donderdag 12 maart 2020

Op de binnenplaats

Vandaag heb ik zeer welbewust het leven onder mij mee gemaakt. Ik kijk tussen de spijlen van het balkon door, ik zit in een soort van dode hoek: zij zien mij niet van onder, ik hen wel. Alleen tussendoor daalde ik af, voor een tweede kop koffie. Koko’s moeder zei: Tungu!  Wacht!... Eventjes... Een andere vrouw was aan het skypen en ze werd er net bijgehaald. Ik realiseer me steeds meer, dat in het Indonesisch, de toon, de muziek maakt. De taal is heel eenvoudig, één woord kan een bevel zijn, of de aansporende, vragende wijze. 

Natuurlijk wachtte ik, plan-plan, ik heb ook tijd zat. Er bestaan de woorden jam karet, de elastieken tijd, tijd is geen eenheid die bestaat uit minuten of uren, als je zegt dat je over een half uur komt, dan is dat jouw halve uur, zoals jij dat beleeft, niet wat de klok aangeeft. Ik denk dat beide in ons gezin een van de cultuurverschillen werd, tussen ouders en kinderen. Wanneer eten we, wanneer vertrekken we? Over een half uur... Dan stond je klaar en er gebeurde dan niks. ‘Wacht!’ en dat klonk je dan in de oren als een bevel, terwijl wellicht een aansporing bedoeld was... Maar ja, je was een kind en in die zin dus afhankelijk van je ouders... En zo word je dan als je volwassen bent zelf een beetje allergisch voor te laat komen...

Al die kleine scènes die zich afwisselen: een baby'tje gaat van hand tot hand, de vader van Koko komt terug van het mandi mandi, het baden, waar ik tevoren de moeder van Eiko, haar dochtertje toe zag aansporen om dat samen te gaan doen, Eiko lag in het ceremoniepaviljoen op de grond te spelen met een springveer en neuriede, en toen ik dat ook ging doen liet ze zich verleiden in mijn melodietje en ik daarna weer in het hare. Baden gebeurd ergens achterin. 

De moeder van Koko ging na het koken de ochtendrituelen doen, overal offermandjes verversen en daartoe wikkelt ze een sarong over haar stoffen broek heen en daarna gaat ze  offerversieringen vlechten van palmblad, even alleen, en dan roept ze naar  Eiko: Waar ben je? en van achteren komt Eiko weer aanfietsen. Een vrouw die ’s ochtends vroeg of ik weer ging wandelen, was bezig met iets in een grote ronde mand (offerbakjes nieten, zie ik nu: vroeger gebeurde dit met bamboespelden, maar de moderne tijd heeft de nietmachine gebracht) Ze pakte daarna een bordje eten, haar man loopt voorbij en even praten er wel vijf met elkaar, terwijl Eiko erom heen hangt en het baby'tje gewiegd wordt.

Nu was het ineens stil, een ieder in de eigen vertrekken. Grote kans dat de moeder van Koko in de winkel is, waar achter ook het aanrecht is en daarachter de gaspitten. Zij heeft er wel zes tot haar beschikking en vanochtend stond er op vier wat te branden. Ik kreeg als ontbijt Bubur katjang ijau, pap van de groene spruiten waar taugé uitkomt. Het kwam zomaar in mij op om dit te kennen, dat kan alleen maar van heel vroeger komen, van mijn oma.... Of ze is een dutje aan het doen, en dan is haar man in de buurt van de winkel.

En nu zijn er ineens weer drie met elkaar aan het praten. Er komen ook leveranciers op scooters langs ter bevoorrading van de winkel en gasten: een leeftijdgenoot van Koko praat met zijn vader en skypet ondertussen ook met Koko (of heet dat tegenwoordig niet meer zo, is het FaceTimen?), die op pad is met de auto onder Kuta, zag ik op zijn Instagram en die mij waarschijnlijk in beeld voorbij ziet komen. Ik kwam voor een fles koud water. Ik krijg de vraag namens Koko of ik al weet of mijn vlucht wel gaat, wegens het corona-virus... Ik zeg dat ik binnenkort een vluchtbevestiging verwacht, maar dat dit nu, vier dagen ervoor nog wat te vroeg is... De situatie in Nederland verandert wel héél snel. In mijn nacht blijkt nichtje L. niet meer te mogen hockeyen, hoorcolleges afgelast, musea gesloten...

Vanochtend was ik zelf heel vroeg op, als eerste met de moeder van Koko, ik stond voor op het balkon. We zagen elkaar en zeiden Selamat Pagi!, goedemorgen. De hanen moesten nog beginnen met kraaien.