vrijdag 27 maart 2020

Room. De dingen begroeten

Bob Dylan heeft een nieuw lied de wereld in geslingerd van 17 minuten: Murder most foul. Net naar geluisterd, in plaats van naar de geluiden van schoolgaande kinderen. Het broedende, het dreigende en intense van de muziek, traag en slepend en dan de woorden, waarvan flarden van zinnen precies deze Corona-tijd verwoorden... Dat geeft ook een realisatie dat we wereldwijd in hetzelfde schuitje zitten. Beelden van een leeg Delhi, Sidney, Venetië, Beijing in een documentaire op Arte nog zo erg verteld door de Franse maker die er met zijn Chinese vrouw woont als een uitzonderlijke situatie, terwijl we er nu allen mee te maken hebben: Het zijn plekken op de wereld waar ik geweest ben en mij verwonderde over en genoot van de speciale dynamiek die er dáár is tussen mensen...en nu is het er leeg en verlaten...



Ik zag gisteren de film Room op Netflix, aangeraden door Trouw. Het begint dat een jongetje van vijf in een kamer, dat een schuur blijkt te zijn, alle dingen om hem heen begroet: de tafel, de kast, het aanrecht, het dakraam. Ik moest meteen denken aan een gedicht van Paul van Ostaaijen: Marc groet s’morgens de dingen:

Dag ventje op de fiets met vaas met bloem
ploem  ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood naast de tafel
dag visserke -vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet 
pet en pijp
van het visserke-vis 
goeiendag

DAA-AAG VIS
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn


Dit is van een lichtheid en eenvoud die de omgekeerde stemming bevat als het lied van Bob Dylan. Beide stemmingen zitten wel dicht op je huid, het geeft onontkoombaar een intensiteit aan je blikrichting en de aandacht die er nu over de wereld waait. Gebonden aan de kleine dingen om je heen en aan een onzichtbaar virus dat ons in de greep houdt... 

De film Room, pas bij de aftiteling zag ik dat de basis een boek van Emma Donoghue is, een boek waar ik bij de verschijning in 2010 niet zo’n zin in had om deze te lezen voor de boekenclub. Ik vond het te heftig dat gegeven: het vijfjarig jongetje Jack zit met zijn moeder vanaf zijn geboorte opgesloten in een schuur met alleen een dakraam. Dit is zijn wereld, hij weet niet beter. Hij denkt dat dit alleen maar écht is en alles wat hij ziet op een klein TV-tje verzonnen is. Een klein muisje komt binnen, het eerste echte andere levende wezen dat Jack ziet. En Old Nick die voedsel en spullen komt brengen en waarvan Jack niet weet dat deze zijn Ma op 19 jarige leeftijd ontvoerd heeft en hij uit hen voorkomt. Zijn moeder blijft wel zeggen dat Old Nick niét hun vriend is. Zijn moeder wil ontsnappen met de hulp van Jack, maar moet hem dus eerst bewust maken dat er een binnen en een buiten is en er een hele wereld buiten is, die echt is en zo groot met zoveel mensen en dieren en dingen daarin.

Het is een film die spannend is, zo spannend als het gegeven zelf en ik wil het boek nu wél lezen in deze Corona-tijd omdat het inderdaad toepasselijk is. Beide stemmingen, zowel Bob Dylan’s lied als het gedicht van Paul van Ostaaijen zijn er aanwezig. En gelukkig kan Jack de dingen ook gaan begroeten met de lichtheid van Marc. Dat laatste ga ik nu vandaag ook weer doen.



PS: Wat geweldig, het boek van Emma Donoghue, in het Nederlands vertaald als Kamer, is als E-book bij de bieb beschikbaar. Ik kan meteen beginnen met lezen, dat is nog sneller dan met de fiets naar de bieb gaan!