Het is ook wel weer heerlijk om in mijn boshuisje te zijn.
Gisteren liep ik met zware rugzak vanaf de bus hiernaartoe en hoorde voor het eerst weer mijn eigen voetstappen. En het zware ademen door de inspanning! Hier aangekomen was alles zo wonderwel hetzelfde gebleven. Er waren wel tomaatjes gegroeid uit de zaadjes en de planten lagen van de zwaarte op de grond. Dat is het enige ‘karweitje’ waar ik mij meteen toe zette; ze even opbinden aan de takken van andere struiken eromheen.
Verder het alleen maar donker zien worden, de sterren zien verschijnen en bij mijn flakkerende lantaarn een avondmaal genuttigd: Peking eend, meegenomen uit Chinatown.
Daar liep ik nog tegen een ceremonie aan. Er waren veel hoogwaardigheidsbekleders die met overgave vanaf het balkon met de dansende draken aan het spelen waren.De kool werd ze voor de neus gehouden en dan weer omhoog getrokken. Uiteindelijk mochten de draken ze verorberen.
Vorig jaar werd ik zó meegenomen door New York dat ik ineens een keer midden op straat stilstond: bestaat het écht mijn huisje in het bos? Ik moest het van heel ver weer nabij halen. Dit jaar was het anders: ik droeg de stilte van het bos bij mij tijdens al mij belevingen. Eigenlijk zoals de dynamiek van New York het hele jaar bij me in de buurt was. Daarom wilde ik er naar terug en dan zó lang dat ik er als het ware even woonde.
Fijn om je op meerdere plekken tegelijk thuis te voelen.