naar sprookjesland te gaan, maar er dan niet meer uit kan. Ze zit al 27 jaar vast, veroudert niet en ze zoekt de sleutel naar de buitendeur. Compleet gek wordt ze en alle zoete sprookjesbeelden zoals gespikkelde paddenstoelen, de zon, de regenboog, smileys doen mee in haar gekte, ze verslaat draken en boze koninginnen... En tja, het resultaat is toch een vervolgverhaal, zoals waar de wereld nu ook in leeft.

woensdag 25 maart 2020

Song sung blue

Hoe snel de wereld is veranderd. Vorige week om deze tijd zat ik in de trein van Schiphol naar huis. Er kwam een eerste berichtje binnen: ‘Ik twijfel of ik naar de boekenclub kan, want ik ben wat verkouden en voel ook mijn longen’. De optie volgt om tot vrijdag te wachten met een beslissing en daarna zegt B. die met vijf mensen in een huis leeft waaronder drie kinderen, dat zij met elkaar besloten hebben om géén bezoek meer in huis te ontvangen en contact met anderen ook te vermijden, ‘maar als jullie nog bij elkaar willen komen, doén!’ Nou, dat doen we dus niet...

Elke ochtend bij het wakker worden mis ik de geluiden van schoolgaande kinderen. Zo is het in vakantietijd, maar nee, dit is geen ‘vacare’ je leeg maken: in vele huishoudens binnen loopt nu juist het stress en spanningsniveau op, van het gedwongen met elkaar op een kluitje zitten... Dan kun je bijna blij zijn dat je alleen woont, maar dat is ook wel erg allenig, als al het directe leven om je heen is gestopt...

Dit weekend nog liepen mensen nog een beetje zorgeloos buiten op stranden en in parken enzo, een filmpje van deze ochtend toont dat deze gisteren nu nagenoeg leeg waren. En bij de Jumbo desinfecteert een medewerker de winkelmanden en komt er een deurbeleid. Langzaam maar zeker sijpelt binnen hoe ernstig het is... kunnen we eigenlijk wel behappen dat dit minstens tot 1 juni zo zal zijn? Beelden van een leeg New York, de brandhaard in de VS en de stad waarover ik begin februari nog dacht om daar een maand door te brengen... Maar ik ging naar Bali en heb daardoor de eerste Corona-uitbraak in Nederland juist gemist. 

Het valt mij wel op dat de lucht buiten werkelijk hemelsblauw is en de sterrenhemel was uitzonderlijk helder. Op een filmpje zie je hoe het stiksof-niveau wereldwijd afneemt, daar waar het openbare leven is stilgelegd. Wat een spiegel wordt de mensheid voorgehouden! Anderhalve maand geleden waren er maatschappelijke kookpunten met discussies en wees men naar elkaar, wie er maar iets aan moest doen, nu is dat peanuts vanuit het besef dat niemand nog iets zinnigs weet te doen tegen Corona, behalve thuis zitten... En de stikstof neemt van zelf af.

Dit is een tijd die de mensheid niet snel zal vergeten en iedereen is er onderdeel van en alles  hangt aan elkaar en is met elkaar verbonden, zo blijkt. Toen China alleen nog ermee te maken had en de rest van de wereld zich nog veilig waande, had Nieuw-Zeeland er al last van omdat de toeristenstroom daar ineens stopte, alle Chinezen zeiden af. Tijdens mijn verblijf op Bali werd dit een issue: nee we hebben geen Corona, maar alle inkomsten zijn al met 60% gedaald... Nichtje L. doet dus geen schriftelijk eindexamen maar ook haar leven staat op haar kop: alles  implodeert: geen eindexamenfeesten of vakanties, géén grootse bloemendag op de hele school waarvan zij de aankleding coördineerde en verzonnen had...

En Neil Diamond heeft de woorden in zijn liedje Sweet Caroline veranderd in NOT touching you.., Eerlijk gezegd vind ik zijn andere liedje nu veel toepasselijker en  je hoeft daarvoor niks aan de tekst te veranderen: Song, Sung Blue everybody knows one...

PS: Dit is toch wel leuk als je langer een blog schrijft. Het kwam mij voor dat ik eerder over dit liedje heb geblogd. Juist ja, 2x in 2013, zie ik door de zoekfunctie bovenin. Ik blijf onveranderlijk dezelfde, raar is dat.

dinsdag 24 maart 2020

Albert Camus. Sociale onthouding.

Gisteren las ik in mijn tuin in de lentezon in De Pest van Albert Camus. De stad Oran wordt geteisterd door een ziekte, het eerste verschijnsel is dat er overal dode ratten liggen , dan krijgen er meerdere mensen koorts en sterven. Het duurt even voordat men het echt ‘de pest’ wilt noemen en vervolgens de stad wordt afgesloten van de buitenwereld. Dan beschrijft de verteller hoe het de mensen daar vergaat van de lente wanneer alles begint tot diep in de herfst: zover ben ik nu.

De herkenbaarheid met de Corona-tijd is evident. Toch zijn er enige grote verschillen: er bestond toen nog geen internet en dat betekent dat er geliefden en familie ineens van elkaar gescheiden worden en deze niet met elkaar kunnen communiceren en dus niet weten hoe het met elkaar gaat. Gelukkig, dat hoeft ons niet te overkomen... Dan gaat het sociale leven in Oran zelf gewoon door en dat levert soms excessen op van mensen die zich te buiten gaan, maar gaandeweg wordt de sfeer onderling steeds ijler en onsubstantieler. Waarover kun je nog praten als er alleen naar doden om je heen vallen en niemand weet hoe het gaat met de dierbaren buiten de stad? Gelukkig... kun je nu denken: de hele wereld zit nu in hetzelfde schuitje, iedereen moet zoveel mogelijk thuis blijven en wéér is er het geluk van alle moderne communicatiemiddelen.

Het boek voelt wel als heel nabij aan: uitgebreid wordt de groeiende vermoeidheid van de dokters, beschreven, hoe zij met hart en ziel hun werk doen maar vaak niks anders kunnen doen dan kijken, diagnoses stellen en het opgeven... Desondanks gaat men dóór en alhoewel er in de omgeving ook verwijten komen over hun gevoelloosheid, zij weten zelf wel dat ze in een overlevingsmodus staan om hun werk te kunnen blijven doen. 

Het boek is bewust optimistisch in de zin dat de verteller zegt dat hij wil laten zien dat in deze vreselijke omstandigheden het beste uit de mens tevoorschijn komt en het een gelegenheid is om boven zichzelf uit te stijgen. Dat is Albert Camus en zijn vitalisme. In mijn studententijd was het in om adept van Sartre te zijn met zijn veel donkerder wereldbeeld, maar ik had een docent bij massacommunicatie, toen een helemaal nieuw vak dat voor het eerst gegeven werd, en die hamerde erop dat Sartre de duivel was en Camus was God: de denkwijze van de  laatste zou de wereld verder helpen, die maakt ons tot Goden en lokt ons naar onbegrensde mogelijkheden, terwijl Sartre ons gevangen zou houden in een wereldbeeld dat ons klein zou houden...

Dát maakt dit boek dus profetisch en het is  in 1947 geschreven, vlak na de gruwelen van de tweede Wereldoorlog... Het fileert ons gedrag van nu. Want waar staan wij in het verhaal? Ik denk nog steeds in het prille begin: er is de neiging om nog te willen ontsnappen aan ons lot van nu: de drukte van dit weekend lijkt op de beschrijving van Camus hoe mensen in het begin toch nog proberen om hun afgesloten stad in en uit te komen. Daarbij staan we, gelukkig, ook al midden in het besef dat deze situatie ook het beste uit mensen kan halen en dat hiermee, als het straks over is, we een ander tijdperk in kunnen gaan...

Ik wil vooral de beginfase serieus nemen. Er is een nog duidelijker boodschap gekomen: tot 1 juni moet er aan sociale onthouding gedaan worden. In een bijna achteloze zin wordt er bijna twee maanden toegevoegd aan de noodzaak van de sociale onthouding. Er wordt op de persconferentie gevraagd: kun je thuis dan wel een verjaardagsfeestje geven? Met enige humor is het antwoord: als ieder, elk, 1,5 meter van elkaar gaat zitten en je huis is daar groot genoeg voor, dan wel. In de praktijk komt het er dus meestal op neer dat er maximaal drie bezoekers in je huis kunnen komen. Nou, dan kan ėén bezoeker natuurlijk helemaal wel, zou je dan kunnen denken...

Maar ik hoor toch iets anders. Die 1,5 meter is ingesteld om het leefbaar te houden en de maatschappij draaiende te houden. Dat we de supermarkt in kunnen, er tv-progamma’s kunnen worden gemaakt, we dingen aan elkaar kunnen geven met toch een beetje menselijk contact...balkonconcerten kunnen organiseren, met een hoogwerker je oma die tachtig wordt van buiten toezingen, een blokje om wandelen. Maar eronder is de eigenlijke boodschap: blijf weg van elkaar, wij weten nog zo weinig over het virus, maar wél al dat het zo besmettelijk is dat het gedrag van dit weekend op markten en stranden en parken zéker nieuwe besmettingen zal gaan geven die over tien dagen zichtbaar worden. Dus moeten we de naïviteit van mensen aan banden leggen door strenge boetes op te gaan leggen en burgemeesters de bevoegdheid geven om gebieden af te kunnen zetten.

Ik denk dat het minstens de komende weken erg van belang is om die heel bittere pil te slikken: vermijdt als je dat kan, elk menselijk contact en blijf thuis. Ga niet uit dat 1,5 meter het criterium is voor een ontmoeting, draai het om en bevraag je zelf: is het echt nodig om die andere nu te zien? ... Ik denk dat we nu moeten bouwen aan die vermaarde groeps-immuniteit, maar dat deze nu volstrekt nog niet aan de orde is...Ook ik heb de neiging om stiekem te denken: 'Ja, maar...het kan toch geen kwaad als ik...’ Dat dachten al die mensen die het afgelopen weekend het strand, het park of een markt bezochten, ook. ... Maar we zijn niet alleen, we zijn met velen. Nederland kiest niet voor een totale lockdown en daar ben ik blij om. Vooralsnog is het eigen kleine kiezelsteentje dat ik bijdraag nu mijn keuze om niemand live te ontmoeten, ik onthoud mij van het sociale... hoe moeilijk ik dat ook vind. 

maandag 23 maart 2020

Ophrah, Amazing Grace, Matthäus Passie

Vanochtend wakker geworden met een gesprek van Ophrah Winfrey, vanuit haar huis met haar geestelijke leider. De man die haar, toen zij een beginnende journaliste was, voorspelde dat zij ooit een miljoenenpubliek zou bereiken. Het is gratis te zien op Apple-tv, Ophra Talks COVID-19: zij zal in deze Corona-tijd meer van dit soort gesprekken uitzenden. Op het einde ervan zingt hij Amazing Grace en dat lied is wellicht één van de krachtigste en troostrijkste die uit de christelijke traditie is voortgekomen.

Het blijft opvallend, vanuit een ontkerkelijkt Nederland waar op de vierkante centimeter nog steeds binnen kerkelijke muren gekissebist wordt over de rechte en juiste leer, dat in Amerika de grootste talk-show-host zo onbevangen en onbelemmerd gelovig is, ingebed in de christelijke traditie. Maar in het gesprek komt ook juist ter sprake dat ‘geloof’ dus niet leeft binnen de kerken, waar nu niemand heen kan gaan om zich te laven aan mooie koren, orgelmuziek, samenzang en samen-zijn, maar dat de bron ervan in ons zelf ontspringt of in andere woorden: naar ons toe kan komen, gewoon thuis, als je je daarvoor opent en ruimte maakt: Amazing Grace.

Mooi vond ik ook de beelden van een balkonconcert van leerlingen van het conservatorium in Amsterdam waar klanken uit de Matthäus-Passion klonken, dat andere meesterwerk uit de christelijke traditie dat in Nederland wel omarmd is, gelijkelijk, door gelovigen en ongelovigen met de traditie van vele uitvoeringen door het hele land, vlak voor Pasen. Andersoortige klanken waar het weefsel van lijden en dragen je opheft en je behoedt voor een duistere val in peilloze diepten...



Want de komende tijd heeft ook iets van een peilloze diepte...we weten niet hoe lang het allemaal gaat duren en hoeveel slachtoffers er zullen vallen en of de medische zorg toereikend kan zijn... Ik zag een filmpje op YouTube van een Belgische dokter: Corona treft ook onverwachts 30-50 jarigen en het patroon is als volgt: deze mensen hebben milde klachten, zijn wat koortsachtig en hoesten wat, ze denken dat het alweer over is. Dan krijgen ze het toch een beetje benauwd en melden zich bij een arts. En dan kan het ineens héél snel gaan, er is geen weg terug, ze sterven. Hij liet foto’s zien van wat er in de longen  gebeurd: die zijn eerst schoon, dan komt er een soort waas in, wat vlekken en heel snel zitten de longen dicht.

Ik vrees dat er nog steeds teveel menselijke overmoed een rol speelt in het omgaan met Corona. We baseren het handelen op de allerlaatste kennis, maar die kennis veranderd met de dag...het is opvallend dat de landen die met Sars te maken hebben gehad, ook een soort van Corona, meteen drastische maatregelen hebben getroffen en daardoor de schade daar nu beperkt is gebleven, terwijl Europa nu de brandhaard is. Ik denk dat het enige wat ons te doen staat is, om heel streng voor jezelf te worden om jezelf en anderen niet te besmetten: Blijf thuis, tenzij je niet anders kan. Geef ruim baan aan hen die wel onderweg zijn om de samenleving draaiende te houden. Vermijdt zoveel mogelijk andere mensen. Kies tenminste voor 1,5 meter afstand, maar probeer waar dat mogelijk is, ruimer te denken...Zing desondanks: Amazing Grace. 

zaterdag 21 maart 2020

Parallelle tijden

Het is een grote omschakeling: van het groene serene hart van Bali naar Nederland in Corona-tijd. Terugkomen in een samenleving die niet als vanouds zijn eigen rondjes draait, maar vol onrust is en het wiel opnieuw moet uitvinden: hoe nu te leven, wat kan wel, wat niet?... Het aparte voor mij is, dat  die vanzelfsprekende wereld van weleer nu dus ook niet direct haar stempel op mij kan zetten. Nee, ik kan niet naar de bieb, flaneren in de binnenstad, mij verbazen over het gigantische aanbod aan spullen, kleren, snuisterijen enzovoort. En over het winkelend publiek dat zonder ophouden met plastic tassen vol koopwaar sjouwt en zich op terrassen en cafés en restaurants te goed doet aan die hele variatie van eten en drank. Ik kom terug in dezelfde eenvoud, eigenlijk, als die er in het niet-westen is. 

Omdat we aan ‘sociale onthouding’ moeten doen heb ik sinds mijn thuiskomst alleen wat familieleden gezien. Ik ben in twee winkels geweest: de supermarkt in de buurt en deed er boodschappen waarmee ik wel twee weken vooruit kan, en in een mooie bloemenwinkel om daar een apart boeket samen te stellen voor Broer, die nu eindelijk klaar was met zijn taak van het afwikkelen van de erfenis van Vader en Moeder: dat momentum mag wel even gevierd worden. Wij brachten onverwachts die bos bloemen, allergrootste kans dat er iemand thuis was, dat was zo, een kopje thee en Broer moest gaan vergaderen op het internet. 

Het was de eerste dag volledig thuis en de 1,5 meter afstand houden was al ingesteld en het is raar, je kunt niet onderuitzakken, je maakt subtiele rare bewegingen om elkaar niet aan te raken, het is een rare nieuwe vorm van beleefdheid die geheel haaks staat op wat je wilt: je zoekt nabijheid, maar moet juist afstand houden... en nee, je kunt geen plan maken om het te vieren met een etentje buitenshuis want niemand weet wanneer dit weer mogelijk is... 

Gisteren  was het mooi weer en ik ging wandelen, van huis uit naar De Berendonck, de recreatieplas , ongeveer vier kilometer verder. Dat is ook de afstand op Bali van mijn kamer naar Payangan, de laatste lange wandeling die ik gemaakt heb. Ik liep een soort van parallelle wandeling. Het geheugen in mijn voeten activeerden de wandeling aldaar. Liep ik hier de nieuwbouwwijken uit, ik liep tegelijkertijd langs de oude muren met de poorten die naar de binnenplaatsen leiden, bamboebogen ervoor, rieten tempeldaken die erboven uit steken. Hoorde ik hier autoverkeer, tegelijk waren er honden en hanen en krekelgeluiden en een enkele scooter. 

En zo ging de wandeling verder: waar het industrieterreintje en het oosterse restaurant was, daar kwam ik in de buurt van de hanengevechttempel en waar ik de snelweg overstak daar begon dat groene stille tropische bos vol kokosbomen en bananenbomen. En nee, ik hoefde nu geen berg op en af te klimmen, ik kuierde over vlak land langs het woonwagenkamp en het crematorium... Aangekomen liet ik me op de grond zakken, op hetzelfde plastic tasje dat ik ook op al mijn wandelingen aldaar mee had, maar nu zat ik tegen een boom, dik ingepakt zodat de schrale wind mij niet deerde, in de lentezon met een thermoskan thee en boterhammen met uitzicht op het glinsterende water. Niet het groen van rijstvelden was nu de hoofdkleur, maar blauw-wit-grijze tinten.

Zolang als  het Corona-tijd is, ben ik van plan om deze wandeling vaker te maken net zoals ik naar Payangan vaker op en neer ben gegaan. Tenzij er een totale lockdown komt, zou dit dan ook niet meer kunnen? ... Deze wandeling is een beetje informeel en incognito langs woonwijken enzo. Anders dan naar een natuurgebied met een officiële parkeerplaats ervoor. De Haterse Vennen, enkele kilometers verder was gisteren volgepakt tot en met aan de kanten van de toegangswegen. Stranden en parken waren zó vol dat de 1,5 meter distantie niet te praktiseren was. En dit was dan het eerste weekende... Er is noodgedwongen bij iedereen een geweldige onderhuidse aardverschuiving gaande, (het kan niet meer als eerder, maar wat dan wel?) waarvan ik hoop dat na Corona-tijd daaruit een prettiger en menselijker samenleving tevoorschijn komt. Dat we nu als reptielen een oude huid van controle-hebzucht-concurrentie-ratrace afleggen voor een nieuw, vriendelijker velletje.

vrijdag 20 maart 2020

Wij zijn één. La Bohème

Koning Willem-Alexander heeft in die ene zin scherp en beeldend verwoord wie wij zijn: lichaam én geest. Dat is het aloude dilemma, waar al eeuwenlang over gefilosofeerd wordt... Wat is de verhouding tussen beide en is het mogelijk dat de geest een bestaan heeft los van ons lichaam, ook na onze dood? ... Dat laatste, daar zullen we nooit met zekerheid iets over kunnen zeggen, maar wél dat de kracht van de geest, nu, de kwetsbaarheid van het lichaam overwinnen kan.



‘Het coronavirus kunnen we niet stoppen, het eenzaamheidsvirus wel!’, zei hij. Met andere woorden:Wij hebben géén controle op ons lichaam, maar met onze geest is alles mogelijk! Wij moeten nu ons lichaam stil zetten en isoleren van elk ander lichaam, maar met onze geest kunnen we gaan en staan waar we willen. En dat bleek met dat iniatief van Sander Hoogendoorn: om 8.45 u. draaiden in meer dan 30 landen op 183 radiostations wereldwijd You’ll never walk alone van Gerry & The Pacemakers. ‘In de komende drie minuten zijn we allemaal één’, zegt hij in zijn aankondiging.



De NPO nam laat op de middag deze boodschap over door het maken van een leader waar te zien is dat Nederland bijna op slot gaat, premier Rutte oproept dat we het allemaal samen moeten doen en dat uitmondde in die ene zin: Wij zijn één. Wat deze zin nodig heeft om op geestelijk niveau waar te worden, is in de grond het vergeten en klein maken van je eigen ego: deze kunnen relativeren en voortdurend plaatsen in een grotere context. En daarvan zag ik meteen een voorbeeld.

Want na de Koninklijke toespraak, was André van Duin gast in DWDD. Hij heeft in januari zijn man, zijn levenspartner, die zo dichtbij hem stond als zijn eigen schaduw, zei hij, verloren. Daar zat hij, sterk vermagerd maar met een mildheid en in staat om rustig over zijn eigen verdriet te kunnen praten, maar er tegelijk overheen te kunnen stappen. Hij is een echte clown, dacht ik, de traan en de lach bewegen zich voort in één en dezelfde stroom. Hoe lang in zijn leven is hij niet in de hoek gezet van de simpele humor voor het volk, goedkoop vermaak waar de elite niks mee had? Nu wordt hij het meest genoemd bij de aanvraag naar ‘Troost-tv’, rond 23u. op NPO 3. ‘Ik kan wel lachen om mezelf’, zegt hij daarover.

Zijn professionaliteit bleek toen hij het gevraag van Matthijs van Nieuwkerk onderbrak door te zeggen dat er nog zes minuten zendtijd was en hij Matthijs van Nieuwkerk wilde verrassen met het zingen van La Bohème van Charles Aznavour.  De tekst heeft hij zelf ooit vertaald uit het Frans, met een woordenboekje erbij en hij had het eerder in de pre-show voor hem gezongen, wetend dat het lied zoveel voor Matthijs van Nieuwkerk betekende. Deze verraste André weer, door te vertellen hoevéél dat optreden voor hem betekent en hoort bij zijn hoogtepunten van 15 jaar DWDD maken. De gekrabbelde vertaalde tekst in het handschrift van André, heeft een plekje in zijn huis.

En toen zong hij het lied dat gaat over tijden die voorbij zijn gegaan en die tegelijkertijd blijven...het ging over zijn gestorven partner, over de gedeelde band van Matthijs en hij, over het einde van het tijdperk van DWDD, over jeugd, beginnend kunstenaarschap, het leven dat voorbij glijdt. En uiteindelijk gaat het dan ook over het overwinnen van de geest over het lichaam: wij zijn één.


donderdag 19 maart 2020

No plan

Dit is de oogst van twee dagen DWDD kijken: Chantal Janzen zingt Avond, een lied van Boudewijn de Groot en Lennart Nijgh met de woorden: ‘Ik geloof in jou en mij’, begonnen op haar Instagram-account, thuis achter de piano, haar eigen drukke kinderen en het thuisonderwijs ontvluchtend. Op You Tube heet de versie die ze dezelfde avond intens en de woorden uit haar hoofd, waar ze thuis nog op haar mobieltje kijkt voor de tekst,  Ode aan Nederlanders in quarantaine. 



Ruben Hein, net teruggevlogen uit een ver buitenland en op het nippertje dus gelukkig weer binnen de eigen landsgrenzen, zingt Your Song van Elton John en de woorden krijgen in Corona-tijd een andere betekenis, het wordt een liefdesliedje naar elk persoon, al mag je die nu niet meer dan op anderhalve meter afstand naderen of kun je die helemaal niet meer zien in één en dezelfde ruimte: You can tell everybody that this is your song... how wonderful life is, while you’re in the world ... De kracht van DWDD: om op dit liedje te komen nadat Ruben Hein dit al eerder zong in het programma in het kader van het thema: wie is de grootste songwriter Elton John of Paul Simon, waar ik overigens aan de kant van Paul Simon stond.



En dan was er de mini opera die nu dan Pandemie heet,ook al staande in een traditie om een actueel gegeven in een mini-opera van tweeminuten te vatten en uit de koker van DWDD: nu gezongen door Tanja Kross met woorden van Ilja Leonard Pfeiffer, die met een live-verbinding meekeek in zijn huis vanuit Italië en in zijn schoonfamilie een Corona-dode te betreuren had: de laatste zin was de belangrijkste: Wie zich wil redden moet voor ieder ander zorgen. 



En Ivo van Hove kwam op het idee om de 100 verhalen uit de Decamarone van Boccacio door acteurs te laten vertellen om zo tenminste de eerst volgende 100 dagen door te komen en bracht het lied No Plan van David Bowie in, het allerlaatste wat hij zelf nog heeft ingezongen, zelf niet in beeld, of toch wel, dacht ik, op een van de tv-schermpjes waar mensen in het donker bij een etalageruit naar kijken? Dat hele filmpje drukt de gemoedstoestand en de situatie uit van elk van ons: van binnen kijken we naar buiten, een vanzelfsprekende wereld van gaan en staan waar je wilt is onbereikbaar geworden, we leven voor het scherm, hunkerend naar elkaar, zonder plan het zomaar nog te kunnen realiseren...

Ik ging vroeg in de ochtend boodschappen doen, alle schappen waren vol, maar het was vorige week echt heel erg, het was niet leuk meer,  de mensen graaiden naar wc-papier, de pasta en alle blikken, ‘zó hebberig, zó akelig’ , vertelde de bedrijfsleidster. En ik was kort in Heumensoord, het bos waar ik vroeger veel kwam vanuit mijn werkplek aldaar en het had de drukte van een Zondag en mij viel het op dat er verder geen natuurgeluiden waren of ander leven om je heen...Op Bali vlogen er overal kleine en grote vlinders, kraanvogels en kleine zwaluwen, grote libellen, krekels, grote vuurvliegen in de nacht, salamanders en de tokèh die zo heet omdat zij haar eigen naam luid en duidelijk uitspreekt in de avond, het krioelde er van piepkleine miertjes tot hele  grote. Jongens hengelden in het altijd stromend water langs de rijstvelden... 

Ik denk aan Friesland en Terschelling waar ik in de loop der jaren ook geen weidevogels meer hoorde, maar kop op: het water in Venetië is nu helderder dan ooit en er zijn weer vissen in te zien. Op Bali keek ik weleens naar de live-webcams, de uitzichten uit verschillende hotels in Venetië: lege straten en pleinen, nauwelijks een boot op de Canal Grande en later een filmpje van een bewoonster die eindelijk haar stad terug vond, vrij van toeristen...

Ja! Ja! , hoop ik dan, misschien vindt de wereld zichzelf in deze gedwongen stilstand terug, een pas op de plaats, resetten... Geen plannen om te maken en zomaar uit te voeren, niet meer gericht op méér, méér, méér, op controle en concurrentie. Op zoek naar troost en zorg voor elkaar. De vogels beginnen te fluiten in mijn achtertuin, ik leef nog in Balinees ritme, waar ik vlak voor zonsopkomst wakker werd en de zon verwelkomde vanaf mijn terras, ik hoor voor het eerst ook nog andere vogels dan alleen de mussen, dat juich ik toe.

woensdag 18 maart 2020

Gekke thuiskomst

Gisterenochtend ben ik nog naar Payangan gelopen. Nog één keer door dat groen, berg-op-en-af, hanen kraaien, vroeg licht in het dampend blad, een heldere lucht, de bergen schemerden in de verte... De laatste keer babi guling eten, ‘Hé, kom je weer aangewandeld?!’zei de vriendelijke vrouw die Wayan Meirta heet en de naam Wayan wijst erop dat je de oudste bent. ‘Ik ben ook nummer satu, zei ik, nummer één dus, de eerste. Koko’s vader kwam met het idee dat ik een portie naar huis mee kon nemen en nu staat er in mijn koelkast een portie rijst met luwar een soort groene groente met kokossnippers en Balinese bloedworst: de baby guling lijkt me toch het lekkerst als het vers van het varken wordt gesneden. 

En ook een Angklung, de windgong toch nog binnen gehaald, dus die ging ook mee, de koffer in en die heb ik nu op een strategische plaats gehangen bij mijn open keuken, zodat ik er lichtjes tegen aan stoot, zonder opzet en dan dat typische klankspel volgt: zes tonen, die telkens anders bij elkaar klinken, afhankelijk hoe ze zijn aangestoten, En ik heb mijn sikkelzeis al ingewijd, wat dunne bamboe weggekapt en weer gebruikt om een gat in de zijkant van struiken wat te dichten. De mussen kwetteren gelukkig nog, in de verdere totale stilte.

Zo was het ook in de trein, ik zat er alleen in een volstrekt lege coupé, dat heb ik nog nooit meegemaakt. Op Schiphol was het ook  héél rustig en ergens vond ik het wel prettig om niet meteen die brassende altijd etende en drinkende en winkelende mensenmassa om mij heen te zien, als je net geland bent, is dat anders de eerste aanblik... Al vanuit het vliegtuig: géén ochtendspits, er reden maar enkele autootjes en vanuit de trein zag ik in flitsen voornamelijk vrachtwagens op de snelwegen en bij de woonwijken alle auto’s voor de deuren, naast elkaar in het gelid. Geen enkele bedrijvigheid, nergens, het leek alsof bouwprojecten ook stil stonden.

Geen geluiden van schoolgaande kinderen, fietsbellen die rinkelen, brommers die voorbij komen, verkeer in de verte: werkelijk het zijn alleen maar de vogeltjes die ik nu hoor ... in de trein werd al mailend in een uurtje tijd de boekenclub gecanceld, rare thuiskomst zo; welkom, maar wanneer  we elkaar weer zien, nog geen idee... Een conducteur zag me sjouwen met mijn koffer en vroeg: Hé ga je toch op reis?, ‘nee, ik kom thuis, maar het is wel gekke thuiskomst, alles zo stil’. Ja, Nederland zit zowat op slot, er zit ook bijna niemand in de trein... maar toch welkom thuis! ...en de treindeur sloot zich weer en wég was hij. Een conductrice zei door de microfoon: zorg goed voor elkaar. 

maandag 16 maart 2020

De tuin van de eendenman, o.a.

Ik wil geen weemoed hebben, maar voelde het desondanks vandaag toch wel een beetje...Voor de laatste keer... Ik hou niet van ‘voor de laatste keren’, door de drie dalen rondom Keliki Kawan wandelen. Wat eerst een ontdekkingstocht is en je niet weet hoe het precies zal verlopen, weet ik nu dat alle drie de dalen het heen en weer terug is. En toch weer een nieuw stukje ontdekt: op Google Maps zag ik een weggetje bij de bron die naar andere rijstvelden zou gaan en nu herinnerde ik mij ook dat ik een man met takken op het hoofd , langs een badende vrouw die kant op zag gaan.

Dus ik volgde het water, dat netjes gekanaliseerd is en kwam via een muur van een villa bij rijstvelden die de diepte indoken, deel van de rijstvelden van Kelusa. Nu ervaar ik het verschil: de dalen van Keliki Kawan zijn liefelijk en heel harmonieus ingericht, die van Kelusa zijn groffer en woester, er zijn ook minder offerplaatsen. Zou het uitmaken dat Keliki Kawan ook het dorp is met zoveel schilders? Zouden zij als het ware ook het landschap om hen heen ooit opgezet hebben als een schilderdoek en het nog altijd schilderen?

In de dessa van Kelusa ontstond er ook het raadsel van de eendenman. Die was ik in het begin tegengekomen, hij zei in een klein huisje daarachter te wonen met zijn broer en hij had eenden aangeschaft omdat zijn vrouw overleden was. Ik liep er weer en dacht even naar dat huisje te lopen. Ja, het was een klein huisje, maar wel met een mooie van zwart steen hoog gestapelde muur eromheen en toen ik er langs liep kwam ik in een prachtige landschapstuin die de diepte inging naar stromend water. De oorspronkelijke rijstvelden waren nu begroeid  met gras, er liepen keurig verzorgde treden van hout de diepte in en halverwege was er een sjiek buitenpaviljoen, waar je diep verzonken in de stilte en de prachtige beplanting kon mijmeren. Er stond ook een heel groot beeld van een vrouw in een mengeling van Afrikaanse stijl en de beelden op het Paaseiland.

Het huisje van de eendenman piekte als een scherpe driehoek, dat de illusie gaf of het zo naar beneden kon kieperen, die prachtige tuin in.... Het was net alsof ik mij in een mausoleum bevond. Zoals de Taj Mahal gebouwd is om een overleden echtgenote te eren, zo sprak deze prachtige tuin over vrouwelijke energie.... er was halverwege een rond terras met grote ronde stenen waaruit de papyrusplant groeide en ergens anders flankeerden twee vrouwenhoofden  het begin van een paadje dat verder de diepte in kronkelde. Je kon een rondweg wandelen, aan de ene kant naar beneden gaan dwalen om uiteindelijk weer langzaam naar boven klimmen met, als je dat wilt,een afslag naar het huisje.

De eendenman is dus heel rijk en zoals hij zelf al zei: de eenden gaven hem de mogelijkheid om door de dessa te dwalen en zo niet in het verdriet over zijn vrouw te verzinken. Ze waren er niet om in zijn levensonderhoud te voorzien. Ik weet nog dat het toen even door mij heen schoot: O, je kunt zomaar een kudde eenden kopen, heel arm ben je dus niet. Maar dit had ik niet verwacht. 

Een beetje weemoed dus, over mijn tijd hier en ik dit weer ga verlaten... Ik spring weer in een andere tijd, de Corona-tijd...Het heerlijke van zo lang op een plek zijn, is dat je de tijd kunt vergeten, je neemt elke dag voor héėl  lief en je weet dat alles vervuld is met ontdekkingen, hoe klein en miniem ook. Maar er is nog geen gewoonte en de macht van de gewoonte kan voor een grauwsluier en sleur zorgen. Misschien kan de Corona-tijd het ook mogelijk maken om op een nieuwe wijze naar jezelf en je omgeving te kijken. Wat ligt er verborgen onder het oppervlakte, wat wil je vorm geven? Misschien wel zo’n geheime tuin, zoals die van de eendenman of de geschilderde rijstvelden van Keliki Kawan.

zondag 15 maart 2020

Tussentijds, no time to die,,,

Het is hier vroeg in de ochtend nog voordat de zon opkomt. Gisteren mij geborgen gevoeld in het groene paradijs, hier. Het was, vermoed ik, toch een speciale dag, de dag met de Barong die vanuit de hanengevechten-tempel door Keliki Kawan is gekomen, omdat en ook in de rijstvelden meerdere verse offerbakjes met bloemetjes waren neergezet. Op een plek waar ik eerder urenlang een boekje las, geleund tegen een groter altaartje langs het pad, dat er toen niet-gebruikt uitzag, daar was het altaartje nu aangekleed met een zwart-wit geblokte doek en er lagen nu allemaal bloembakjes.

Toch kent dit paradijs ook een rafelrand. Er wordt gebouwd aan een toeristencomplex dat uiteindelijk twee parallel aan elkaar, naast elkaar gelegen dalen zal gaan verbinden, zo kwam ik daar gisteren achter. Ik liep in het ene dal en kreeg een praatje met een arbeider die daar werkte, Op een paar honderd meter afstand bouwen dezelfde arbeiders ook aan een onderkomen voor henzelf, van riet. Een maand geleden was het nog zeer krakkemikkig en dacht ik dat het misschien een soort van stal werd voor wat vee, of een schuur om wellicht de ploegen in te stallen. Men ploegt hier met een met de hand bestuurd motortje, zoals je een scooter bestuurt, er stonden er toen twee in een grotere bocht bij de waterstroom.

Maar deze man die nu  pauze had, vertelde mij dat dit de komende tijd zijn thuis wordt. Alle werknemers komen van Java, aangetrokken omdat ze op Bali een veel hoger loon krijgen. Hij heeft een gezin op Java en nu mag hij per maand vijf dagen naar huis, maar het is nog lang reizen met de bus... Daar leef je dan, met allemaal mannen bij elkaar, de sfeer is er heel anders dan die van de vriendelijke en rustige Balinese boeren... er schalt muziek uit een transistor... Dus nu ben ik de enige toerist die in de verdere stilte en het gemurmel van water loopt... Maar hoe gaat dat er zometeen uitzien, met een toeristencomplex?... In ieder geval zal ik er dan niet meer de enige zijn, die geniet van de intense vrede hier...

Ik ga mijn laatste dag in en het nieuws dat Nederland wegens Corona helemaal op slot gaat, buitelt over mij heen. Nichtje L. had gejuicht, want ze zit voor haar eindexamen en moest nog heel hard werken om haar Spaans op te vijzelen, daar heeft ze nu alle tijd voor... Ik word wakker met het liedje van Billie Elisch voor de nieuwe James Bond-film in mijn hoofd: No time to die .... Enfin, de hanen beginnen te kraaien, ik ga buiten op het terras het ochtendgloren van mijn allerlaatste dag hier, verwelkomen. 

zaterdag 14 maart 2020

Shoppen in Payangan. Barong & Bali

Wat een dagje! Ik ging vroeg op pad naar Payangan om te ‘winkelen’ voor wat souvenirs, zoals dat een westerse toerist betaamt. Alhoewel er ook een mooi Indonesisch woord voor is olèh-olèh. Als kind vond ik dat naar ‘lekker-lekker’ klinken. Ik had mijn zinnen gezet op een bamboe windgong voor onder mijn afdakje, die ik eerder had gezien, maar het winkeltje, eentje met een westers uiterlijk, ligt vlak voordat je de hoofdstraat bereikt en om er niet mee te hoeven te sjouwen, dacht ik om het op de terugweg te kopen, maar toen zat het dicht, dus geen windgong.

Wel een kilo mangistan en een kilo van een andere vrucht gekocht, die ik niet ken, de vorm van een mango, maar de substantie is crème-kleurig wit en salaks, het geschubde slangenfruit. Om hier op te eten, maar misschien gaan er toch een paar mee naar huis... het was zo’n aardige oude verkoopster en ik wist niet hoe ik ‘doe naar een halve kilo’ moest zeggen. Het eerste echte souvenir werd een donkergroene kabaya van gaatjesstof, zoveel gedragen hier... Het tweede werd een grote vierkante ‘dienblad-mand’ omdat ik hier heb gezien hoe die dagelijks gebruikt wordt om alle offerschaaltjes mee te vervoeren of ze erop te maken. Het derde werden drie pakjes kretek-sigaretten, ik had thuis nog ėén sigaret over, nog uit een pakje dat vader mij heel lang geleden gegeven heeft, zo zelden zal ik er eens eentje gaan roken.

Toen ging ik aan de hoofdstraat zitten, gewoon maar rondkijken. Waar wacht die groep jonge mensen op in gele sarong en wit bovenstuk en witte band? En kwamen open vrachtauto’s in een optocht voorbij vol mannen in dezelfde tempelkleding, richting de bergen, wat zou er nu weer te doen zijn? Wat is er toch veel sociale activiteit: ook hier liépen kinderen in kleding van de padvinderij, zoals de school bij Keliki Kawan nu omgetoverd was tot akela-hol, het schoolpleintje was vol welpen.

Ik ging weer babi guling eten bij een paar heel vriendelijke vrouwen, het varken werd aan het spit bij eentje thuisbereid. Terwijl ik at kwam haar dochtertje die haar een eetbak overhandigde. Ze zag mij kijken: het was bubur, rijstenpap, met groenten en tempeh. ‘Wil je proeven?’ vroeg ze en ze schepte een aanzienlijke deel op mijn bordje. En toen ik zei dat ik de Balinese bloedworst zo lekker vond, gaf ze me zó weer een stuk, dat naast de laatste resten van het varken lag. Toen bleek dat ik single was en geen kinderen had, vroeg ze snel hoeveel broers en zussen ik dan had en toen ik vertrok zei ze: Hier wil je mijn dochtertje mee naar huis nemen? Het dochtertje lachte verlegen naar me. Het was een mild en troostend grapje, heel apart om te ondergaan...

Op weg naar huis kwamen vlak na de laatste berg weer een heel aantal jongens en jongemannen mij in feestkleding tegemoet gewandeld. Mooie sarongs, witte bovenkleding, witte hoofdband, sommigen met een houten kris om hun middel. Gingen die nu naar het feest in Payangan, was dat een uitloper van die stoet in de ochtend, of liepen ze ergens vandaan? En er bleven over de weg er steeds meer te komen, een gestage stroom. Ik besloot ze tegemoet te lopen en niet de afslag te nemen in de groene stille oase en wat ik toen zag had ik helemaal niet verwacht.

Ik kwam uit bij tempel Hyang Api de tempel van de hanengevechten en daar krioelde het van de mannen en jongens, zeker zoveel als de eerste dag van het feest van de hanengevechten, ik denk dat alle mannen die vijf dagen lang mee hebben gedaan, er waren... en dan erbij hun jongenskroost. Allemaal in tempel-feestkleding. Er zat een gamelanorkest in het voorste paviljoen, het terrein waar de hanengevechten hadden plaatsgevonden en toen ik aankwam kon ik van buiten, net over de muren kijkend, dat er een Barong uit het binnenste gedeelte van de tempel kwam, begeleid met vele parasols. Het orkest verhief zich en liep als eersten de tempelpoort uit, achter een grote gong aan en daarna kwam Barong de tempel uit en waar hij voorbijliep gingen de mannen hurken. Zoveel mannen en jongens! Een heel klein gedeelte sloot zich aan bij de processie die richting bos ging. Velen bleven waar ze waren, velen pakten hun scooters gingen weer, degenen die ik onderweg had gezien waren dus ook huiswaarts keerders.

Maar ik had wel meermaals een stem door de microfoon Keliki Kawan horen zeggen...zou de processie dan uiteindelijk middels een grote lus, door Keliki Kawan komen? In feite hoefde ik de offerschalen die voor de ingangen van de familiecomplexen maar te volgen, als het omgekeerde spoor dat Klein Duimpje met broodkruimels uitzet om weer thuis te kunnen komen,daar zou de Barong langs komen. Maar ergens raakte ik toch het spoor bijster. Dan maar naar huis.

Hier aangekomen zag ik de overbuurvrouw een offerschaal op een tafeltje aan de kant van de weg zetten en binnen legde ook de moeder van Koko haar laatste hand aan een offerschaal en iedereen hier was in feestelijke tempelkleding, ook de kleine Eiko. Maar niet de vader van Koko  en Koko zelf was er ook niet... Ze zijn de minst ‘gelovigen’. De oom die eerder met een bloedende haan was thuisgekomen was wel in feestkledij. Ik had mij net gedoucht en toen hoorde ik al trommels en de gamelanmuziek, een te korte tijd om mezelf in tempelkleding te hijzen, dus ik snelde naar beneden in mijn westerse kloffie. De moeder van Koko zei duduk disini! Achter de poort dus gaan zitten, niet aan de kant van de weg,  het is kennelijk een feest van de mannen, al liepen er in het staartje ook enkele vrouwen. 

Zoveel feesten, zoveel mensen op de been, zoveel vanzelfsprekendheid om in groepen met elkaar op te trekken en dicht tegen elkaar bijeen te zitten, de sfeer is gezellig en ontspannen en geanimeerd. In een flits zie ik de stijfheid van kerkbezoek, allemaal in het gelid in de banken... veel liever maak ik Barong en Bali mee.

donderdag 12 maart 2020

Op de binnenplaats

Vandaag heb ik zeer welbewust het leven onder mij mee gemaakt. Ik kijk tussen de spijlen van het balkon door, ik zit in een soort van dode hoek: zij zien mij niet van onder, ik hen wel. Alleen tussendoor daalde ik af, voor een tweede kop koffie. Koko’s moeder zei: Tungu!  Wacht!... Eventjes... Een andere vrouw was aan het skypen en ze werd er net bijgehaald. Ik realiseer me steeds meer, dat in het Indonesisch, de toon, de muziek maakt. De taal is heel eenvoudig, één woord kan een bevel zijn, of de aansporende, vragende wijze. 

Natuurlijk wachtte ik, plan-plan, ik heb ook tijd zat. Er bestaan de woorden jam karet, de elastieken tijd, tijd is geen eenheid die bestaat uit minuten of uren, als je zegt dat je over een half uur komt, dan is dat jouw halve uur, zoals jij dat beleeft, niet wat de klok aangeeft. Ik denk dat beide in ons gezin een van de cultuurverschillen werd, tussen ouders en kinderen. Wanneer eten we, wanneer vertrekken we? Over een half uur... Dan stond je klaar en er gebeurde dan niks. ‘Wacht!’ en dat klonk je dan in de oren als een bevel, terwijl wellicht een aansporing bedoeld was... Maar ja, je was een kind en in die zin dus afhankelijk van je ouders... En zo word je dan als je volwassen bent zelf een beetje allergisch voor te laat komen...

Al die kleine scènes die zich afwisselen: een baby'tje gaat van hand tot hand, de vader van Koko komt terug van het mandi mandi, het baden, waar ik tevoren de moeder van Eiko, haar dochtertje toe zag aansporen om dat samen te gaan doen, Eiko lag in het ceremoniepaviljoen op de grond te spelen met een springveer en neuriede, en toen ik dat ook ging doen liet ze zich verleiden in mijn melodietje en ik daarna weer in het hare. Baden gebeurd ergens achterin. 

De moeder van Koko ging na het koken de ochtendrituelen doen, overal offermandjes verversen en daartoe wikkelt ze een sarong over haar stoffen broek heen en daarna gaat ze  offerversieringen vlechten van palmblad, even alleen, en dan roept ze naar  Eiko: Waar ben je? en van achteren komt Eiko weer aanfietsen. Een vrouw die ’s ochtends vroeg of ik weer ging wandelen, was bezig met iets in een grote ronde mand (offerbakjes nieten, zie ik nu: vroeger gebeurde dit met bamboespelden, maar de moderne tijd heeft de nietmachine gebracht) Ze pakte daarna een bordje eten, haar man loopt voorbij en even praten er wel vijf met elkaar, terwijl Eiko erom heen hangt en het baby'tje gewiegd wordt.

Nu was het ineens stil, een ieder in de eigen vertrekken. Grote kans dat de moeder van Koko in de winkel is, waar achter ook het aanrecht is en daarachter de gaspitten. Zij heeft er wel zes tot haar beschikking en vanochtend stond er op vier wat te branden. Ik kreeg als ontbijt Bubur katjang ijau, pap van de groene spruiten waar taugé uitkomt. Het kwam zomaar in mij op om dit te kennen, dat kan alleen maar van heel vroeger komen, van mijn oma.... Of ze is een dutje aan het doen, en dan is haar man in de buurt van de winkel.

En nu zijn er ineens weer drie met elkaar aan het praten. Er komen ook leveranciers op scooters langs ter bevoorrading van de winkel en gasten: een leeftijdgenoot van Koko praat met zijn vader en skypet ondertussen ook met Koko (of heet dat tegenwoordig niet meer zo, is het FaceTimen?), die op pad is met de auto onder Kuta, zag ik op zijn Instagram en die mij waarschijnlijk in beeld voorbij ziet komen. Ik kwam voor een fles koud water. Ik krijg de vraag namens Koko of ik al weet of mijn vlucht wel gaat, wegens het corona-virus... Ik zeg dat ik binnenkort een vluchtbevestiging verwacht, maar dat dit nu, vier dagen ervoor nog wat te vroeg is... De situatie in Nederland verandert wel héél snel. In mijn nacht blijkt nichtje L. niet meer te mogen hockeyen, hoorcolleges afgelast, musea gesloten...

Vanochtend was ik zelf heel vroeg op, als eerste met de moeder van Koko, ik stond voor op het balkon. We zagen elkaar en zeiden Selamat Pagi!, goedemorgen. De hanen moesten nog beginnen met kraaien.

Ceremonie

Ik kan de dagen alweer tellen dat ik weer naar huis ga... Ik ben nu eenmaal een sentimentele donder, dus nu ontstaat er al het gevoel: nog even heel intensief alles in me opnemen, want zometeen is deze hele wereld waarin ik me nu bevind weer héél ver weg. Zoals mijn nieuwbouwwijk dat nu ook voor mij is. Met bijna bevreemding zie ik het fietspad voor me, achter mijn huis, de wijken met de rijtjeshuizen en de autootjes voor de deur, en stoplichten enzo. En een winkelcentrum vol spullen, al die goederen en al die mensen die hun tijd besteden om deze te gaan kopen...

Dus ik luisterde naar het gekeuvel van familieleden onder me. Balinezen worden van jongs af aan getraind om in harmonie met elkaar te leven. Ik heb in deze hele maand geen enkele keer spanning of een onvertogen woord gehoord. Er hangt een soort gemak, alsof het allemaal vanzelf gaat. Gisteren vroeg familie van  Koko, die een soort beheerder is van het restaurantje en drie kamers voor toeristen, zijn baas is een Nederlander die hier al meer dan dertig jaar woont in het huis erachter, getrouwd met iemand uit Keliki Kawan, hoeveel dagen ik nog had. Vijf dus. ‘Nederland lijkt me wel een mooi land.’ 'Er is veel stress’, zei ik. ‘Dát kennen wij hier niet’, zei hij lachend.

Ik ging wat wandelen; mijn eigen vorm van ceremonie. Misschien naar Payangan, maar niet als verplicht doel. Heerlijk al het tropische groen, de rust en de stilte, alleen het geluid  van water overal, in vochtige kaswarmte. Weet je wat, in plaats van rechts, de berg op en af, maar eens rechtdoor. Ik daalde ergens langs heel veel trappen af, richting het geluid van een watervalletje en ik zag boven in de verte de weg naar Payangan liggen. En natuurlijk weer offerplaatsen en ineens veel beestjes om mij heen, toen ik even met mijn voeten in het water zat: een soort van duizendpoot naast me en daaromheen krioelde het ineens van miertjes. Even rustig zitten, was dus niet de bedoeling.

Ik klom weer omhoog en vervolgde mijn weg, langs ommuurde binnenplaatsen, waar de rieten tempeldaken bovenuit staken. Ze zeggen dat Bali het land is van de 10.000 tempels, maar als je alle familietempels ook telt, dan moeten het er véél meer zijn... Na dik drie weken kom ik er dus achter dat op het einde van de straat, waarvan ik dacht dat deze doodlopend was, eindigend in villa’s voor toeristen, er ook een dorpstempel is, die tegen de rijstvelden aanligt. Je moet daarvoor nu schuifelen langs de muur van de villa’s. Twee dagen geleden kwam ik terug van een wandelingetje, komen er allemaal vrouwen naar boven gelopen met offerschalen op hun hoofd... Hoe kan dat nou?! We komen van een ceremonie, zegt de buurvrouw van Koko, maar nu is die voorbij. Nou,wat jammer! is het eerst wat ik denk, daar had ik wel bij willen zijn. Om vervolgens mezelf te betrappen dat ik ook zo’n hebberige westerse toerist ben: waarom wil ik alles per se zien? Alsof men hier daarop staat te wachten, vreemde ogen die mee kijken...

Het gaat hier almaar door, ceremonie na ceremonie. Naast koken is men hier ook altijd bezig met het maken van iets, voor een ceremonie. 's Avonds hoor ik vaak trommelgeroffel of gamelanklanken in de verte. ‘Ach, ja, dat was weer een ceremonie’, zei Koko wat verveeld tegen me... 'Hier, wil je wat fruit?’ Hij ziet het belang er niet zo van in. Ik heb hem tot nu toe één keertje een groet met de handen naar boven zien maken, voor de poort van de familetempel. Winkelen lijkt in het Westen wel een soort van ceremonie.

woensdag 11 maart 2020

Idylle Keliki Kawan

Een idylle, dat is het enige woord dat vandaag in mij opkwam. De rijstvelden in de vallei van Keliki Kawan. Er zijn landschappen die voor altijd onder je huid gaan zitten en vanaf vandaag stroomt Keliki Kawan definitief door mijn bloed, Vandaag was er een blauwe lucht met enkele witte wolkjes en een verfrissend briesje. Ik liep in slakkengang tot de uiterste punt.

Het is een vallei met een weggetje erdoorheen dat steeds smaller wordt en eindigt in de rijstvelden. De boeren lopen natuurlijk gewoon door, omhoog en omlaag, op alle hobbelige dammetjes en walletjes die de rijstvelden van elkaar onderscheiden waardoor er in de ene jonge plantjes staan en in een ander de rijst al verder volgroeid kan zijn. Ik vind het toch te onregelmatig om mij erop te wagen,voor mij is het onbekend en onvoorspelbaar  terrein.

Toen draaide ik me dus om. Daar aan de horizon waren ineens de contouren van drie bergen! Nog niet gezien, de lucht was nog nooit zo helder. Het volkomen cliché van een Balinees landschap voor mijn ogen: in de verte bergtoppen en dan groen-groen-groen rijstvelden in terrassen, omzoomd met allerlei bomen in alle tinten groen.... Stilte  en gemurmel van water om mij heen. In de groene boezem van de natuur, schoot er door mij heen, en dan al die witte kraanvogels... het is van een klaarte en een schoonheid...(zucht) Ik schrijf dit nu bij een volle maan en het getsjirpt van krekels.

maandag 9 maart 2020

De weg van het vlees, enzo

Vijf dagen na het vijfdaagse tempelfeest zou er weer wat te doen zijn. Zou de info kloppen? Soms mis ik toch de clue. Zo liep ik vorige week vergeefs in tempelkleding naar de tempel, maar er was niks te doen. Of toch wel: achter de tempel op de parkeerplaats waren twee partytenten opgebouwd met bbq-spullen. Eromheen een internationale groep toeristen in kekke kleding, luidruchtig. Die sfeer van; kijk mij leuk zijn, leuker leukst, de blikken die men naar elkaar werpt. Ze gingen joggen, het groen in, een klein paadje op langs bananenbomen en een boer. Ik besloot ze te volgen, maar verloor ze alras uit het oog, dus toch maar terug.

Dus dan maar wat rondlopen, zomaar een zijstraat in, ik deed mijn tempelsjaal maar af. ‘Hé hallo! ‘ hoorde ik, 'waar ga je heen? Ik kijk en denk, hé dat is Mirjam!’, een boer met wie ik eerder had gesproken, maar ik wist zijn naam niét meer, beetje stom. Een uurtje later zat ik die dag met mijn voeten in het water bij de bron en daar kwamen de joggers afgepeigerd aan, op weg naar de BBQ. Het gebeurt me nu vaker dat iemand vanaf een scooter heel vriendelijk en breedlachend mij groet. Vandaag in de tempel gebeurde het één keer, maar ik weet  telkens niet wie die ander is...

Het was weer druk in de tempel en nu hing er een gemoedelijke familiesfeer. Ouders, kinderen , grootouders: vader en zoon naar de hanengevechten, moeder met kinderen, vaak twee, nooit meer, blijven in het middengedeelte. Naast me zaten ze een gegrilde bockworst te eten, met mayonaise en curry, daar leek het op, in een plastic bakje met deksel. Haar man kwam terug van de hanengevechten, tilde de deksel van de rieten offermand op en daar lag bovenin... een gebakken haan! Zou dit de dag zijn, dat iedereen met de haan die eerder verloren heeft, gebakken en wel terugkeren naar de tempel, om deze te laten zegenen en die dan thuis te verorberen? Want iedereen liep met voedselmanden het binnenste gedeelte van de tempel in, er waren helemaal geen torenhoge offerschalen, ik zag ėén vrouw er eentje de tempel uitdragen. Logistiek gezien zou dat kloppen: als dit dan de eindviering is van de hanengevecht-feesten, dan moet ook al het fruit en alle offerandeschalen, de tempel weer uit.

Voor de laatste keer keek ik naar de hanengevechten. ’s Ochtends vroeg in de drukte, de mannen glimlachen naar elkaar, zij lopen, hun haan vertroetelend, van de een naar de ander. Een haan won de ene keer, zijn baas streelde hem, maar bij het volgende gevecht verloor hij, en zijn baas vertoont geen enkele emotie; ‘ dat was het dan, oké’,  lijkt hij te denken. Bijna als een geregisseerde slow-motion choreografie zonder agitatie of een sfeer van geweld of wreedheid. Zo is het leven, denk je, het ene moment alive  & kicking, en dan is het over, de weg van het vlees...

Buiten de tempel kocht ik in het laatste stalletje een sikkelzeis. Om bamboe in mijn achtertuin mee weg te kunnen kappen. Groei inperken, bamboe oogsten  en hergebruiken, de weg van de mens en de natuur. Hoe  kleinschalig het ook is, in mijn stadstuintje tegenover al dat ademende en levende groen hier om mij heen.