Gisterenochtend ben ik nog naar Payangan gelopen. Nog één keer door dat groen, berg-op-en-af, hanen kraaien, vroeg licht in het dampend blad, een heldere lucht, de bergen schemerden in de verte... De laatste keer babi guling eten, ‘Hé, kom je weer aangewandeld?!’zei de vriendelijke vrouw die Wayan Meirta heet en de naam Wayan wijst erop dat je de oudste bent. ‘Ik ben ook nummer satu, zei ik, nummer één dus, de eerste. Koko’s vader kwam met het idee dat ik een portie naar huis mee kon nemen en nu staat er in mijn koelkast een portie rijst met luwar een soort groene groente met kokossnippers en Balinese bloedworst: de baby guling lijkt me toch het lekkerst als het vers van het varken wordt gesneden.
En ook een Angklung, de windgong toch nog binnen gehaald, dus die ging ook mee, de koffer in en die heb ik nu op een strategische plaats gehangen bij mijn open keuken, zodat ik er lichtjes tegen aan stoot, zonder opzet en dan dat typische klankspel volgt: zes tonen, die telkens anders bij elkaar klinken, afhankelijk hoe ze zijn aangestoten, En ik heb mijn sikkelzeis al ingewijd, wat dunne bamboe weggekapt en weer gebruikt om een gat in de zijkant van struiken wat te dichten. De mussen kwetteren gelukkig nog, in de verdere totale stilte.
Zo was het ook in de trein, ik zat er alleen in een volstrekt lege coupé, dat heb ik nog nooit meegemaakt. Op Schiphol was het ook héél rustig en ergens vond ik het wel prettig om niet meteen die brassende altijd etende en drinkende en winkelende mensenmassa om mij heen te zien, als je net geland bent, is dat anders de eerste aanblik... Al vanuit het vliegtuig: géén ochtendspits, er reden maar enkele autootjes en vanuit de trein zag ik in flitsen voornamelijk vrachtwagens op de snelwegen en bij de woonwijken alle auto’s voor de deuren, naast elkaar in het gelid. Geen enkele bedrijvigheid, nergens, het leek alsof bouwprojecten ook stil stonden.
Geen geluiden van schoolgaande kinderen, fietsbellen die rinkelen, brommers die voorbij komen, verkeer in de verte: werkelijk het zijn alleen maar de vogeltjes die ik nu hoor ... in de trein werd al mailend in een uurtje tijd de boekenclub gecanceld, rare thuiskomst zo; welkom, maar wanneer we elkaar weer zien, nog geen idee... Een conducteur zag me sjouwen met mijn koffer en vroeg: Hé ga je toch op reis?, ‘nee, ik kom thuis, maar het is wel gekke thuiskomst, alles zo stil’. Ja, Nederland zit zowat op slot, er zit ook bijna niemand in de trein... maar toch welkom thuis! ...en de treindeur sloot zich weer en wég was hij. Een conductrice zei door de microfoon: zorg goed voor elkaar.